gepubliceerd op 26 januari 2007
Koninklijk besluit tot uitvoering van bepaalde artikelen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
22 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van bepaalde artikelen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik U ter ondertekening voorleg, beoogt gedeeltelijk uitvoering te geven aan het artikel 109 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten.
Deze bepaling betreft de inwerkingtreding van de wet en is dusdanig geformuleerd dat een gefaseerde inwerkingtreding van de wet mogelijk wordt gemaakt.
Overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole, is de ontworpen tekst voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën en voor akkoord aan de Minister van Begroting.
Tevens is het ontwerp aan de Raad van State voorgelegd voor advies binnen een termijn van vijf dagen.
Toelichting bij de artikelen Het artikel 1 bepaalt de artikelen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten die op 1 februari 2007 in werking zullen treden.
Zoals reeds aangehaald in de aanhef van dit besluit, laat het artikel 109 van de wet van 17 mei 2006 een gefaseerde inwerkingtreding toe. In de eerste uitvoeringsfase werd ervoor geopteerd om de bepalingen die de bevoegdheden van de Minister in het kader van de strafuitvoering betreffen, in werking te laten treden evenals de bepalingen betreffende de bevoegdheden van de strafuitvoeringsrechtbank. Aldus is de eerste uitvoeringsfase van de wet beperkt tot de vrijheidsstraffen waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt. Ook de wijzigings- opheffings- en overgangsbepalingen treden in werking.
In een volgende fase zullen dan de bepalingen die betrekking hebben op de bevoegdheden van de strafuitvoeringsrechter in werking treden.
De artikelen 2 en 3 betreffen de slotbepalingen. Het besluit zal in werking treden op 1 februari 2007. De Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Dit is de strekking van het koninklijk besluit dat ik U ter ondertekening voorleg.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en getrouwe dienaar.
De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX
ADVIES 42.090/2 VAN 17 JANUARI 2007 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 11 januari 2007 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie verzocht haar, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot uitvoering van bepaalde artikelen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten", heeft het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
De motivering in de brief luidt als volgt : « En effet, comme indiqué ci-dessus, les tribunaux de l'application des peines siégeront dès le 1er février 2007, il est par conséquent impératif que les articles de la loi qui constitueront la base légale de leur travail entrent en vigueur le 1er février 2007 également. » Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Op die drie punten behoeft over het ontwerp geen enkele opmerking te worden gemaakt.
De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter;
De heer J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;
Mevr. B. Vigneron, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer A. Lefèbvre, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.
De griffier, B. Vigneron.
De voorzitter, Y. Kreins.
22 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van bepaalde artikelen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, inzonderheid op artikel 109;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 december 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 10 januari 2007;
Gelet op het advies 42.090/2 van de Raad van State, gegeven op 17 januari 2007, in toepassing van artikel 84, § 1, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de strafuitvoeringsrechtbanken in werking treden op 1 februari 2007;
Overwegende dat deze aldus vanaf deze datum ook over hun bevoegdheden moeten beschikken teneinde te kunnen functioneren;
Overwegende dat dit besluit nodig is om de van de voornoemde wet relevante bepalingen inzake deze bevoegdheden, in werking te laten treden;
Op de voordracht van onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, § 1, eerste lid, 1°, tweede lid en § 2, 24, 25, § 2, 26, § 2, 31, 32, 36, 37, 41, 42, 43, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 107 en 108 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, treden in werking op 1 februari 2007.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2007.
Art. 3.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 januari 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX