gepubliceerd op 27 juni 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de vorming en opleiding
23 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de vorming en opleiding (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 106;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de edele metalen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de vorming en opleiding.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 januari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.
Bijlage Paritair Subcomité voor de edele metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1999 Vorming en opleiding (Overeenkomst geregistreerd op 30 juli 1999 onder het nummer 51801/COF/149.03) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en de werksters.
Voorwerp
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector, in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1999-2000, gesloten op 8 december 1998 en van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen.
Risicogroepen
Art. 3.§ 1. In uitvoering van hoofdstuk III, afdeling VI, onderafdeling 1 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen wordt de inning van 0,15 pct. voorzien in het nationaal akkoord 1997-1998 (artikel 3.2, § 1) en afgesloten voor onbepaalde duur, bevestigd. § 2. Rekening houdende met de bepalingen van hoger genoemde wet, wordt deze inning aangewend tot ondersteuning van vormings- en opleidingsinitiatieven van personen uit risicogroepen, met name langdurig werkzoekenden, laaggeschoolde werkzoekenden, werkzoekenden van 45 jaar en ouder, werkzoekenden die het begeleidingsplan hebben gevolgd, herintreders en herintreedsters, bestaansminimumtrekkers, gehandicapten, migranten, werkzoekenden in een herinschakelingsstatuut, deeltijdse leerplichtigen, laaggeschoolde werklieden, werklieden die geconfronteerd worden met meervoudig ontslag, herstructurering of de introductie van nieuwe technologie en werklieden van 45 jaar en ouder.
Voor deze laatste categorie wordt daarenboven aanbevolen om vooraleer over te gaan tot de afdanking van een werkman van 45 jaar of meer, contact op te nemen met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis hiervan, met één van de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair subcomité, teneinde alternatieve mogelijkheden inzake beroepsopleiding of herscholing te onderzoeken.
Individuele gevallen kunnen overgemaakt worden aan het fonds voor bestaanszekerheid, teneinde begeleidingsmaatregelen te onderzoeken. § 3. Gezien deze inspanning, vragen partijen dat de Minister van Werkgelegenheid de sector zou vrijstellen van de stortingen van 0,10 pct. in 1999 en 2000 bestemd voor het "Tewerkstellingsfonds".
Voortdurende vorming
Art. 4.§ 1. Daarenboven zullen de inspanningen op het gebied van de voortdurende vorming van werknemers verder ondersteund worden door de inning van 0,10 pct. van de brutolonen, voorzien in het protocol van nationaal akkoord 1995-1996 (artikel 3.2, § 4, eerste lid) en afgesloten voor onbepaalde duur, vanaf 1 oktober 1999 op te trekken tot 0,20 pct. § 2. De basisopdracht van "Educam" omvat : Het ondersteunen van een sectoraal opleidingsbeleid, met name : - onderzoek van kwalificatie- en opleidingsnoden; - ontwikkeling van opleidingstrajecten in functie van de instroom en de permanente vorming; - kwaliteitsbewaking en certificering van de opleidingsinspanningen ten behoeve van de sector; - andere door de sector te bepalen opleidingsinitiatieven; - het ontwikkelen van initiatieven ter bevordering van de werkzekerheid van werklieden, meer specifiek zoals voorzien in artikel 3, § 1, van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 3. De ondertekenende partijen engageren zich om het actieterrein van "Educam" uit te breiden met de volgende initiatieven : - het erkennen en certificeren van productgebonden opleidingen evenwel steeds gekaderd in de bestaande trajectaanpak (basistechnieken gekoppeld aan productspecifieke opleiding), en rekening houdend met de eigen kwaliteitseisen; - het organiseren en het logistiek ondersteunen van opleidingssessies voor werknemers uit ondernemingen die omwille van hun structuur en hun omvang niet in staat zijn om de organisatie van de opleiding waar te nemen; - actief samenwerken met opleidingsfondsen die ressorteren onder andere paritaire comités of subcomités, in functie van een inhoudelijke afstemming van de opleidingsprogramma's; - het voeren van een promotiebeleid rond de "Educam"-producten en -dienstverlening, in de eerste plaats ten aanzien van de bedrijven die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Subcomité voor de edele metalen, alsook ten aanzien van andere opleidingsactoren (Onderwijs, Middenstandsopleiding, VDAB, FOREm,...). Dit promotiebeleid moet bijdragen tot een betere bekendheid van "Educam" als dusdanig en haar rol in de realisatie van een paritair opleidingsbeleid, alsook tot het imago van de sector in het algemeen; - "Educam" zal haar opleidingssteun bij gecertificeerde opleidingen verhogen; - "Educam" zal vóór 30 juli 2000 haar certificeringsopdracht operationaliseren.
