gepubliceerd op 06 april 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende het sectorieel halftijds brugpensioen vanaf de leeftijd van 55 jaar met het oog op de bevordering van de tewerkstelling
23 JANUARI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende het sectorieel halftijds brugpensioen vanaf de leeftijd van 55 jaar met het oog op de bevordering van de tewerkstelling (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende het sectorieel halftijds brugpensioen vanaf de leeftijd van 55 jaar met het oog op de bevordering van de tewerkstelling, met uitzondering van de bepalingen in strijd met artikel 4, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 januari 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bewakingsdiensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2003 Sectorieel halftijds brugpensioen vanaf de leeftijd van 55 jaar met het oog op de bevordering van de tewerkstelling (Overeenkomst geregistreerd op 15 maart 2004 onder het nummer 70347/CO/317) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen, zowel die van de privé-sector als die van de militaire sector die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle bewakingsondernemingen die een activiteit uitoefenen op Belgisch grondgebied, ongeacht het feit of hun zetel zich in België of in het buitenland bevindt. § 3. Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden onder "ondernemingen" verstaan : de ondernemingen die voor rekening van derden bewakingsdiensten verrichten en onder "werklieden", de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Doelstelling
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft als doel een halftijdse brugpensioenregeling in te stellen met compenserende aanwerving om bij voorrang de tewerkstelling van de jongeren en de werklozen te bevorderen. HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden
Art. 3.Rekening houdend met de bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993 (Belgisch Staatsblad van 4 december 1993) en met het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1994), hebben de werklieden die hun arbeidsprestaties halveren, recht op een aanvullende vergoeding, bovenop de werkloosheidsuitkeringen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de bewakingsondernemingen".
Art. 4.De collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle arbeiders verbonden door een arbeidscontract met een onderneming die voor rekening van derden bewakingsdiensten verrichten voorzover dat : 1. ze de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben.Deze leeftijd moet bereikt zijn bij het effectief verstrijken van de opzeggingstermijn of uiterlijk op het moment waarop de arbeidsovereenkomst wordt aangepast; 2. ze recht hebben op de werkloosheidsuitkeringen;3. ze 10 jaar anciënniteit tellen in de sector, op voltijdse basis;4. ze op het tijdstip van de aanpassing van de arbeidsovereenkomst een beroepsverleden als loontrekkende van 25 jaar kunnen rechtvaardigen;5. ze gedurende een ononderbroken periode van 12 maanden die onmiddellijk voorafgaan aan de halvering voltijds tewerkgesteld zijn in dezelfde onderneming;6. het aantal arbeidsuren, na vermindering, per arbeidscyclus gemiddeld gelijk is aan de helft van het aantal arbeidsuren van een normale voltijdse arbeidsregeling in de onderneming. Worden gelijkgesteld voor de berekening van de anciënniteit de periodes van tijdskrediet die zijn opgenomen door de werknemers in uitvoering van de artikelen 3, 6 en 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002.
Art. 5.Het fonds kan evenwel slechts tegemoetkomen nadat de werkgever die het voornemen heeft van deze halftijdse brugpensioenregeling gebruik te maken, vooraf aan het fonds van deze intentie melding heeft gemaakt bij aangetekende brief en hierop schriftelijk gunstig advies heeft ontvangen van de raad van bestuur van het fonds.
In geval van ongunstig advies valt de aanvullende vergoeding ten gunste van de werknemers bedoeld bij artikel 4 die hun arbeidsprestaties halveren ten laste van de werkgever.
De adviezen waarvan sprake is in dit artikel dienen te worden verstrekt binnen een termijn van 90 dagen na ontvangst van de bij het eerste lid voorziene melding.
Art. 6.Teneinde de lasten van de eventueel toe te kennen halftijds brugpensioenen te verdelen, hebben de sociale gesprekspartners beslist het fonds voor bestaanszekerheid, genoemd "Sociaal Fonds voor de bewakingsondernemingen", te belasten met de verantwoordelijkheid om deze halftijdse brugpensioenen toe te kennen of te weigeren de betaling van de aanvullende halftijdse brugpensioenvergoeding ten laste te nemen tot de leeftijd waarop de bruggepensioneerde met pensioen gaat.
De hoofdelijke bijzondere werkgeversbijdrage (wet van 30 maart 1994) en de bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage, bestemd voor de sector werkloosheid tot de leeftijd van 58 jaar bereikt is, worden gedragen door het "Sociaal Fonds voor de bewakingsondernemingen".
De sociale gesprekspartners hebben de vaste bedoeling deze doelstelling te realiseren in het kader van het budget bepaald in artikel 8, alinea 2 van de statuten van het sociaal fonds, waarover het fonds voor bestaanszekerheid genoemd "Sociaal Fonds voor de bewakingsondernemingen" beschikt of zal beschikken.
