gepubliceerd op 29 januari 1998
Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van plichtenleer van het Beroepsinstituut van Boekhouders
23 DECEMBER 1997. Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van plichtenleer van het Beroepsinstituut van Boekhouders
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, inzonderheid artikel 7, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1985 en van 30 december 1992;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 mei 1992 tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van boekhouder;
Gelet op de beslissing van de Nationale Raad van het Beroepsinstituut van Boekhouders van 31 oktober 1997 tot vaststelling van het reglement van plichtenleer;
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het door de Nationale Raad van het Beroepsinstituut van Boekhouders vastgesteld en als bijlage aan dit besluit gehecht reglement van plichtenleer heeft bindende kracht.
Art. 2.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 december 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN
Reglement van plichtenleer van het Beroepsinstituut van Boekhouders (BIB) HOOFDSTUK I. - Algemene Bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement van plichtenleer wordt verstaan onder: 1° de wet: de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1985 en 30 december 1992;2° het koninklijk besluit: het koninklijk besluit van 19 mei 1992 tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van boekhouder;3° het huishoudelijk reglement: het huishoudelijk reglement van het Beroepsinstituut van Boekhouders, vastgelegd bij besluit van de Nationale Raad van 24 juni 1994;4° het Instituut: het Beroepsinstituut van Boekhouders, opgericht bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 mei 1992 tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van boekhouder;5° de Raad: de Nationale Raad van het Instituut, bedoeld in artikel 6 van de wet;6° de Kamers: de uitvoerende kamers van het Instituut, bedoeld in artikel 6 van de wet;7° het bureau: het bureau van de Raad, bedoeld in artikel 34 van het koninklijk besluit van 27 november 1985 gewijzigd door artikel 10 van het koninklijk besluit van 26 oktober 1995, tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van de beroepsinstituten die voor de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn opgericht;8° de boekhouder BIB: - de erkende boekhouder BIB, opgenomen op het tableau van de beroepsbeoefenaars van het Instituut; - de stagiair-boekhouder, opgenomen op de lijst van de stagiairs van het Instituut; - de persoon die de toelating heeft het beroep occasioneel uit te oefenen ingevolge de bepalingen van artikel 8 van de wet; 9° het tableau van de beoefenaars: het tableau bedoeld in artikel 3 van de wet;10° de lijst van de stagiairs: de lijst bedoeld in artikel 3 van de wet.
Art. 2.De voorschriften van plichtenleer van het Instituut bestaan uit een geheel van regels, verplichtingen en verbodsbepalingen die de boekhouder BIB bij de uitoefening van zijn beroep dient na te leven.
Art. 3.De boekhouder BIB draagt persoonlijk de verantwoordelijkheid, overeenkomstig het gemeen recht, voor iedere bij de uitoefening van het beroep gestelde daad. Het is hem verboden zich, zelfs gedeeltelijk, aan deze verantwoordelijkheid te onttrekken door een bijzondere overeenkomst.
Art. 4.De boekhouder BIB moet zijn beroep uitoefenen met de vereiste bekwaamheid, eerlijkheid en waardigheid.
Hij dient over de nodige onafhankelijkheid te beschikken, die de uitoefening van een vrij beroep kenmerkt, om zijn beroep uit te oefenen volgens de voorschriften van de plichtenleer.
Hij dient eveneens te waken over de onafhankelijkheid, de onpartijdigheid en de wils- en beoordelingsvrijheid van zijn medewerkers en de personen waarop hij een beroep doet. HOOFDSTUK II. - De Boekhouder BIB en het Instituut
Art. 5.De boekhouder BIB is ertoe gehouden de door de Raad, krachtens het huishoudelijk reglement bepaalde jaarlijkse bijdrage, binnen de voorziene betalingstermijn te betalen.
Art. 6.De boekhouder BIB zal elke opdracht weigeren of elk mandaat teruggeven indien de onafhankelijke uitoefening van zijn beroep of de uitoefening ervan volgens de plichtenleer in het gedrang komt.
Hij dient rekening te houden met de algemene richtlijnen door de Raad bepaald.
Art. 7.De boekhouder BIB dient de bevoegde Kamer per aangetekende brief op de hoogte te brengen zodra een gerechtelijk onderzoek tegen hem werd geopend, dat rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met zijn beroep.
Art. 8.De boekhouder BIB dient de bevoegde Kamer per aangetekende brief te verwittigen wanneer hij in het kader van zijn beroepsuitoefening een burgerlijke, strafrechtelijke, commerciële, sociale of administratieve vordering instelt tegen een confrater.
Art. 9.De boekhouder BIB is ertoe gehouden alle gevraagde inlichtingen over te maken aan de Raad of de Kamers, om hen toe te laten hun respectieve, wettelijk toevertrouwde bevoegdheden uit te oefenen.
Art. 10.§ 1. De boekhouder BIB dient de Kamer in te lichten over de professionele samenwerkingsverbanden, die hij in het kader van zijn beroepsuitoefening aangaat, teneinde de controle op de conformiteit met de plichtenleer mogelijk te maken. § 2. Onder samenwerkingsverband wordt verstaan: - elke vorm van duurzame samenwerking of vereniging met het oog op een gemeenschappelijke uitoefening van het beroep van boekhouder BIB met andere boekhouders BIB of met personen die een ander beroep uitoefenen; - de middelenvennootschappen. § 3. Ten laatste één maand na het sluiten van een samenwerkingsverband licht de boekhouder BIB de Kamer in over zijn samenwerkingsverband en/of elke wijziging ervan, per aangetekende brief gericht aan de zetel van het Instituut. § 4. Hij voegt bij zijn brief een kopie van de samenwerkingsovereenkomst of een kopie van de briefwisseling die tot het samen-werkingsverband heeft geleid. Indien het om een mondeling akkoord gaat, voegt hij bij zijn brief een uitvoerige beschrijving van het voorwerp en van de partijen van de samenwerkingsovereenkomst. § 5. Wanneer de samenwerking plaatsvindt in het kader van een rechtspersoon, deelt de boekhouder BIB aan de Kamer de statuten, de wijzigingsakten van de statuten, alsook de benoemingen, ontslagen of ontzettingen van de leden van de beheersorganen mede. § 6. Alle boekhouders BIB die in het kader van hun beroepsuitoefening een samenwerkingsverband hebben aangegaan, dienen binnen de drie maanden na elke benoeming of wijziging aan de Kamer een geactualiseerde lijst te zenden met vermelding van de naam, voornaam, beroep en nationaliteit van de zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten van de rechtspersoon of van de vereniging waarvan zij deel uitmaken, evenals van de omvang van hun participatie in voormelde rechtspersoon of vereniging. HOOFDSTUK III. - Verplichtingen van de Boekhouder BIB
Art. 11.Indien de boekhouder BIB en zijn cliënt een « opdrachtbrief » opmaken dan moet deze brief de wederzijdse plichten van de cliënt en van de boekhouder BIB, de geldelijke voorwaarden en de te respecteren termijnen duidelijk bepalen.
De « opdrachtbrief » mag geen buitensporige schadebedingen bevatten bij vroegtijdige opzegging van de samenwerking.
Deze « opdrachtbrief » wordt in zoveel exemplaren opgemaakt en ondertekend als er partijen zijn. Elke partij ontvangt een exemplaar.
De boekhouder BIB is ertoe gehouden alle boeken en bescheiden die toebehoren aan zijn cliënt, onverwijld terug te bezorgen, wanneer deze erom verzoekt.
Art. 12.In geval een boekhouder BIB in de onmogelijkheid is zijn beroepsactiviteit uit te oefenen ingevolge een schorsing van minstens één maand, dient hij zijn cliënteel hiervan in kennis te stellen, wanneer die een beroep op hem doet tijdens de schorsing.
Art. 13.Bij het bepalen van zijn ereloon zal de boekhouder BIB rekening houden met de complexiteit en de omvang van de opdracht, met zijn bijzondere kwalificaties en de algemene kosten van zijn bedrijvigheid.