Vormingskrediet
Art. 5.§ 1. Vanaf 1 januari 1999 wordt er collectief per onderneming een vormingskrediet à rato van 4 uur per kwartaal per werkman opgebouwd. Met dit vormingskrediet zal de permanente vorming van de werklieden verzekerd worden. Onder permanente vorming wordt verstaan : de vorming die het vakmanschap van de werkman bevordert, zijn arbeidsmarktpositie versterkt en beantwoordt aan de noden van de ondernemingen en de sector.
Het vormingskrediet wordt berekend op basis van het gemiddeld aantal werklieden tijdens het eerste kwartaal van het voorgaande kalenderjaar. Deze berekening resulteert in een "vormingskredietteller".
Bijvoorbeeld : een bedrijf dat tijdens het eerste kwartaal 1998 10 arbeiders tewerkstelde, beschikt in 1999 over een vormingskrediet van 160 uren. De vormingskredietteller bedraagt na het eerste kwartaal 1999, 40 uren. § 2. De vormingskredietteller wordt verminderd naar rata van het aantal door de werkman of werklieden gevolgde opleidingsuren. Hiertoe komen enkel door "Educam" gecertificeerde of georganiseerde opleidingsuren in aanmerking. Het saldo van de "vormingskredietteller" op het einde van het kalenderjaar is overdraagbaar naar het volgend kalenderjaar. "Educam" beheert de vormingskredietteller.
Ieder jaar in de loop van het derde kwartaal, meldt "Educam" aan de bedrijven die ressorteren onder het paritair subcomité hun vormingskrediet.
Het vormingskrediet wordt in overleg met de syndicale afvaardiging, bij ontstentenis in overleg met de arbeiders, maximaal gespreid over alle categorieën werklieden van de onderneming.
Bedrijfsopleidingsplan
Art. 6.§ 1. Elke onderneming van 20 werklieden en meer, stelt jaarlijks een bedrijfsopleidingsplan op. Dergelijk bedrijfsopleidingsplan wordt ter goedkeuring aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis aan de vakbondsafvaardiging of aan het personeel voorgelegd.
Het bedrijfsopleidingsplan wordt jaarlijks vóór 25 december aan "Educam" overgemaakt.
Dit plan houdt rekening met de opleidingsnoden en de gewenste antwoorden hierop van het bedrijf. In functie van een sectorale certificering, een optimaal gebruik van het vormingskrediet en van het genot op de wet op het betaald educatief verlof, verloopt de uitvoering van dit plan - hoewel niet exclusief - in samenwerking met "Educam". § 2. De uitvoering van dit plan wordt eveneens gezamenlijk opgevolgd en jaarlijks geëvalueerd. De jaarlijkse evaluatie gebeurt in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis in samenspraak met de vakbondsafvaardiging of door het paritair subcomité.
Middelen
Art. 7.Voor de aanwending van de sommen bepaald in artikel 3, § 1 en artikel 4, § 1, in functie van de uitvoering van de opdrachten opgesomd in artikel 4, § 2 en § 3, artikel 5 en artikel 6, zal het fonds voor bestaanszekerheid - edele metalen de verdere uitvoeringsmodaliteiten bepalen.
De in artikel 4, § 3, artikel 5 en artikel 6, gestelde bepalingen zullen in een paritaire werkgroep, in samenspraak met Educam verder worden uitgewerkt en geconcretiseerd.
Geldigheid
Art. 8.Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 2001, met uitzondering van : - artikel 3, § 1 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1999 voor onbepaalde duur en dat kan opgezegd worden met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend per aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen alsook aan de ondertekenende organisaties; - artikel 4, § 1 dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 1999 voor onbepaalde duur en dat kan opgezegd worden met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend per aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen alsook aan de ondertekenende organisaties.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 januari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX