Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 juni 2003
gepubliceerd op 19 september 2003

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 in de sector vlasbereiding

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012497
pub.
19/09/2003
prom.
22/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/22/2003012497/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 JUNI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 in de sector vlasbereiding (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 in de sector vlasbereiding.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001 Uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de jaren 2001-2002 in de sector vlasbereiding (Overeenkomst geregistreerd op 24 oktober 2001 onder het nummer 59343/CO/120) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders en arbeidsters (ook werklieden genoemd), van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding ressorteren. HOOFDSTUK II. - Koopkracht

Art. 2.In de vlasbereiding worden vanaf de eerste betaaldag volgend op 1 mei 2001 de baremieke en effectieve lonen verhoogd met 5 BEF per uur in enkele ploeg.

In de vlasnijverheid worden vanaf de eerste betaaldag volgend op 1 oktober 2001 de baremieke en effectieve lonen verhoogd met 4 BEF in enkele ploeg. Voor de andere arbeidsstelsels worden voornoemde forfaitaire bedragen vermeerderd met de daartoe voorziene coëfficiënten.

Art. 3.De degressieve loonschalen voor jonge werknemers, zoals voorzien in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 maart 1989, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 augustus 1989, worden met ingang van 1 mei 2001 afgeschaft.

Art. 4.In de vlasbereiding wordt vanaf 1 oktober 2001 een regeling ingevoerd van maaltijdcheques met een minimale werkgeversbijdrage van 45 BEF per gewerkte dag. Hiertoe wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten. HOOFDSTUK III. - Tewerkstellingsmaatregelen Principe

Art. 5.De volgende tewerkstellingsbevorderende maatregelen worden genomen : - verlenging van de tewerkstellingsverbintenissen; - halftijds brugpensioen; - verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst loopbaanonderbreking gedurende het jaar 2001; - verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het deeltijds werken; - toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 van de Nationale Arbeidsraad vanaf 1 januari 2002.

Tewerkstellingsverbintenissen

Art. 6.De bepalingen inzake de tewerkstellingsverbintenissen, die werden aangegaan in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1999, worden verlengd voor de duurtijd van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.

Halftijds brugpensioen

Art. 7.Er wordt een stelsel van halftijds brugpensioen ingesteld, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, ingeval van halvering van de arbeidsprestaties.

De minimumleeftijd om op halftijds brugpensioen gesteld te worden is vastgesteld op 56 jaar.

Aan de werklieden die in de loop van de jaren 2001 en 2002 tot het halftijds brugpensioen toetreden, wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de werklieden van de vlasbereiding". Het fonds draagt eveneens de kost van de eventuele capitatieve bijdrage en staat in voor de administratieve verwerking. De nadere regels worden vastgelegd in een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die integrerend deel uitmaakt van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst. Tevens worden de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de werklieden van de vlasbereiding" aangepast aan hetgeen voorafgaat.

Loopbaanonderbreking

Art. 8.De bepalingen van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1999 betreffende de loopbaanonderbreking, worden gedurende het jaar 2001 verder gezet.

De nadere regels zijn vastgelegd in de afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1999 inzake loopbaanonderbreking (registratienummer 53126/CO/122) die voor een jaar wordt verlengd en die integrerend deel uitmaakt van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.

Deeltijdse arbeid

Art. 9.De bepalingen van artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1999 betreffende het recht op deeltijdse arbeid, worden verlengd tot 31 december 2002.

De nadere regels, vastgelegd in de afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1999 (registratienummer 53124/CO/122) inzake deeltijdse arbeid worden verlengd tot 31 december 2002 en maken integrerend deel uit van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.

Toepassing collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 van de Nationale Arbeidsraad

Art. 10.Overeenkomstig de mogelijkheden geboden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 van de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, wordt de volgende afwijking overeengekomen : In uitvoering van artikel 3, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77, wordt de duur van uitoefening van het recht op tijdskrediet van één jaar op vijf jaar gebracht over de gehele loopbaan. HOOFDSTUK IV. - Brugpensioen

Art. 11.Het stelsel van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers, indien zij worden ontslagen zoals voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 1981, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 september 1981, verlengd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1993, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 december 1993, verlengd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 1995, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 april 1996, verlengd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, verlengd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1999, wordt verlengd voor de duur van twee jaar tot 31 december 2002, binnen de voorwaarden aangeduid door hiernavolgend artikel 12.

Art. 12.a) Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 2, 4e en 5e lid, van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992), wordt vanaf 1 januari 2001 de minimumleeftijd om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen vastgesteld op 58 jaar. b) Naast de anciënniteitsvoorwaarden, vastgesteld door voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992, dienen de werklieden, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, te voldoen aan één van de volgende anciënniteitsvoorwaarden : - ofwel 15 jaar loondienst in de sectoren vlasbereiding en/of textiel, breigoed, kleding, confectie; - ofwel 5 jaar loondienst in de sectoren vlasbereiding en/of textiel, breigoed, kleding, confectie tijdens de laatste 10 jaar, waarvan minstens 1 jaar tijdens de laatste 2 jaar.

Wat de gelijkstelling betreft met arbeidsdagen wordt tevens verwezen naar artikel 2, § 3, van voormeld koninklijk besluit.

Art. 13.Aan de werklieden die in de loop van de jaren 2001 en 2002 tot het brugpensioenstelsel toetreden, wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de vlasbereiding".

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen, opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 (Belgisch Staatsblad van 30 december 1989) en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 9 januari 1991), en door de uitvoeringsbesluiten, ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 14.Vanaf 1 april 2001 wordt de aanvullende vergoeding, waarvan het brutobedrag lager is dan 4 000 BEF per maand, toegekend in het raam van het conventioneel brugpensioen voor werklieden, verhoogd tot 4 000 BEF bruto per maand. Deze verhoging van het bedrag van de aanvullende vergoeding kan evenwel niet tot gevolg hebben dat het totaal brutomaandbedrag van deze aanvullende vergoeding en de werkloosheidsuitkeringen samen, hoger komt te liggen dan de drempel die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de persoonlijke afhouding voor de werknemer zonder gezinslast die wordt gestort aan de Rijksdienst voor Pensioenen en die voor het ogenblik is vastgesteld op 38 616 BEF per maand.

De statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de vlasbereiding" worden in die zin aangepast.

Art. 15.De verbintenissen aangaande dit brugpensioenstelsel maken het voorwerp uit van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst.

Tevens wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, in de zin zoals hierboven aangeduid. HOOFDSTUK V. - Opleiding en vorming

Art. 16.De werkgevers uit de subsector van de vlasbereiding storten met ingang van 1 januari 2001 en voor de jaren 2001-2002 bovenop de bijdrage van 0,10 pct. voor de risicogroepen, een bijkomende bijdrage van 0,20 pct. berekend op grond van het volledig loon van hun werklieden, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (Belgisch Staatsblad van 2 juli 1981) en de uitvoeringsbesluiten van deze wet, aan het "Waarborg- en Sociaal Fonds der Vlasbereiding". Deze bijdragen zijn om het kwartaal verschuldigd en worden door het "Waarborg- en Sociaal Fonds der Vlasbereiding" geïnd.

Bijgevolg zal voor de jaren 2001 en 2002 een globale bijdrage worden geïnd van 0,30 pct. De opbrengst van deze bijdrage zal aangewend worden voor vorming en opleiding in de ondernemingen ten gunste van werkgevers, werklieden, werkzoekenden en risicogroepen.

Over de aanwending van de 0,10 pct. bijdrage zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden.

De opleidingsplannen worden verder gezet. Er komt een aangepaste procedure in de bedrijven. Hierin kan het opleidingsrecht voor werknemers opgenomen worden. HOOFDSTUK VI. - Sociale vergoedingen Sociale toelage

Art. 17.Het niet terugvorderbaar voorschot (artikel 8 van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds der vlasbereiding") wordt gedurende één jaar langer aan de inactieven toegekend.

De statuten van het fonds worden in die zin aangepast.

Aanvullende sociale toelage

Art. 18.De dagvergoeding in geval van tijdelijke werkloosheid om economische redenen wordt vanaf het jaar 2001 van 180 BEF op 200 BEF gebracht. Deze verhoogde dagvergoeding zal voor het eerste van toepassing zijn op de referteperiode 3e en 4e kwartaal 2000 en 1e en 2e kwartaal 2001.

De statuten van het fonds worden in die zin aangepast. HOOFDSTUK VII. - Sociale begeleiding Afdanking vanaf de leeftijd van 54 jaar

Art. 19.Voor de arbeider(ster) die wordt afgedankt om welke reden ook, behoudens zwaarwichtig reden, en op het ogenblik van de uitdiensttreding ten minste de leeftijd van 54 jaar heeft bereikt, wordt de bijkomende werkloosheidsvergoeding van 100 BEF op 150 BEF per dag gebracht. Deze vergoeding kan niet gecumuleerd worden met het stelsel van conventioneel brugpensioen noch met het wettelijk pensioenstelsel.

De voorwaarden om recht te hebben op deze verhoogde bijkomende werkloosheidsvergoeding zijn : - 40 jaar beroepsloopbaan bewijzen overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, § 5, van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen; - 20 jaar beroepsloopbaan bewijzen in de subsector vlasbereiding, dit wil zeggen 20 jaar verbonden zijn geweest met een arbeidsovereenkomst met één of meerdere werkgevers die afhang(t)(en) van het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding.

De statuten van het fonds worden in die zin aangepast.

Grensarbeiders

Art. 20.Voor de grensarbeiders die worden afgedankt om welke reden ook, behoudens zwaarwichtige reden, en op het ogenblik van de uitdiensttreding ten minste de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt, wordt de bijkomende werkloosheidsvergoeding op 150 BEF per dag gebracht.

Deze vergoeding wordt uitbetaald tot de wettelijke pensioenleeftijd en kan niet gecumuleerd worden met het stelsel van het conventioneel brugpensioen, noch met het wettelijk pensioenstelsel.

De grensarbeider dient te voldoen aan de wettelijke en sectorale anciënniteitsvoorwaarden inzake het brugpensioen.

De statuten van het fonds worden in die zin aangepast. HOOFDSTUK VIII. - Getrouwheid aan de onderneming

Art. 21.Vanaf 2001 wordt aan de arbeider(ster) die minstens 20 jaar ononderbroken anciënniteit heeft in dezelfde onderneming, een dag bezoldigde afwezigheid toegekend in de loop van elk kalenderjaar. De werkgever kan de kost ervan terugvorderen bij het waarborg- en sociaal fonds, mits voorlegging van de nodige stavingsstukken.

De statuten van het fonds worden in die zin aangepast. HOOFDSTUK IX. - Functieclassificatie en kwaliteit van de arbeid

Art. 22.Er wordt een paritaire werkgroep opgericht die een onderzoek voert naar de actualisering van de functieclassificatie. Deze werkgroep wordt tevens belast met een onderzoek naar maatregelen tegen stress.

Deze paritaire werkgroep dient zijn conclusies neer te leggen vóór 1 april 2002.

Art. 23.De werkgevers en de werknemers verbinden zich ertoe elke vorm van racisme binnen hun bedrijf tegen te gaan. Elke discriminatie op grond van seksuele geaardheid, ras, huidskleur, afkomst of overtuiging is verboden bij het aanbieden van banen, de aanwerving, de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of het ontslag van een werknemer.

Bij eventuele klachten kan de meest gerede partij de zaak aanhangig maken bij het bureau van het paritair subcomité.

Art. 24.Partijen bevelen de werkgevers aan om de bijkomende tewerkstelling van uitzendkrachten als instroomkanaal naar een aanwerving aan te wenden. HOOFDSTUK X. - Mobiliteit

Art. 25.De bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 november 1991, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 april 1992, betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werklieden in de vlasbereiding worden vanaf 1 april 2001 in overeenstemming gebracht met het koninklijk besluit van 27 maart 2001 inzake de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden (Belgisch Staatsblad van 6 april 2001), waarbij de werkgeverstussenkomst in de abonnementskosten op gemiddeld 60 pct. wordt gebracht.

Art. 26.In de artikelen 4a en 8 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst wordt, vanaf 1 april 2001, het percentage van 59 pct. vervangen door 64,9 pct. In artikel 4b van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst wordt vanaf 1 april 2001 het percentage van 50 pct. vervangen door 60 pct.

Art. 27.De betaling van de tegemoetkoming geschiedt zonder dat er een minimumafstand wordt vastgelegd. In de artikelen 4 en 8 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst worden de bepalingen "vanaf 5 km" geschrapt. HOOFDSTUK XI. - Klein verlet Art. 28. - Bij het sluiten van een samenlevingscontract zoals geregeld door artikel 1475 en volgende van het Burgerlijk Wetboek heeft de arbeider(ster) het recht op het werk afwezig te zijn met behoud van loon in dezelfde voorwaarden als voorzien in het artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 voor het huwelijk van de arbeider(ster) (Belgisch Staatsblad van 11 september 1963). - Voor de toepassing van artikel 2, 2°, van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 (Belgisch Staatsblad van 11 september 1963) wordt het sluiten van een voormeld samenlevingscontract gelijkgesteld met een huwelijk. HOOFDSTUK XII. - Betaling carenzdag bij ziekte of ongeval

Art. 29.Per kalenderjaar heeft elke arbeider(ster), tewerkgesteld in een bedrijf ressorterend onder de sector van de vlasbereiding, recht op de betaling van het normale loon voor de eerste carenzdag bij ziekte of ongeval.

Onder "normaal loon", wordt verstaan : het loon berekend op basis van de wetgeving inzake betaalde feestdagen. HOOFDSTUK XIII. - Internationale solidariteit

Art. 30.Het waarborg- en sociaal fonds stelt voor de jaren 2001 en 2002 telkens een bedrag overeenstemmend met een bijdrage van 0,05 pct. van de jaarlonen (aan 100 pct.) ter beschikking voor het bevorderen van de internationale solidariteit.

De statuten van het fonds worden in die zin aangepast. HOOFDSTUK XIV. - Sociale vrede

Art. 31.De syndicale organisaties en de werkgevers verbinden er zich toe, voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, geen enkele eis te stellen noch op nationaal, noch op gewestelijk, noch op ondernemingsvlak over de punten van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 32.Wanneer zich op sectoraal of ondernemingsvlak moeilijkheden zouden voordoen inzake het sociaal overleg, is het een goede praktijk om paritaire verzoening te bevoordelen en zo nodig het vraagstuk formeel aanhangig te maken bij het verzoeningsbureau van het paritair comité. HOOFDSTUK XV. - Slotbepalingen

Art. 33.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst treden in werking op 1 januari 2001 en zijn van toepassing vanaf 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002, met uitzondering van de artikelen 3, 4 en 28 die voor onbepaalde duur worden gesloten en door partijen opzegbaar zijn, met een vooropzeg van zes maanden.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 juni 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^