gepubliceerd op 30 december 1998
Koninklijk besluit inzake uitrusting van zeeschepen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement
23 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit inzake uitrusting van zeeschepen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Gemeenschap, goedgekeurd bij de wet van 2 december 1957, inzonderheid op artikel 84, paragraaf 2;
Gelet op de richtlijn 96/98/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 1996 inzake uitrusting van zeeschepen;
Gelet op de wet van 27 december 1968 houdende goedkeuring van het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, 1966, en van de Bijlagen, opgemaakt te Londen op 5 april 1966;
Gelet op de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen, inzonderheid op artikel 4;
Gelet op de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd Reglement en zijn Bijlagen, opgemaakt te Londen op 20 oktober 1972;
Gelet op de wet van 10 augustus 1979 houdende goedkeuring van het Internationaal Verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee, en van de Bijlage, opgemaakt te Londen op 1 november 1974, en van het Protocol van 1978 betreffende dit Verdrag, en van de Bijlage, opgemaakt te Londen op 17 februari 1978;
Gelet op de wet van 17 januari 1984 houdende goedkeuring van volgende Internationale Akten : a) Internationaal Verdrag van 1973 ter voorkoming van verontreiniging door schepen, en Bijlagen, opgemaakt te Londen op 2 november 1973, b) Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag van 1973 ter voorkoming van verontreiniging door schepen, en Bijlage, opgemaakt te Londen op 17 februari 1978; Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, inzonderheid op artikel 2;
Overwegende dat de gewestregeringen zijn betrokken bij het ontwerpen van dit besluit;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen bij brief van 25 augustus 1998 België in gebreke heeft gesteld wegens niet tijdige omzetting van richtlijn 96/98/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 1998 inzake uitrusting van zeeschepen;
Overwegende dat België bijgevolg deze richtlijn dringend moet omzetten in nationaal recht om alsnog een veroordeling door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te voorkomen;
Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en Onze Minister van Vervoer, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « overeenstemmingsbeoordelingsprocedures »: de procedures als vermeld in artikel 11 en bijlage B van dit besluit; 2° « uitrusting » : de in de bijlage A.1 en A.2 vermelde middelen en voorwerpen die voor gebruik aan boord van een schip moeten worden geplaatst om aan de internationale instrumenten te voldoen of die vrijwillig voor gebruik aan boord worden geplaatst en waarvoor de goedkeuring van het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie is voorgeschreven overeenkomstig de internationale instrumenten; 3° « radiocommunicatieapparatuur » : de apparatuur die is voorgeschreven in hoofdstuk IV van het SOLAS-Verdrag van 1974, zoals in 1988 gewijzigd met betrekking tot het Global Maritime Distress and Safety System (GMDSS), en VHF-radiotelefonietoestellen zoals voorgeschreven in voorschrift III/6.2.1 van hetzelfde Verdrag; 4° « internationale verdragen » : de meest recente versie van : - het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966 (LL66), en de Bijlagen, opgemaakt te Londen op 5 april 1966; - het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee 1972 (Colreg 72), het bijgevoegde Reglement en zijn Bijlagen, opgemaakt te Londen op 20 oktober 1972; - het Internationaal Verdrag van 1973 ter voorkoming van verontreiniging door schepen, en Bijlagen, opgemaakt te Londen op 2 november 1973, alsmede het Protocol van 1978 (Marpol 73/78), bij het Internationaal Verdrag van 1973 ter voorkoming van verontreiniging door schepen, en Bijlage, opgemaakt te Londen op 17 februari 1978; - het Internationaal Verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Solas 74), en de Bijlage, opgemaakt te Londen op 1 november 1974, alsmede het Protocol van 1978 betreffende dit Verdrag, en de Bijlage, opgemaakt te Londen op 17 februari 1978; samen met de latere protocollen en de latere wijzigingen van de verdragen en de daarmee verband houdende codes die voor België internationaal bindend zijn; 5° « internationale instrumenten » : de relevante internationale verdragen en de relevante resoluties en circulaires van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), alsmede de relevante internationale beproevingsnormen;6° « merk » : het in artikel 12 bedoelde en in bijlage D beschreven symbool;7° « aangemelde instantie » : een organisatie aangewezen overeenkomstig dit besluit voor uitvoering van de in artikel 11 vermelde procedures;8° « aan boord geplaatst » : aan boord van een schip geïnstalleerde of geplaatste uitrusting;9° « veiligheidscertificaten » : de certificaten die door of namens Lid-Staten zijn afgegeven overeenkomstig de internationale verdragen;10° « schip » : ieder schip dat onder de internationale verdragen valt, met uitzondering van oorlogsschepen;11° « communautair schip » : een schip waarvoor door of namens de Lid-Staten overeenkomstig de internationale verdragen veiligheidscertificaten zijn uitgereikt.De gevallen waarin de bevoegde nationale instantie van een Lid-Staat op verzoek van de bevoegde nationale instantie van een derde land een certificaat voor een schip afgeeft vallen niet onder deze definitie; 12° « nieuw schip » : een schip waarvan de kiel is gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium bevindt op of na 17 februari 1997.In deze definitie wordt met een soortgelijk stadium van de bouw het stadium bedoeld waarin : 1° de bouw van een bepaald schip begint en 2° de samenbouw van dat schip reeds een massa van ten minste vijftig ton of van één procent van de geschatte massa van al het bouwmateriaal omvat, waarbij de kleinste massa bepalend is;13° « bestaand schip » : een schip dat geen nieuw schip is;14° « beproevingsnormen » : de normen opgesteld door - de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), - de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO), - de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC), - de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN), - het Europees Comité voor Elektrotechnische Normalisatie (CENELEC), en - het Europees Normalisatie-instituut voor Telecommunicatie (ETSI), die gelden op 20 december 1996 en vastgesteld zijn overeenkomstig de desbetreffende internationale verdragen en de relevante resoluties en circulaires van de IMO voor de definiëring van de beproevingsmethoden en beproevingsresultaten, maar uitsluitend in de vorm als bedoeld in bijlage A;15° « typegoedkeuring » : de procedures waarbij de geproduceerde uitrusting volgens passende beproevingsnormen wordt beoordeeld, en de afgifte van het passende certificaat;16° « de Richtlijn » : de Richtlijn 96/98/EG van de Raad van 20 december 1996 inzake uitrusting van zeeschepen;17° « de Minister » : de minister die de maritieme zaken en de scheepvaart in zijn bevoegdheid heeft.