Het aanrekenen van niet verantwoorde lage of hoge erelonen is strijdig met de waardige uitoefening van het beroep.
Het is de boekhouder BIB verboden om op enigerlei wijze commissie- of makelaarslonen of welkdanig voordeel ook toe te kennen of te ontvangen die verband houden met zijn opdrachten en die strijdig zijn met artikel 4 van dit reglement.
Art. 14.De boekhouder BIB is verplicht om zijn burgelijke beroepsaansprakelijkheid te laten verzekeren door een verzekerings-overeenkomst. De algemene basisvoorwaarden en de minimumwaarborgen waaraan de verzekeringsovereenkomsten moeten voldoen, worden door de Raad vastgesteld.
Het bewijs van deze onderschrijving zal steeds op verzoek van de Kamer moeten kunnen voorgelegd worden..
Art. 15.De boekhouder BIB zal de nodige zorg besteden aan zijn beroepsvervolmaking. De Raad bepaalt het minimum aantal uren dat jaarlijks aan de beroepsvervolmaking moet worden besteed en kan ook onderwerpen inzake beroepsvervolmaking aanduiden.
Het aantal uren en de onderwerpen, voor zover ze werden bepaald, worden aan de leden van het Instituut bekend gemaakt.
De boekhouder BIB zal op verzoek van de Kamer de nodige bewijzen dienen voor te leggen van de onderwerpen en de tijd, die hij aan zijn beroepsvervolmaking heeft besteed.
Elke boekhouder BIB, die zijn beroepsactiviteit van zelfstandige boekhouder stopzet en de Kamer om zijn tijdelijke uitschrijving van het tableau van de beroepsbeoefenaars heeft verzocht, moet binnen het jaar volgend op zijn herinschrijving op het tableau, een door de Raad bepaalde bijscholing volgen, voor zover de uitschrijving langer dan twaalf maanden heeft geduurd. Het aantal uren bijscholing wordt in aanmerking genomen voor het bewijzen van de jaarlijkse verplichting inzake beroepsvervolmaking.
De boekhouder BIB, die tijdens de periode van zijn tijdelijke uitschrijving, de door de Raad vastgestelde regels inzake beroepsvervolmaking heeft nageleefd, is niet verplicht de bijscholing te volgen bij zijn herinschrijving. HOOFDSTUK IV. - De Boekhouder BIB en zijn confraters
Art. 16.De boekhouder BIB is gehouden tot wederzijdse hulp en hoffelijkheid tegenover zijn confraters en moet zich onthouden van elke houding of handeling, die een confrater schade kan berokkenen.
Hij zal de betrokken confrater onmiddellijk op de hoogte brengen van de punten, waarover een meningsverschil bestaat.
Art. 17.Vooraleer een opdracht te aanvaarden, moet de boekhouder BIB, die een opdracht van een ander boekhouder BIB, een accountant of bedrijfsrevisor overneemt, de volgende regels in acht nemen: 1° hij moet zijn voorganger per aangetekende brief in kennis stellen van de overname van de opdracht, zelfs indien de opvolging niet onmiddellijk is gebeurd;2° indien de voorganger niet werd betaald voor zijn prestaties, dient hij bij de cliënt aan te dringen op de betaling van de honoraria van zijn voorganger. De voorganger zal onverwijld alle documenten, eigendom van de cliënt, alsmede deze die kaderen in de wederzijdse hulp en hoffelijkheid ter beschikking stellen van de cliënt of van zijn opvolgende confrater. Hij is gehouden hiervan een gedetailleerde en gedagtekende inventaris in twee exemplaren op te stellen, die door alle betrokken partijen ondertekend wordt.
Art. 18.Met instemming van beide partijen kan een geschil tussen boekhouders BIB voorgelegd worden aan een verzoeningscommissie opgericht binnen het Instituut. HOOFDSTUK V. - Het Beroepsgeheim
Art. 19.Onverminderd de voor de boekhouder BIB door de wet opgelegde verplichtingen het beroepsgeheim te bewaren overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek, is hij tevens gehouden tot naleving van een beroepsdiscretieplicht.
Deze discretieplicht omvat de geheimhouding van gegevens die hem uitdrukkelijk of stilzwijgend in zijn hoedanigheid van boekhouder werden toevertrouwd en van feiten met een vertrouwelijk karakter, die hij in de uitoefening van zijn beroep heeft vastgesteld.
Er kan de boekhouder BIB evenwel geen inbreuk op de tuchtvoorschriften inzake de discretieplicht ten laste worden gelegd: a) wanneer hij geroepen wordt om in rechte getuigenis af te leggen;b) wanneer de wettelijke bepalingen hem tot mededeling van volledige of gedeeltelijke inlichtingen verplichten;c) in de uitoefening van zijn persoonlijke verdediging in rechterlijke of tuchtaangelegenheden;d) wanneer de toepassing van de voorschriften van de plichtenleer het vereist;e) wanneer en in de mate waarin hij, betreffende aangelegenheden die zijn opdrachtgever persoonlijk aanbelangen, door deze laatste uitdrukkelijk van zijn discretieplicht ontslagen werd. HOOFDSTUK VI. - Beroepsactiviteiten en onverenigbaarheden
Art. 20.Naast boekhoudersactiviteiten oefent de boekhouder BIB, behoudens wettelijk bepaalde uitzonderingen, eveneens alle werkzaamheden uit die verband houden met de externe adviesverlening en begeleiding van ondernemingen ondermeer in fiscale, vennootschapsrechtelijke en sociale materies evenals bij het opstellen van het financieel plan en inzake het verkrijgen van openbare steunmaatregelen.
De boekhouder BIB kan eveneens optreden als syndicus van gebouwen, als vereffenaar van vennootschappen en commissaris inzake opschorting.
De boekhouder BIB die tevens optreedt als syndicus van onroerende goederen in medeëigendom met toepassing van artikel 4, 1° van het koninklijk besluit van 6 september 1993 tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar, is met betrekking tot deze activiteit gehouden de voorschriften van plichtenleer van het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars met betrekking tot de syndicus na te leven. Het toezicht op de naleving van deze regels gebeurt evenwel door de Kamers van het Instituut
Art. 21.Het beroep van boekhouder BIB is onverenigbaar met elke ambachtelijke of handelsactiviteit welke rechtstreeks of onrechtstreeks, individueel of in verenigings- of vennootschapsverband als zelfstandige wordt uitgeoefend.
De Kamers kunnen evenwel, op verzoek van een boekhouder BIB, van deze bepaling afwijken voor zover de Raad zich in een algemene richtlijn over de opheffing van de onverenigbaarheid van een bepaalde ambachtelijke of handelsactiviteit met het beroep van boekhouder BIB heeft uitgesproken.
De Raad kan tevens algemene richtlijnen bepalen waarbij de onverenigbaarheden tijdelijk niet van toepassing zijn bij opvolging.
Hij kan eveneens de termijnen vastleggen, waarbinnen een reeds bestaande ambachtelijke of handelsactiviteit na de datum van de inwerkingtreding van de voorschriften van plichtenleer, toegelaten blijft met het beroep van boekhouder BIB. Deze laatste periode dient minstens vijf jaar te bedragen.
De boekhouder BIB, die onder de door de Raad vastgestelde algemene uitzonderingsbepalingen valt, dient de Kamer hiervan schriftelijk op de hoogte te brengen.
Art. 22.Personen, die tewerkgesteld zijn in de openbare sector, kunnen het beroep van boekhouder BIB slechts uitoefenen, mits schriftelijke toestemming van de bevoegde overheid. HOOFDSTUK VII. - De informatie naar het publiek
Art. 23.De boekhouder BIB kan alle personen, die er om verzoeken, de nodige informatie bezorgen over zijn beroepswerkzaamheden, zijn deskundigheden, diensten en honoraria. Het is hem verboden klanten te ronselen alsook informatie spontaan aan te bieden met het oog op klantenwerving of zich bepaalde titels of deskundigheden ten onrechte toe te eigenen.
Hij kan evenmin diensten gratis aanbieden, het vermoeden wekken dat bepaalde diensten gratis aangeboden worden of de vergoeding afhankelijk stellen van andere diensten door hem geleverd of door een persoon met wie een beroepsmatig samenwerkingsverband bestaat, of die worden verstrekt in dezelfde onderneming of in een verbonden onderneming.
Bij vermelding van zijn diensten op een publieke wijze dient de boekhouder zich te beperken tot de loutere vermelding van zijn identiteit, de titels van zijn diploma's of getuigschriften, zijn inschrijvingsnummer bij het BIB, zijn beroepsadres en -adresgegevens.
Deze vermeldingen dienen op een discrete en tactvolle manier te gebeuren.
In elk geval zal de boekhouder BIB noch in het openbaar, noch op schriftelijke wijze mogen gewag maken van de naam van zijn klanten.
Art. 24.§ 1. De boekhouder BIB die als natuurlijke persoon werkzaam is mag slechts gebruik maken van de daartoe bestemde documenten zoals ondermeer briefpapier, naamkaartjes, ereloonnota's en werkdocumenten. § 2. Die documenten moeten verplicht vermelden : - de naam en voornaam; - de titel "erkend boekhouder BIB" en zijn inschrijvingsnummer op het tableau of de titel "stagiair boekhouder" en zijn inschrijvingsnummer op de lijst van de stagiairs; - de door de wet opgelegde vermeldingen. § 3. Die documenten mogen één, meerdere of alle volgende, limitatief opgesomde, vermeldingen bevatten: 1° het logo van het BIB;2° het logo van de boekhouder BIB en de firmanaam waaronder hij zijn boekhoudactiviteiten uitoefent;3° de andere in artikel 20 van deze Code opgesomde activiteiten die hij uitoefent;4° de nummers van de financiële rekeningen;5° het(de) beroepsadres(sen);6° de telefoon-, fax- en telexnummers, alsook gelijkaardige communicatiemiddelen;7° de spreekuren en openingsuren van het kantoor;8° de academische titels;9° aansluiting bij een beroepsvereniging van boekhouders en bij een nationale of internationale organisatie.
Art. 25.§ 1. De boekhouder BIB die in verenigings- of vennootschapsverband werkt, mag slechts gebruik maken van de daartoe bestemde documenten zoals ondermeer briefpapier, naamkaartjes, ereloonnota's en werkdocumenten. § 2. Deze documenten moeten verplicht vermelden: - de naam en voornaam van de boekhouder BIB die deel uitmaakt van de vereniging of van de vennootschap; - zijn titel "erkend boekhouder BIB" en inschrijvingsnummer op het tableau of de titel "stagiair boekhouder" en zijn inschrijvingsnummer op de lijst van de stagiairs; - de firmanaam en juridische vorm van de vereniging of vennootschap; - alle door de wet opgelegde vermeldingen. § 3. Deze documenten mogen één, meerdere of alle volgende, limitatief opgesomde, vermeldingen bevatten: 1° het logo van de vereniging of van de vennootschap;2° de hierboven in artikel 24, § 3 opgesomde vermeldingen.
Art. 26.De door de boekhouder BIB gebruikte vermeldingen in zijn documenten moeten op een bescheiden manier worden voorgesteld.
Art. 27.Het naambord op het gebouw of de gebouwen waar de kantoren van de boekhouder BIB gevestigd zijn mogen slechts volgende vermeldingen bevatten: - het logo van het BIB; - de firmanaam; - het logo van de firma of van de boekhouder BIB; - de naam en voornaam van de boekhouder BIB en zijn hoedanigheid; - de spreekuren en telefoonnummers.
Het naambord moet sober zijn en redelijke afmetingen hebben.
Art. 28.Wanneer de boekhouder BIB zich kandidaat stelt voor een verkiesbaar mandaat, mag hij zijn beroepshoedanigheid op de volgende manier aanduiden: « Erkend Boekhouder BIB » of « Stagiair boekhouder ».
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 december 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN