gepubliceerd op 06 april 2018
Koninklijk besluit betreffende de erkenning van conformiteitsbeoordelingsinstanties voor kabelbaaninstallaties
23 FEBRUARI 2018. - Koninklijk besluit betreffende de erkenning van conformiteitsbeoordelingsinstanties voor kabelbaaninstallaties
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op Verordening (EU) 2016/424 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende kabelbaaninstallaties en tot intrekking van Richtlijn 2000/9/EG;
Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikel IX.11;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 januari 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/01/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003011056 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en programmatorische federale overheidsdienst consumentenzaken Koninklijk besluit betreffende kabelbaaninstallaties voor personenvervoer sluiten betreffende kabelbaaninstallaties voor personenvervoer;
Gelet op advies 62.121/1 van de Raad van State, gegeven op 10 oktober 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Consumenten, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "gemachtigde van de minister" : de directeur-generaal van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 2° "overheidsdienst" : de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 3° "markttoezicht" : activiteiten en maatregelen van overheidsinstanties om ervoor te zorgen dat producten voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in de ter zake doende harmonisatiewetgeving van de Europese Unie;4° "markttoezichtautoriteit" : de autoriteit of autoriteiten van een lidstaat verantwoordelijk voor het uitvoeren van markttoezicht op het eigen grondgebied. HOOFDSTUK 2. - Aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties
Art. 2.De aangemelde instanties die bevoegd zijn om conformiteitsbeoordelingstaken uit te voeren, voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 26 en 27 van de verordening (EU) 2016/424 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende kabelbaaninstallaties en tot intrekking van Richtlijn 2000/9/EG .
Art. 3.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is geaccrediteerd voor de conformiteitsbeoordelingstaken die ze verricht overeenkomstig de Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93. HOOFDSTUK 3. - Aanmeldingsprocedure
Art. 4.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie dient een verzoek om aanmelding in bij de gemachtigde van de minister.
Het verzoek om aanmelding gaat vergezeld van een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s) en het subsysteem/de veiligheidscomponent of de subsystemen/de veiligheidscomponenten waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn en van een accreditatiecertificaat dat is afgegeven door de Belgische accreditatie-instantie BELAC of van een accreditatie-instantie die het akkoord van wederzijdse erkenning (MLA - MultiLateral Agreements) inzake accreditatie van de EA (European co-operation for Accreditation) heeft ondertekend, waarin wordt verklaard dat de conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de eisen in artikel 3.
Art. 5.§ 1. De aanmeldingsaanvraag wordt onderzocht door de overheidsdienst. Dit onderzoek is gesteund op de bij het aanvraagdossier gevoegde stukken, iedere beschikbare informatie alsook op elk nodig geacht onderzoek ter plaatse.
De overheidsdienst onderzoekt de ontvankelijkheid en volledigheid van de aanvraag en stelt de aanvrager hiervan in kennis. Hij deelt hem mee welke stukken en inlichtingen er nog ontbreken.
Binnen zestig dagen na de vaststelling van de volledigheid van het dossier neemt de gemachtigde van de minister een beslissing om de instantie al dan niet aan te melden bij de Europese Commissie. Deze beslissing heeft slechts uitwerking vijftien dagen na de aanmelding bij de Europese Commissie overeenkomstig paragraaf 2 en voor zover er door de Europese Commissie of de andere lidstaten geen bezwaren werden ingediend binnen twee weken na de aanmelding. § 2. In geval van een positieve beslissing meldt de gemachtigde van de minister de erkende instantie onverwijld aan bij de Europese Commissie.
De gemachtigde van de minister stelt de betrokken instantie in kennis van de beslissing van de minister en van het feit dat er bezwaren werden ingediend door de Europese Commissie of de andere lidstaten binnen twee weken na de aanmelding.
In geval van een negatieve beslissing wordt deze onverwijld ter kennis gebracht van de betrokken instantie door de gemachtigde van de minister. § 3. Voor de toepassing van dit besluit worden de instanties die door een van de lidstaten aangemeld zijn bij de Europese Commissie overeenkomstig voormelde verordening (EU) 2016/424 gelijkgesteld met de instanties aangemeld overeenkomstig paragraaf 2. HOOFDSTUK 4. - Operationele verplichtingen van aangemelde instanties
Art. 6.De conformiteitsbeoordelingsinstanties die zijn aangemeld overeenkomstig artikel 5, hierna "aangemelde instanties" genaamd, zijn ertoe gehouden de instructies na te leven welke hun door de minister of zijn gemachtigde worden gegeven met betrekking tot de taken waarvoor ze aangemeld zijn.
Deze instructies houden onder andere in dat de aangemelde instanties rechtstreeks of via vertegenwoordigers deelnemen aan de werkzaamheden van de coördinatiegroep van conformiteitsbeoordelings-instanties opgericht door de Europese Commissie.
Art. 7.Aangemelde instanties brengen de gemachtigde van de minister overeenkomstig artikel 36 van voormelde verordening (EU) 2016/424 op de hoogte van : 1° elke weigering, beperking, schorsing of intrekking van certificaten of goedkeuringsbesluiten;2° omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van of de voorwaarden voor aanmelding;3° informatieverzoeken over conformiteits-beoordelingsactiviteiten die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen;4° op verzoek, de binnen de werkingssfeer van hun aanmelding verrichte conformiteits-beoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding. Aangemelde instanties verstrekken de andere uit hoofde van voormelde verordening (EU) 2016/424 aangemelde instanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor dezelfde subsystemen of veiligheidscomponenten verrichten, relevante informatie over negatieve conformiteits-beoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten.
Art. 8.Wanneer de aangemelde instantie specifieke taken in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming naar nationaal recht van een lidstaat opgericht is, rechtspersoonlijk heeft, aan de eisen zoals bepaald in artikel 26 van de voormelde verordening (EU) 2016/424 voldoet, en brengt zij de gemachtigde van de minister hiervan op de hoogte.
Aangemelde instanties nemen de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of dochterondernemingen, ongeacht waar deze gevestigd zijn.
Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed of door een dochteronderneming worden uitgevoerd.
Aangemelde instanties houden de relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of de dochteronderneming en over de door de onderaannemer of dochteronderneming uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van de gemachtigde van de minister.
Art. 9.De aangemelde instantie voorziet de interne beroepsprocedure, zoals voorgeschreven in het kader van de accreditatievoorwaarden, met betrekking tot haar beslissingen. HOOFDSTUK 5. - Toezicht van de aangemelde instanties, sancties en beroep
Art. 10.De aangemelde instanties zijn ertoe gehouden vrije toegang te verlenen tot hun lokalen aan de ambtenaren van de overheidsdienst die door de gemachtigde van de minister werden belast met een onderzoek of een audit om te controleren of de werking van de aangemelde instantie in overeenstemming is met de bepalingen van dit besluit en om te controleren of de erkenningsvoorwaarden nageleefd zijn. Zij zijn ertoe gehouden alle documenten en gegevens welke nodig zijn voor het uitvoeren van de opdracht van deze ambtenaren ter beschikking te stellen. Op aanvraag worden deze documenten of een kopie ervan, aan deze ambtenaren toevertrouwd.
Art. 11.Onverminderd de controlemodaliteiten die zijn voorzien in het koninklijk besluit van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/04/2007 pub. 21/05/2007 numac 2007011219 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit ter bepaling van werkingscriteria en de modaliteiten van de controle op de werking van tussenkomende organismen type koninklijk besluit prom. 27/04/2007 pub. 10/07/2007 numac 2007022761 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde ziekenhuisgegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft sluiten ter bepaling van de werkingscriteria en de modaliteiten van de controle op de werking van tussenkomende organismen, kan de minister de erkenning beperken, schorsen of intrekken indien er vastgesteld wordt dat een van de eisen van het artikel 26 van de voormelde verordening (EU) 2016/424 niet meer wordt nageleefd of indien de aangemelde instantie haar verplichtingen niet nakomt. De minister neemt de beslissing om erkenningen te beperken, te schorsen, of in te trekken op basis van de ernst van het niet-voldoen aan die eisen of het niet-nakomen van die verplichtingen.
De minister kan de erkenning eveneens beperken of intrekken indien, na een periode van drie jaar te rekenen vanaf de datum van de in artikel 5 bedoelde aanmelding, blijkt dat de instantie geen enkele activiteit heeft uitgeoefend in het domein waarop de erkenning betrekking heeft of dat deze activiteit verwaarloosbaar is.
Art. 12.De beslissingen genomen in uitvoering van de bepalingen van het artikel 11 worden aan de betrokken instantie medegedeeld.
Indien de beslissing de beperking, schorsing of de intrekking van de erkenning als gevolg heeft, treedt zij in werking op de datum van de kennisgeving.
Art. 13.De erkenning wordt van rechtswege ingetrokken indien de in artikel 3 bedoelde accreditatie door de accreditatieinstelling werd ingetrokken of niet werd hernieuwd. De intrekking van de erkenning treedt in werking wanneer, na verloop van de procedure die volgt uit het bij de accreditatieinstelling eventueel ingediend beroep, deze instelling de intrekking of niet hernieuwing van de accreditatie bevestigt.
Art. 14.De gemachtigde van de minister wijzigt onverwijld de aanmelding bij de Europese Commissie om deze in overeenstemming te brengen met de beperking, schorsing of intrekking in uitvoering van de artikelen 11 tot 13 en brengt de Commissie en de andere lidstaten hiervan onmiddellijk op de hoogte.
Wanneer de aanmelding wordt beperkt, opgeschort of ingetrokken of de aangemelde instantie haar activiteiten staakt, dan kan de gemachtigde van de minister opdragen dat de dossiers worden overgedragen aan een andere aangemelde instantie, dan wel op een andere manier ter beschikking worden gehouden voor inzage op verzoek door de verantwoordelijke aanmeldende autoriteiten en markttoezichtautoriteiten. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 15.Het koninklijk besluit van 23 januari 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/01/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003011056 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en programmatorische federale overheidsdienst consumentenzaken Koninklijk besluit betreffende kabelbaaninstallaties voor personenvervoer sluiten betreffende kabelbaaninstallaties voor personenvervoer wordt opgeheven.
Art. 16.Artikel 15 treedt in werking op 21 april 2018.
Art. 17.De minister bevoegd voor de Bescherming van de Veiligheid van de Consumenten is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 februari 2018.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Consumenten, K. PEETERS