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op uitrusting voor gebruik aan boord van : 1° een nieuw communautair schip ongeacht of het schip zich ten tijde van de bouw al dan niet in de Gemeenschap bevindt;2° een bestaand communautair schip : - dat deze uitrusting voordien niet aan boord had; - waarop reeds aan boord aanwezige uitrusting wordt vervangen, behoudens wanneer de internationale verdragen anders bepalen ongeacht of het schip zich ten tijde van de plaatsing van de uitrusting aan boord al dan niet binnen de Gemeenschap bevindt.
Dit besluit is niet van toepassing op uitrusting die op 17 februari 1997 reeds aan boord van een schip geplaatst was.
Onverminderd het feit dat wat het vrij verkeer betreft, andere richtlijnen dan de Richtlijn en met name de Richtlijnen 89/336/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake elektromagnetische compatibiliteit en 89/686/EEG van de Raad van 21 december 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen, van toepassing kunnen zijn op de in het eerste lid bedoelde uitrusting, is bedoelde uitrusting wat het vrij verkeer betreft uitsluitend onderworpen aan de bepalingen van dit besluit betreffende de omzetting van de Richtlijn.
Art. 3.Het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie zorgt er bij de afgifte of de vernieuwing van de relevante veiligheidscertificaten voor dat de uitrusting aan boord van de communautaire schepen waarvoor hij veiligheidscertificaten afgeeft aan de voorschriften van dit besluit voldoet.
Art. 4.§ 1. De in bijlage A.1 vermelde uitrusting die op of na 1 januari 1999 aan boord van een communautair schip geplaatst is, dient te voldoen aan de toepasselijke voorschriften van de in genoemde bijlage bedoelde internationale instrumenten. § 2. De overeenstemming van de uitrusting met toepasselijke voorschriften van de internationale verdragen en de betreffende resoluties en circulaires van de Internationale Maritieme Organisatie wordt uitsluitend aangetoond aan de hand van de in bijlage A.1 vermelde beproevings- normen en overeenstemmingsbeoordelingsprocedures.
Voor alle middelen en voorwerpen van bijlage A.1 waarvoor zowel normen van de IEC als van het ETSI zijn gegeven, vormen deze normen alternatieven en mag de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde bepalen welke norm gebruikt wordt. § 3. De in bijlage A.1 vermelde uitrusting die vóór de in § 1 vermelde datum vervaardigd is, mag gedurende een periode van twee jaar gerekend vanaf deze datum in de handel worden gebracht en aan boord van een schip geplaatst worden waarvan de certificaten door of namens een Lid-Staat overeenkomstig de internationale verdragen zijn afgegeven, mits zij vervaardigd is overeenkomstig procedures voor typegoedkeuring die reeds vóór 20 december 1996 op het grondgebied van die Lid-Staat van kracht waren.
Art. 5.Het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie verbiedt niet het in de handel brengen of de plaatsing aan boord van een communautair schip van uitrusting als bedoeld in bijlage A.1 waarop het merk is aangebracht, of die op andere gronden in overeenstemming is met de bepalingen van dit besluit en weigert niet de desbetreffende veiligheidscertificaten af te geven of te vernieuwen.
Vooraleer een radioveiligheidscertificaat wordt afgegeven, moet betrokkene een radiovergunning verkregen hebben op grond van artikel 3 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving.
Art. 6.Indien een nieuw schip, ongeacht onder welke vlag het vaart, niet in het scheepsregister van een Lid-Staat vermeld staat en daarin dient te worden opgenomen, dient dit schip door de dienst van de zeevaartinspectie te worden onderworpen aan een inspectie, waarbij wordt gecontroleerd of de toestand waarin de uitrusting verkeert in overeenstemming is met de veiligheidscertificaten en hetzij in overeenstemming is met de bepalingen van dit besluit en voorzien van het merk, hetzij ten genoegen van het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie gelijkwaardig is aan de uitrusting waaraan overeenkomstig dit besluit typegoedkeuring is verleend.
Tenzij het merk op die uitrusting is aangebracht of het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie die uitrusting gelijkwaardig acht, moet die uitrusting vervangen worden.
Voor uitrusting die volgens dit artikel gelijkwaardig wordt geacht, verstrekt het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie een certificaat dat de uitrusting te allen tijde dient te vergezellen en dat behelst dat het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie toestemming geeft die uitrusting aan boord van het schip te plaatsen, met vermelding van eventuele beperkingen of bepalingen met betrekking tot het gebruik van de uitrusting.
Art. 7.§ 1. Om te worden aangewezen voor uitvoering van de in artikel 11 vermelde procedures moeten de instanties aan de criteria van bijlage C voldoen. § 2. De aanvraag tot aanwijzing moet worden gericht aan de Minister.
Bij deze aanvraag moeten alle bewijsstukken worden gevoegd waaruit blijkt dat de instanties aan de criteria van bijlage C voldoen. § 3. De aanvraag wordt onderzocht door het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie. Het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie kan zich laten bijstaan door deskundigen.
De kosten voortvloeiend uit de prestaties van derden en die betrekking hebben op het onderzoek van de aanvraag rusten op de aanvrager.
Na het onderzoek bedoeld in het eerste lid neemt het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie een beslissing.
Wanneer het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie de aanwijzing van een instantie weigert, wordt deze beslissing met redenen omkleed en bij een ter post aangetekende brief aan de betrokken instantie meegedeeld. § 4. De Minister meldt de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de overige Lid-Staten welke instanties hij heeft aangewezen voor uitvoering van de in artikel 11 vermelde procedures, met vermelding van de specifieke taken waarmee deze aangemelde instanties zijn belast alsmede hun identificatienummers.
Art. 8.De aanwijzing gebeurt voor een maximumduur van vijf jaar. De aanvraag tot hernieuwing van de aanwijzing moet ten laatste zes maanden voor de afloop van de aanwijzingsduur worden ingediend conform de bepalingen van artikel 7.
Art. 9.Ten minste eens in de twee jaar wordt een audit verricht die betrekking heeft op de taken die de aangemelde instanties vervullen door het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie of door een onpartijdig extern lichaam dat hiertoe door het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie is gemachtigd. Door deze audit moet worden gewaarborgd dat de aangemelde instantie nog steeds aan de criteria van bijlage C voldoet.
Wanneer een aangemelde instantie niet meer voldoet aan de criteria van bijlage C, trekt het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie bij een met redenen omklede beslissing de aanwijzing in.
De Minister meldt de beslissing tot intrekking der aanwijzing aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen en aan de andere Lid-Staten.
Art. 10.Elk beroep in het geval waarin de aanwijzing van een instantie wordt geweigerd of ingetrokken moet met redenen omkleed zijn en bij een ter post aangetekende brief binnen de dertig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de weigerings- of intrekkingsbeslissing worden ingediend bij de Minister die hierover uitspraak doet.
De Minister meldt zijn beslissing aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen en aan de andere Lid-Staten.
Art. 11.De overeenstemmingsbeoordelingsprocedure, die nader beschreven staat in bijlage B, behelst het volgende : 1° een EG-typeonderzoek (module B) alsmede, voorafgaande aan het in de handel brengen van de uitrusting en afhankelijk van de keuze die de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde maakt uit de in bijlage A.1 vermelde mogelijkheden, voor alle uitrusting : a) de EG-verklaring van overeenstemming met het type (module C), of b) de EG-verklaring van overeenstemming met het type (productiekwaliteitsbor- ging) (module D), of c) de EG-verklaring van overeenstemming met het type (productkwaliteitsborging) (module E), of d) de EG-verklaring van overeenstemming met het type (productkeuring) (module F), of 2° de EG-volledige kwaliteitsborging (module H). De verklaring van overeenstemming met het type dient een schriftelijke verklaring te zijn en de in bijlage B aangegeven informatie te bevatten.
Voor uitrusting die per stuk of in kleine hoeveelheden en niet in serie- of massaproductie wordt vervaardigd mag de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure de EG-eenheidskeuring (module G) zijn.
Art. 12.§ 1. Op uitrusting als bedoeld in bijlage A.1, die voldoet aan de desbetreffende internationale instrumenten en overeenkomstig de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures is vervaardigd, moet door de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde het merk zijn aangebracht. § 2. Het merk wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie die de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd, indien genoemde instantie betrokken is bij de fase van de fabricagecontrole, en door de laatste twee cijfers van het jaar dat het merk is aangebracht.
Het identificatienummer moet onder de verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie worden aangebracht hetzij door de instantie zelf hetzij door de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde. § 3. De grafische vorm van het merk dient te zijn als is weergegeven in bijlage D. § 4. Het merk wordt op zodanige wijze op de uitrusting of op het gegevensplaatje aangebracht dat het voor de verwachte gebruiksduur van de uitrusting zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar zal zijn. Wanneer echter de aard van het uitrustingsstuk dat niet toelaat of niet rechtvaardigt, wordt het merk aangebracht op de verpakking, op een etiket of op een brochure. § 5. Het is verboden merken of opschriften aan te brengen die derden kunnen misleiden omtrent de betekenis of de grafische vorm van het in dit besluit bedoelde merk. § 6. Het merk moet aan het einde van de productiefase worden aangebracht.
Art. 13.Onverminderd de bepalingen van artikel 5 mag het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat er steekproeven, voorzien in de modulen voor de overeenstemmingsbeoordeling in bijlage B, worden uitgevoerd op de van het merk voorziene uitrusting die in de handel is en nog niet aan boord van een schip is geplaatst, teneinde te controleren of deze uitrusting voldoet aan dit besluit.
Onverminderd de bepalingen van artikel 5 is, na plaatsing van uitrusting die voldoet aan de voorschriften van dit besluit aan boord van een communautair schip, beoordeling daarvan door de ambtenaren van de dienst van de zeevaartinspectie toegestaan, wanneer de internationale instrumenten om redenen van veiligheid en/of verontreinigingspreventie prestatieproeven in bedrijf aan boord voorschrijven, mits dit niet leidt tot doublures met de reeds uitgevoerde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures. Het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie kan van de fabrikant van de uitrusting, diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde of de persoon die in de Gemeenschap verantwoordelijk is voor het op de markt brengen van de uitrusting eisen dat de inspectie-/beproevingsverslagen worden overgelegd.
Art. 14.Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie wordt het toezicht op de bepalingen van dit besluit uitgeoefend door de ambtenaren van de dienst van de zeevaartinspectie.
Art. 15.§ 1. Indien het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie bij een inspectie of op andere wijze vaststelt dat een uitrustingsstuk als bedoeld in bijlage A.I, waarop het merk is aangebracht en dat op de juiste wijze is geplaatst, wordt onderhouden en gebruikt voor zijn gebruiksdoel, de gezondheid of veiligheid van de bemanning, de passagiers of, indien van toepassing, andere personen in gevaar kan brengen, dan wel het marine milieu kan aantasten, neemt het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie alle passende voorlopige maatregelen om dat uitrustingsstuk uit de handel te nemen, dan wel het in de handel brengen, het plaatsen, of het gebruiken daarvan aan boord van schepen waarvoor hij de veiligheidscertificaten afgeeft, te verbieden of te beperken. De Minister stelt onmiddellijk de overige Lid-Staten en de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis van deze maatregel, en vermeldt de redenen van zijn besluit en geeft met name aan of het niet voldoen aan het bepaalde in dit besluit is te wijten aan : 1° de niet-naleving van artikel 4, §§ 1 en 2;2° een onjuiste toepassing van de in artikel 4, §§ 1 en 2, bedoelde beproevingsnormen;3° tekortkomingen in de beproevingsnormen zelf. § 2. Elke vaststelling door het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie dat uitrusting die niet in overeenstemming is, het merk draagt, houdt voor de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde de verplichting in, om dat uitrustingsstuk in overeenstemming te brengen met de bepalingen inzake het merk.
Indien de tekortkoming blijft bestaan, worden overeenkomstig § 1, alle passende voorlopige maatregelen getroffen om dat uitrustingsstuk uit de handel te nemen, dan wel het in de handel brengen, het plaatsen of het gebruiken daarvan aan boord van schepen waarvoor het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie veiligheidscertificaten afgeeft, te verbieden of te beperken. De Minister stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de overige Lid-Staten in kennis van de maatregelen die hij heeft getroffen.
Art. 16.§ 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 4, kan het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie in uitzonderlijke gevallen van technische innovatie toestaan dat uitrusting die niet aan de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures voldoet aan boord van een communautair schip wordt geplaatst, indien proefondervindelijk of op andere wijze, ten genoegen van het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie wordt vastgesteld dat deze uitrusting minstens even doeltreffend is als uitrusting waarvoor wel overeenstemmingsbeoordelingsprocedures zijn gevolgd. § 2. Deze beproevingsprocedures mogen in geen geval discriminatie inhouden van de in andere Lid-Staten geproduceerde uitrusting. § 3. Voor uitrusting die onder dit artikel valt, verstrekt het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie een certificaat dat de uitrusting te allen tijde dient te vergezellen en dat behelst dat het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie toestemming geeft de uitrusting aan boord van het schip te plaatsen, met vermelding van eventuele beperkingen of bepalingen met betrekking tot het gebruik van de uitrusting. § 4. Indien het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie krachtens dit artikel toestaat dat uitrusting aan boord van een communautair schip wordt geplaatst, deelt de Minister de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de overige Lid-Staten onverwijld de betreffende bijzonderheden mede en geeft de verslagen van alle relevante proeven, beoordelingen en overeenstemmingsbeoordelingsprocedures door. § 5. Bij overdracht van een schip met uitrusting aan boord die niet aan de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures voldoet en waarbij door de bevoegde instantie van een andere Lid-Staat werd vastgesteld dat deze uitrusting minstens even doeltreffend is als uitrusting waarvoor wel overeenstemmingsbeoordelingsprocedures zijn gevolgd, mogen de nodige maatregelen genomen worden inclusief eventueel beproevingen en praktische demonstraties, om te zorgen dat de uitrusting ten minste zo doeltreffend is als de uitrusting waarbij de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures zijn gevolgd.
Art. 17.Onverminderd de bepalingen van artikel 4 mag het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie toestaan dat uitrusting waarvoor geen overeenstemmingsbeoordelingsprocedures zijn gevolgd of die niet onder artikel 16 valt met het oog op beproeving of beoordeling aan boord van een communautair schip wordt geplaatst, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° voor de uitrusting wordt door het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie een certificaat verstrekt dat de uitrusting te allen tijde dient te vergezellen en dat behelst dat het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie toestemming geeft die uitrusting aan boord van het communautaire schip te plaatsen, met vermelding van eventuele beperkingen of bepalingen met betrekking tot het gebruik van de uitrusting;2° de toestemming mag slechts voor een korte periode worden gegeven;3° er mag niet op die uitrusting worden vertrouwd als op uitrusting die voldoet aan de eisen van dit besluit en zij mag laatstgenoemde uitrusting, die klaar voor onmiddellijk gebruik aan boord van het communautaire schip moet blijven, niet vervangen.
Art. 18.§ 1. Indien de uitrusting moet worden vervangen in een haven buiten de Gemeenschap en in uitzonderlijke omstandigheden die tegenover het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie naar behoren moeten worden gerechtvaardigd, mag, indien het vanuit het oogpunt van tijd, vertraging en kosten redelijkerwijs niet uitvoerbaar is om uitrusting aan boord te plaatsen waarvoor een EG-typegoedkeuring is verleend, andere uitrusting aan boord worden geplaatst. Daarbij moet de onderstaande procedure worden gevolgd : 1° de uitrusting gaat vergezeld van documentatie afgegeven door een erkende organisatie die gelijkwaardig is aan een aangemelde instantie, indien tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land een overeenkomst is gesloten inzake wederzijdse erkenning van deze organisaties;2° indien het onmogelijk blijkt om aan het bepaalde onder 1° te voldoen, mag uitrusting die vergezeld gaat van documentatie afgegeven door een Staat die lid is van de IMO en partij bij de desbetreffende Verdragen, waarin naleving van de desbetreffende IMO-voorschriften gecertificeerd wordt, aan boord worden geplaatst, mits voldaan is aan het bepaalde in de §§ 2 en 3. § 2. Het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie wordt onmiddellijk op de hoogte gesteld van de aard en de kenmerken van deze andere uitrusting. § 3. Het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie moet er zo spoedig mogelijk voor zorgen dat de in § 1 bedoelde uitrusting en de beproevingsdocumenten voldoen aan de desbetreffende voorschriften van de internationale instrumenten en van dit besluit.