De bijdrage voor het fonds mag evenwel in geen geval gewijzigd worden dan bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
Zij verklaren dat de leden van de raad van bestuur van het fonds in die zin zullen moeten handelen. Teneinde elk probleem te voorkomen, wordt er beslist dat het totaal bedrag dat nodig is voor de uitbetaling aan elke bruggepensioneerde tot op de leeftijd van het pensioen, zal moeten gecapitaliseerd worden vanaf het vertrek.
Art. 7.a) De werkgever is ertoe gehouden, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992), te voorzien in de vervanging van de bruggepensioneerde, die jonger is dan 60 jaar op het ogenblik van de opbrugpensioenstelling. b) De werkgever verbindt zich ertoe het halftijds brugpensioen waarvan hier sprake is, toe te kennen aan de werklieden die de toestemming hebben gekregen van de raad van bestuur van het fonds voor een eventuele tenlasteneming van hun halftijds brugpensioenvergoedingen. HOOFDSTUK IV. - Bedrag en uitkering
Art. 8.§ 1. De aanvullende vergoeding bij halftijds brugpensioen is gelijk aan het resultaat van de volgende bewerking : (te waarborgen inkomen - 1/2 netto referteloon) - werkloosheidsuitkering. § 2. Met te waarborgen inkomen wordt bedoeld het inkomen verkregen in het kader van het voltijds brugpensioen, vermeerderd met de helft van het verschil tussen het netto referteloon en het inkomen verkregen in het kader van dat voltijds brugpensioen. Het te waarborgen inkomen wordt afgerond tot de hogere euro. § 3. Het netto-referteloon wordt als volgt berekend : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Onder "gemiddeld bruto-uurloon" moet worden verstaan : het basisuurloon, vermeerderd met de premies voorzien in de sectoriële collectieve arbeidsovereenkomsten en/of op het niveau van de onderneming (het betreft terugkerende en periodieke premies) en waarop sociale bijdragen werden ingehouden, met uitsluiting van het vakantiegeld en van de toeslagen voor overuren. b. dit quotiënt wordt vermeerderd met 8,33 pct.om het bruto maandelijks referteloon te bekomen; c. na aftrek van de R.S.Z.-bijdragen berekend op 100 pct. van het loon en niet op 108 pct., en aftrek van de bedrijfsvoorheffing bekomt men het maandelijks netto referteloon; d. het uurloon voor de berekening is datgene dat is bepaald bij de loonschaal of in voorkomend geval het toegepast individueel loon;e. de coëfficiënt van de wekelijkse arbeidsduur, momenteel vastgesteld op 37, wordt aangepast naargelang van de wekelijkse arbeidsduur die van kracht is op het ogenblik van de berekening van het maandelijks netto referteloon;f. de dagen ziekte en de dagen afwezigheid ten gevolge van een arbeidsongeval worden gelijkgesteld in het kader van het budget van artikel 8, lid 2 van de statuten van het sociaal fonds.
Art. 9.De aanvullende vergoeding bij halftijds brugpensioen wordt uitgekeerd aan de gerechtigde in de loop van de maand volgend op de maand waarop hij recht heeft op de werkloosheidsuitkering.
De uitkering gebeurt op voorlegging van een bewijsstuk waaruit blijkt dat de betrokkene werkloosheidsuitkering heeft ontvangen. HOOFDSTUK V. - Toezicht
Art. 10.De raad van bestuur van het "Sociaal Fonds voor de bewakingsondernemingen" houdt toezicht over de correcte uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst HOOFDSTUK VI. - Compenserende aanwerving
Art. 11.De werkgever waarvan één of meerdere arbeiders kunnen genieten van de bovenvermelde beschikkingen moet aan deze arbeider(s) samen met de andere geschikte documenten bestemd voor de RVA één of meer formulier(en) "C4 halftijds brugpensioen" zorgvuldig ingevuld overhandigen, dit wil zeggen één of meer verklaring(en) (door dewelke hij zich verbindt hem (hen) te vervangen tijdens de bepaalde periode (in principe 36 maanden) door één of meer personen die aan de criteria bepaald in artikel 3, § 2 van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 (Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1994) beantwoorden. HOOFDSTUK VII. - Overgang naar het voltijds brugpensioen
Art. 12.De betrokken werknemer heeft recht op de aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers indien zij worden ontslagen, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2003 betreffende het sectorieel brugpensioen.
Indien hij op dat ogenblik de leeftijd van het voltijds brugpensioen niet heeft bereikt, kan de opzegging pas ingaan op de eerste dag van de maand volgend op die tijdens welke hij die leeftijd heeft bereikt.
Ingeval de werknemer de bepalingen van alinea 1 van dit artikel kan genieten, wordt de aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers indien zij worden ontslagen, berekend alsof de werknemer zijn arbeidsprestaties niet heeft verminderd.
Daartoe wordt het brutoloon dat de werknemer voor zijn halftijdse prestaties ontvangt, vermenigvuldigd met twee. HOOFDSTUK VIII. - Geldigheidsduur
Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2004 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2005.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 januari 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN