22 MEI 2006. - Koninklijk besluit tot vastlegging van de quota van de onderzoeksrechters gespecialiseerd om kennis te nemen van de misdrijven inzake terrorisme

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 79, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2005;

Gelet op de wet van 27 december 2005, houdende diverse bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van de onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware en georganiseerde criminaliteit, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 april 2006;

Overwegende dat krachtens artikel 79 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd door de wet van 27 december 2005, het aan Ons toekomt het contingent vast te leggen van de onderzoeksrechters die gespecialiseerd zijn inzake terrorisme en die zullen worden aangewezen door de eerste voorzitters van de hoven van beroep, na het inwinnen van het advies van de federale procureur;

Overwegende dat deze onderzoeksrechters, gelet op artikel 79 van het Gerechtelijk Wetboek moeten beschikken over een nuttige ervaring voor het onderzoeken van de misdrijven bedoeld in de artikelen 137 tot 141 van het Strafwetboek, dat er moet worden vanuit gegaan, zoals de parlementaire werkzaamheden over de wet van 27 december 2005 hebben aangetoond, dat deze nuttige ervaring inzonderheid betrekking zal hebben op de behandeling van dossiers in verband met terrorisme, op de werkervaring met het federaal parket, met de inlichtingendiensten en met de andere partners bij de strijd tegen het terrorisme, op een ervaring in internationale contacten evenals op een ervaring op het vlak van het aanwenden van de bijzondere opsporingsmethoden;

Het aantal onderzoeksrechters per ressort van het hof van beroep werd vastgelegd ten opzichte van het aantal geopende dossiers inzake terrorisme bij het federaal parket waarbij er een verband is met elk ressort van het hof van beroep. Voor het ressort van het hof van beroep van Luik werd rekening gehouden met de noodzaak om een Duitstalige onderzoeksrechter te kunnen aanwijzen voor het arrondissement Eupen, waarbij overeengekomen werd dat deze onderzoeksrechter voornamelijk zal tussenkomen wanneer de zaak in het Duits moet worden behandeld.

Gelet op het advies nr 40.314/2 van de Raad van State, gegeven op 3 mei 2006, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In overeenstemming met artikel 79, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt het contingent van de onderzoeksrechters die beschikken over een nuttige ervaring voor het onderzoeken van de misdrijven bedoeld in de artikelen 137 tot 141 van het Strafwetboek, als volgt vastgelegd: 1° voor het ressort van het hof van beroep van Brussel : 4;2° voor het ressort van het hof van beroep van Antwerpen : 2;3° voor het ressort van het hof van beroep van Luik : 3 waarvan een onderzoeksrechter die kennis van de Duitse taal aantoont;4° voor het ressort van het hof van beroep van Gent : 2;5° voor het ressort van het hof van beroep van Bergen : 2.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Artikel 26 van de wet van 27 december 2005 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van de onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware en georganiseerde criminaliteit treedt in werking op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. De artikelen 15, 17, 20 en 21 van dezelfde wet treden in werking een maand na de inwerkingtreding van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 mei 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie Mevr. L. ONKELINX