Art. 19.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement wordt aangevuld met een punt 3, luidend als volgt : « 3. De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op de uitrusting bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 december 1998 inzake uitrusting van zeeschepen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement. »
Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.
Art. 21.Onze Minister van Telecommunicatie en Onze Minister van Vervoer zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 december 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO De Minister van Vervoer, M. DAERDEN
BIJLAGE A Bijlage A.1 : Uitrusting waarvoor reeds gedetailleerde beproevingsnormen bestaan in internationale instrumenten (1) NAAST DE SPECIFIEK VERMELDE INTERNATIONALE BEPROEVINGSNORMEN STAAT EEN AANTAL BEPALINGEN WAARAAN DE HAND GEHOUDEN DIENT TE WORDEN BIJ HET TYPEONDERZOEK (TYPEGOEDKEURING) IN VOORSCHRIFTEN VAN DE RELEVANTE OVEREENKOMSTEN 1. Persoonlijke reddingsmiddelen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Bijlage A.2 : Uitrusting waarvoor nog geen gedetailleerde beproevingsnormen bestaan in internationale instrumenten 1. Reddingsmiddelen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Bijlage B Modules voor beoordeling van de overeenstemming EG-TYPEONDERZOEK (MODULE B) 1.Een aangemelde instantie stelt vast en verklaart dat een representatief exemplaar van de betrokken productie voldoet aan de bepalingen van de daarop van toepassing zijnde internationale instrumenten. 2. De aanvraag voor een EG-typeonderzoek wordt door de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde ingediend bij een aangemelde instantie van zijn keuze. De aanvraag omvat : - naam en adres van de fabrikant, alsmede naam en adres van de ge- machtigde indien de aanvraag door laatstgenoemde wordt ingediend; - een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag tegelijkertijd is ingediend bij een andere aangemelde instantie; - de technische documentatie als omschreven in punt 3.
De aanvrager stelt een voor de betrokken productie representatief exemplaar, dat hierna « type 1 » wordt genoemd, ter beschikking van de aangemelde instantie. De aangemelde instantie kan om meer exemplaren verzoeken indien dit nodig is voor het keuringsprogramma. 3. Op basis van de technische documentatie moet beoordeeld kunnen worden of het product in overeenstemming is met de eisen van de betreffende internationale instrumenten.Voor zover dat voor deze beoordeling nodig is, dient de technische documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp, de constructiekwaliteit, het fabri-cageproces, de installatie en de werking van het product overeenkomstig de beschrijving van de technische documentatie in het aanhangsel van deze bijlage. 4. De aangemelde instantie : 4.1. bestudeert de technische documentatie en controleert of het type in overeenstemming daarmee vervaardigd is; 4.2. verricht of geeft opdracht tot het verrichten van de passende controles en de noodzakelijke proeven om na te gaan of werkelijk aan de eisen van de desbetreffende internationale instrumenten is voldaan; 4.3. stelt in overleg met de aanvrager de plaats vast waar de noodzakelijke controles en proeven zullen worden uitgevoerd. 5. Indien het type voldoet aan de bepalingen van de betrokken internationale instrumenten, verstrekt de aangemelde instantie een certificaat van EG-typeonderzoek aan de aanvrager.Het certificaat bevat naam en adres van de fabrikant, de detailbeschrijving van de uitrusting, de conclusies van de controle, de voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde type.
Een lijst van de belangrijke onderdelen van de technische documentatie wordt als bijlage bij het certificaat gevoegd en een afschrift daarvan wordt door de aangemelde instantie bewaard.
Indien aan de fabrikant een typecertificaat wordt geweigerd, dan geeft de aangemelde instantie de gedetailleerde redenen voor een dergelijke weigering op.
Indien een fabrikant opnieuw de typegoedkeuring aanvraagt voor uitrusting waarvoor een typecertificaat is geweigerd, dient bij zijn aanvraag tot de aangemelde instantie alle nodige informatie te worden gevoegd, met inbegrip van de oorspronkelijke beproevingsverslagen, de uitvoerige motivering van de eerdere weigering en een nadere beschrijving van alle aan de uitrusting aangebrachte wijzigingen. 6. De aangemelde instantie die in het bezit is van de technische documentatie betreffende het certificaat van EG-typeonderzoek, wordt door de aanvrager in kennis gesteld van alle in het goedgekeurde product aangebrachte wijzigingen;voor de betrokken wijzigingen moet aanvullende goedkeuring worden verleend indien zij van invloed kunnen zijn op de overeenstemming met de eisen of de voor het product voorgeschreven gebruiksomstandigheden. Deze aanvullende goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van het EG-typeonderzoek. 7. Iedere aangemelde instantie deelt desgevraagd aan het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie en aan de andere aangemelde instanties de relevante gegevens mee over de verstrekte en ingetrokken certificaten van EG-typeonderzoek en de bijbehorende aanvullingen.8. De overige aangemelde instanties kunnen afschriften van de certificaten van EG-typeonderzoek en/of de aanvullingen krijgen.De bijlagen bij de certificaten worden ter beschikking van de overige aangemelde instanties gehouden. 9. Gedurende ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste product bewaart de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde naast de technische documentatie ook een afschrift van het certificaat van EG-typeonderzoek en van de aanvullingen daarop. _______ Nota (1) Een type kan verscheidene productvarianten omvatten voor zover de verschillen tussen de varianten geen invloed hebben op het veiligheidsniveau en de andere eisen inzake deugdelijkheid van het product. OVEREENSTEMMING MET HET TYPE (MODULE C). 1. De fabrikant of dienst in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde garandeert en verklaart dat de betrokken producten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek en voldoen aan de eisen van de internationale instrumenten die op die producten van toepassing zijn.De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder product het merk aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. 2. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat de vervaardigde producten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek en met de eisen van de internationale instrumenten die op die producten van toepassing zijn.3. Gedurende ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste product bewaart de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde een afschrift van de verklaring van overeenstemming. PRODUCTIEKWALITEITSBORGING (MODULE D) 1. De fabrikant die aan de eisen van punt 2 voldoet, garandeert en verklaart dat de betrokken producten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek.De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder product het merk aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. Het merk gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 4. 2. De fabrikant hanteert een goedgekeurd productiekwaliteitssysteem, verricht een eindproductcontrole en keuring als omschreven in punt 3 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 4. 3. Kwaliteitssysteem 3.1 De fabrikant dient voor de betrokken producten bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.
Deze aanvraag omvat : - alle relevante informatie voor de bedoelde categorie producten; - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie betreffende het goedgekeurde type en een afschrift van het certificaat van EG-typeonderzoek. 3.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de producten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek.
Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde beleidslijnen, procedures en instructies.
Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handelingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.
Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit; - de fabricageprocessen, de kwaliteitscontrole- en kwaliteitsborgingstechnieken, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen technieken en maatregelen; - de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens en na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz.; de middelen en controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste productkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om kwaliteitssystemen waarbij de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast.
Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient ervaring te hebben met het beoordelen van de producttechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.
De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.
De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.
De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2. bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.
Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie. 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor controledoeleinden toegang tot de fabricage-, controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen; zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing, een keuringsverslag. 5. De fabrikant houdt gedurende ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste product de volgende gegevens ter beschikking van het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie - de in punt 3.1., tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.4., tweede alinea, bedoelde aanpassingen; - de in punt 3.4, laatste alinea, en in de punten 4.3 en 4.4. bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 6. Iedere aangemelde instantie stelt desgevraagd het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie en de andere aangemelde instanties in kennis van de ter zake dienende informatie over afgifte en intrekking van kwaliteitssysteemgoedkeuringen. PRODUCTKWALITEITSBORGING (MODULE E) 1. De fabrikant die aan de verplichtingen van punt 2 voldoet, garandeert en verklaart dat de betrokken producten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek.De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder product het merk aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. Het merk gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 4. 2. De fabrikant maakt gebruik van een goedgekeurd kwaliteitssysteem voor eindproductcontrole en keuring als omschreven in punt 3 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 4. 3. Kwaliteitssysteem 3.1. De fabrikant dient voor de betrokken producten bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.
Deze aanvraag omvat : - alle relevante informatie voor de bedoelde categorie producten; - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie over het goedgekeurde type en een afschrift van het certificaat van EG-typeonderzoek. 3.2. In het kader van het kwaliteitssysteem wordt ieder product onderzocht en er worden passende proeven verricht teneinde de overeenstemming met de desbetreffende eisen van de internationale instrumenten te controleren. Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde beleidslijnen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.
Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit; - de onderzoeken en proeven die na de fabricage worden verricht; - de middelen om controle uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2. bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om kwaliteitssystemen waarbij de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast.
Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient, als beoordeler, ervaring te hebben met het beoordelen van de producttechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een evaluatiebezoek aan de installaties van de fabrikant.
De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.
De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.
De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2. bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.
Zij stelt de fabrikant van haar beslissingen in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 4. EG-toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie. 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssyteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor controledoeleinden toegang tot de controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen; zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing, een keuringsverslag. 5. De fabrikant houdt gedurende een periode van ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste product de volgende gegevens ter beschikking van het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie : - de in punt 3.1., tweede alinea, derde streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.4., tweede alinea, bedoelde aanpassingen; - de in punt 3.4., laatste alinea, en in de punten 4.3. en 4.4. bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 6. Iedere aangemelde instantie stelt desgevraagd het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie en de andere aangemelde instanties in kennis van de terzake dienende informatie over afgifte en intrekking van kwaliteitssysteemgoedkeuringen. PRODUCTKEURING (MODULE F) 1. De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde garandeert en verklaart dat de aan de bepalingen van punt 3 onderworpen producten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek.2. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat de producten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek. Hij brengt op elk product het merk aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. 3. De aangemelde instantie verricht passende onderzoeken en proeven teneinde na te gaan of het product in overeenstemming is met de eisen van de internationale instrumenten;dit geschiedt naar keuze van de fabrikant via onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk product zoals aangegeven in punt 4, dan wel via onderzoek en beproeving op statistische basis zoals aangegeven in punt 5. 3bis De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde bewaart gedurende een periode van tenminste tien jaar na de vervaardiging van het laatste product een afschrift van het certificaat van overeenstemming. 4. Keuring door onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk product 4.1. Alle producten worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende proeven verricht, teneinde na te gaan of zij in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek. 4.2. De aangemelde instantie brengt op ieder goedgekeurd product haar identificatienummer aan of laat dit doen; tevens stelt zij ten aanzien van de verrichte proeven een verklaring van overeenstemming op. 4.3. De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet in staat zijn het certificaat van overeenstemming van de aangemelde instantie aan het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie over te leggen indien daarom wordt verzocht. 5. Statistische keuring 5.1. De fabrikant biedt zijn producten aan in homogene partijen en neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces de homogeniteit van iedere geproduceerde partij waarborgt. 5.2. Alle producten moeten voor keuring in homogene partijen beschikbaar zijn. Van iedere partij wordt een willekeurig monster genomen. De producten in een monster worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende proeven uitgevoerd, teneinde de overeenstemming met de eisen van de internationale instrumenten die daarop van toepassing zijn te controleren en te bepalen of de partij wordt goed- dan wel afgekeurd. 5.3. Indien een partij wordt goedgekeurd, brengt de aangemelde instantie op ieder product haar identificatienummer aan of laat dit doen; tevens stelt zij ten aanzien van de verrichte proeven een certificaat van overeenstemming op. Alle producten van de partij mogen in de handel worden gebracht, behalve de producten van het monster die niet in overeenstemming werden bevonden.
Indien een partij wordt afgekeurd, neemt de aangemelde instantie of de bevoegde instantie passende maatregelen om te voorkomen dat die partij in de handel wordt gebracht. Ingeval het vaak voorkomt dat partijen worden afgekeurd, kan de aangemelde instantie de statistische keuring staken.
De fabrikant mag onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie tijdens het fabricageproces het identificatienummer van die instantie aanbrengen. 5.4. De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet in staat zijn het certificaat van overeenstemming van de aangemelde instantie aan het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie over te leggen indien daarom wordt verzocht.
EENHEIDSKEURING (MODULE G) 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant garandeert en verklaart dat het betrokken product waarvoor het in punt 2 bedoelde certificaat is afgegeven, in overeenstemming is met de eisen van de internationale instrumenten die daarop van toepassing zijn.De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op het product het merk aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. 2. De aangemelde instantie onderzoekt het product en voert passende proeven uit teneinde overeenstemming van het product met de desbetreffende eisen van de internationale instrumenten te controleren.De aangemelde instantie brengt haar identificatienummer op het goedgekeurde product aan of laat dit doen; tevens stelt zij ten aanzien van de verrichte proeven een certificaat van overeenstemming op. 3. Op basis van de technische documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het product in overeenstemming is met de eisen van de internationale instrumenten en moet inzicht kunnen worden verkregen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het product. VOLLEDIGE KWALITEITSBORGING (MODULE H) 1. De fabrikant die aan de eisen van punt 2 voldoet, garandeert en verklaart dat de betrokken producten voldoen aan de eisen van de internationale instrumenten die op die producten van toepassing zijn. De fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder product het merk aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. Het merk gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 4. 2. De fabrikant hanteert een goedgekeurd kwaliteitssysteem voor ontwerp, fabricage, eindproductcontrole en keuring als omschreven in punt 3 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 4. 3. Kwaliteitssysteem 3.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.
Deze aanvraag omvat : - alle relevante informatie voor de bedoelde categorie producten; - de documentatie over het kwaliteitssysteem. 3.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de producten in overeenstemming zijn met de eisen van de internationale instrumenten die op die producten van toepassing zijn.
Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde beleidslijnen, procedures en instructies.
Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsbepalende beleidsmaatregelen en procedures, zoals kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten, door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.
De documentatie bevat met name een behoorlijke beschrijving van : - de kwaliteitsdoeleinden, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot productkwaliteit; - de technische ontwerpspecificaties, met inbegrip van de normen die worden toegepast en de middelen die zullen worden aangewend om te waarborgen dat wordt voldaan aan de essentiële eisen van de internationale instrumenten die op de producten van toepassing zijn; - de controle- en keuringstechnieken voor het ontwerp, de processen en systematische maatregelen die zullen worden toegepast bij het ontwerpen van de producten die onder de bedoelde productcategorie vallen; - de daarbij gebruikte fabricage-, kwaliteitscontrole- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procédés en de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen; - de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens of na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz.;. - de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste ontwerp- en productkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om kwaliteitssystemen waarbij de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast.
Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient, als assessor, ervaring te hebben in het beoordelen van de producttechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een evaluatiebezoek aan de installaties van de fabrikant.
De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.
De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.
De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.
Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 4. EG-toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor controledoeleinden toegang tot de ontwerp-, fabricage-, controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten die in het kader van het ontwerp-gedeelte van het kwaliteitssysteem moeten worden opgemaakt, zoals resultaten van analyses, berekeningen, keuringen, enz.; - de kwaliteitsrapporten die in het kader van het fabricagegedeelte van het kwaliteitssysteem moeten worden opgemaakt, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichtten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing een keuringsverslag. 5. De fabrikant houdt gedurende ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste product de volgende gegevens ter beschikking van het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie : - de in punt 3.1., tweede alinea, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.4., tweede alinea, bedoelde aanpassingen; - de in punt 3.4, laatste alinea, en in de punten 4.3 en 4.4. bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 6. Iedere aangemelde instantie stelt desgevraagd het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie en de andere aangemelde instanties in kennis van de ter zake dienende informatie over afgifte en intrekking van kwaliteitssysteemgoedkeuringen. 7. Onderzoek van het ontwerp 7.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie een aanvraag voor onderzoek van het ontwerp in. 7.2. De aanvraag moet inzicht verschaffen in ontwerp, fabricageproces en werking van het product en beoordeling van de overeenstemming met de eisen van internationale instrumenten mogelijk maken.
De aanvraag omvat : - de technische ontwerpspecificaties, met inbegrip van de normen die zijn toegepast; - het nodige bewijsmateriaal tot staving van de adequaatheid daarvan, met name wanneer de in artikel 4 bedoelde normen niet volledig zijn toegepast. Dit bewijsmateriaal moet de resultaten omvatten van proeven die door het bevoegde laboratorium van de fabrikant of te zijnen behoeve zijn uitgevoerd. 7.3. De aangemelde instantie onderzoekt de aanvraag en indien het ontwerp voldoet aan de bepalingen van dit besluit die daarop van toepassing zijn, verstrekt zij de aanvrager een certificaat van EG-ontwerponderzoek. Het certificaat bevat de conclusies van het onderzoek, de voorwaarden voor de geldigheid daarvan, de noodzakelijke gegevens voor identificatie van het goedgekeurde ontwerp en, voor zover van toepassing, een beschrijving van de werking van het product. 7.4. De aanvrager houdt de aangemelde instantie die het certificaat van EG-ontwerponderzoek heeft verstrekt, op de hoogte van elke wijziging in het goedgekeurde ontwerp. Voor wijzigingen in het goedgekeurde ontwerp moet aanvullende goedkeuring worden verleend door de aangemelde instantie die het certificaat van EG-ontwerponderzoek heeft afgegeven, indien dergelijke wijzigingen van invloed kunnen zijn op de overeenstemming met de relevante eisen van de internationale instrumenten of de voor het product voorgeschreven gebruiksomstandigheden. Deze aanvullende goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van EG-ontwerponderzoek. 7.5. De aangemelde instanties stellen desgevraagd het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie en de andere aangemelde instanties op de hoogte van ter zake dienende informatie over : - de afgegeven certificaten van EG-ontwerponderzoek en bijbehorende aanvullingen; - de ingetrokken certificaten van EG-ontwerponderzoek en bijbehorende aanvullingen.
Aanhangsel van bijlage B Door de fabrikant aan de aangemelde instantie te verstrekken technische documentatie.
De voorschriften van dit aanhangsel zijn van toepassing op alle modules van bijlage B. De in bijlage B bedoelde technische documentatie omvat alle relevante gegevens of middelen die door de fabrikant zijn gebruikt om te garanderen dat de uitrusting voldoet aan de desbetreffende essentiële eisen.
De technische documentatie dient inzicht te verschaffen in het ontwerp, de fabricage en de werking van het product en de beoordeling mogelijk te maken van de overeenstemming met de eisen van de relevante internationale instrumenten.
De documentatie omvat, voor zover dat voor de beoordeling noodzakelijk is : - een algemene beschrijving van het type; - ontwerp- en fabricagetekeningen, constructiekwaliteit alsmede schema's van onderdelen, eenheden, leidingen, enz.; - beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en schema's en van de werking van het product; - de resultaten van de verrichte ontwerp-berekeningen, onpartijdige onderzoeken, enz.; - onpartijdige keuringsrapporten; - handleidingen voor installatie, gebruik en onderhoud.
Indien van toepassing moet de ontwerp-documentatie de volgende stukken omvatten : - verklaringen betreffende de in de uitrusting ingebouwde apparatuur, - verklaringen en certificaten met betrekking tot de methoden voor fabricage en/of inspectie en/of controle van de uitrusting; - alle andere documenten die een betere beoordeling door de aangemelde instantie mogelijk maken.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 december 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO De Minister van Vervoer, M. DAERDEN
BIJLAGE C Minimumcriteria die door de Lid-Staten bij het aanmelden van instanties moeten worden gehanteerd 1. Aangemelde instanties moeten voldoen aan de relevante eisen van de EN 45 000-reeks.2. De aangemelde instantie moet onafhankelijk zijn;de fabrikanten of de leveranciers mogen er geen zeggenschap over hebben. 3. De aangemelde instantie moet op het grondgebied van de Gemeenschap zijn gevestigd.4. Wanneer een aangemelde instantie namens een Lid-Staat typegoedkeuringen aflevert, moet de Lid-Staat garanderen dat de kwalificaties, de technische ervaring en het personeel van de aangemelde instantie voldoende zijn om typegoedkeuringen af te leveren die voldoen aan de eisen van dit besluit en om een hoog veiligheidsniveau te garanderen.5. De aangemelde instantie moet over deskundigen op scheepvaartgebied beschikken. Een aangemelde instantie is gerechtigd overeenstemmingsbeoordelingsprocedures uit te voeren voor ieder in of buiten de Gemeenschap gevestigd bedrijf.
Een aangemelde instantie mag bij de uitvoering van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in een Lid-Staat of een Staat buiten de Gemeenschap de middelen van haar thuisbasis gebruiken of het personeel van haar filiaal in het buitenland.
Indien een filiaal van de aangemelde instantie de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures uitvoert, worden alle documenten met betrekking tot die overeenstemmingsbeoordelingsprocedures af- gegeven door en namens de aangemelde instantie en niet namens het filiaal.
Een filiaal van een aangemelde instantie dat in een andere Lid-Staat is gevestigd mag documenten afgeven met betrekking tot de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures, indien het door die Lid-Staat is aangemeld.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 december 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO De Minister van Vervoer, M. DAERDEN
BIJLAGE D Merk van overeenstemming Het merk van overeenstemming ziet er als volgt uit : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bij verkleining of vergroting van het merk moeten de verhoudingen van de bovenstaande gegradueerde afbeelding in acht worden genomen.
De onderscheiden onderdelen van het merk moeten nagenoeg dezelfde hoogte hebben, die minstens vijf millimeter bedraagt.
Bij kleine apparaten behoeft men zich niet aan de minimumafmeting te houden.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 december 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO De Minister van Vervoer, M. DAERDEN