Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 januari 2002
gepubliceerd op 21 februari 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het protocol van nationaal akkoord 1995-1996

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012085
pub.
21/02/2002
prom.
22/01/2002
ELI
eli/besluit/2002/01/22/2002012085/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het protocol van nationaal akkoord 1995-1996 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het protocol van nationaal akkoord 1995-1996.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 januari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 1995 Protocol van nationaal akkoord 1995-1996 (Overeenkomst geregistreerd op 21 november 1995 onder het nummer 39773/CO/111.03)

Artikel 1.Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, die onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, met uitzondering van die welke tot de sector van de ondernemingen der metaalverwerking behoren.

Onder "ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren", wordt verstaan : de firma's die gespecialiseerd zijn in het monteren, demonteren, afbreken op openluchtwerven van metalen gebinten en onderdelen van bruggen, reservoirs, gashouders, zwaar ketelwerk, bestanddelen van zware machinebouw, petroleuminstallaties, alsmede het hanteren van zware stukken en het optrekken van metalen stellingen.

Deze ondernemingen werken doorgaans voor rekening van de firma's welke het in vorig lid vermeld materiaal hebben vervaardigd of voor deze welke het hebben gekocht en het gebruik ervan hebben.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is eveneens van toepassing op buitenlandse firma's die in België montagewerken verrichten met buitenlands personeel.

Art. 2.Voorwerp Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten met het oog op behoud en de bevordering van de tewerkstelling in de sector, in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 7 december 1994 en in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 60 van de Nationale Arbeidsraad van 20 december 1994.

Art. 3.Werkzekerheid Art. 3.1. Werkzekerheidsclausule § 1. Principe Voor de duur van dit akkoord zal in geen enkele onderneming overgegaan worden tot meervoudig ontslag vooraleer andere tewerkstellingsbehoudende maatregelen - met inbegrip van tijdelijke werkloosheid - uitgeput zijn en vooraleer de mogelijkheid tot beroepsopleiding voor de getroffen arbeiders werd onderzocht. § 2. Procedure Wanneer zich echter onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen waardoor bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid of ander equivalente maatregelen sociaal-economische onthoudbaar worden, zal de volgende sectorale overlegprocedure worden nageleefd : 1° Wanneer de werkgever voornemens is over te gaan tot ontslag van meerdere arbeiders, dat als meervoudig ontslag kan worden beschouwd, licht hij voorafgaandelijk de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de syndicale delegatie in. In geval er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie bestaat, licht hij voorafgaandelijk en individueel de betrokken arbeiders schriftelijk in. 2° Binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de arbeidersvertegenwoordigers dienen partijen op ondernemingsvlak de besprekingen te starten over de maatregelen die terzake kunnen worden genomen. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dan wordt binnen de acht kalenderdagen na het vaststellen van een niet-akkoord op ondernemingsvlak, beroep gedaan op het verzoeningsbureau op initiatief van de meest gerede partij. 3° In geval er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie bestaat in de onderneming, kan, binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de arbeiders, dezelfde overlegprocedure worden ingeleid op initiatief van de vakbondsorganisaties die de arbeiders vertegenwoordigen. § 3. Sanctie Bij niet-naleving van de procedure bepaald in § 2, dient de in gebreke zijnde werkgever, naast de normale opzegtermijn, aan de betrokken arbeider een vergoeding te betalen.

Deze vergoeding is gelijk aan het loon verschuldigd voor de genoemde opzegtermijn. In geval van betwisting wordt beroep gedaan op het gewestelijk verzoeningsbureau op vraag van de meest gerede partij.

De afwezigheid van een werkgever op de in deze procedure voorziene bijeenkomst van het verzoeningsbureau wordt beschouwd als een niet-naleving van de bovenstaande procedure. De werkgever kan zich hiervoor laten vertegenwoordigen door een bevoegde afgevaardigde behorende tot zijn onderneming. § 4. Definitie In dit artikel wordt onder "meervoudig ontslag" verstaan : elk ontslag, met uitzondering van ontslag om dringende reden, dat in de loop van een periode van 60 kalenderdagen een aantal arbeiders treft dat tenminste 10 pct. bedraagt van het gemiddeld arbeidersbestand van het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat, met een minimum van 3 arbeiders voor ondernemingen van minder dan 30 arbeiders. Ook ontslagen ingevolge een faling of sluiting vallen onder toepassing van deze definitie.

Art. 3.2. Fonds voor bestaanszekerheid Het maximum aantal uitkeringen bij volledige werkloosheid ten laste van het fonds wordt vanaf 1 januari 1995 voor de arbeiders die na 1 januari 1995 werkloos worden en geen 45 jaar oud zijn verhoogd van 160 dagen naar 180 dagen.

Art. 4.Brugpensioen Art. 4.1. Verlenging van de bestaande brugpensioenakkoorden § 1. Het brugpensioen voor vrouwen vanaf 55 jaar, voorzien in het artikel 19sexies van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengt tot 30 juni 1997. § 2. De collectieve arbeidsovereenkomst van 4 februari 1991 inzake brugpensioen na ontslag, verlengd door het protocol van nationaal akkoord van 15 maart 1993, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot 30 juni 1997. § 3. De collectieve arbeidsovereenkomst inzake brugpensioen die op ondernemingsvlak voor bepaalde duur werden gesloten, worden onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot 30 juni 1997. § 4. De tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid van 3 100 BEF per maand in de last van het brugpensioen vanaf 57 jaar voor de mannen en 55 jaar voor de vrouwen wordt behouden voor alle brugpensioenen die ingaan tussen 1 januari 1995 en 30 juni 1997. § 5. De bijkomende hoofdelijke bijdragen voor de bruggepensioneerden, die in het raam van de bestaande en verlengde overeenkomsten tussen 1 januari 1995 en 30 juni 1997 in brugpensioen worden gesteld, worden vanaf 57 jaar voor de mannen en 55 jaar voor de vrouwen eveneens ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 4.2. Brugpensioen in uitvoering van het interprofessioneel akkoord § 1. Daarenboven wordt in de uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 7 december 1994 voor de arbeiders, die niet in aanmerking komen voor de in artikel 4.1. verlengde regelingen tijdens de periode van deze overeenkomst, de brugpensioenleeftijd verlaagd tot 55 jaar voor de arbeiders met een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar onder de hiernavermelde voorwaarden. Voor de bepaling van deze loopbaan wordt de gelijkstelling van de periodes van volledige werkloosheid beperkt tot maximum vijf jaar. § 2. Voorwaarden Deze bijkomende brugpensioenregeling wordt gesloten in overeenstemming met collectieve arbeidsovereenkomst 17 van de Nationale Arbeidsraad.

Ze geldt voor de arbeiders van 55 jaar en ouder die door de werkgever worden ontslagen, behalve wegens dringende reden, in de zin van de wet op de arbeidsovereenkomsten. Het bedrag van de aanvullende vergoedingen is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering.

Deze bijkomende regeling is geldig van 1 oktober 1995 tot en met 31 december 1996. § 3. Brugpensioen - procedure Ten laatste 1 maand voor het bereiken van de brugpensioenleeftijd nodigt de werkgever de betrokken werkman uit tot een onderhoud. Bij dit onderhoud kan de werkman zich laten bijstaan door zijn vakbondsafgevaardigde. Bij dit onderhoud zullen zowel naar timing van het brugpensioen als naar aanwerving en opleiding van de vervanger van de bruggepensioneerde sluitende afspraken worden gemaakt. § 4. Vervanging Indien een arbeider in brugpensioen wordt gesteld volgens deze bijkomende regeling en wordt vervangen door een nieuw aangeworven arbeider met een contract van onbepaalde duur, kan de onderneming deze nieuw aangeworvene gedurende de eerste zes maanden van tewerkstelling betalen aan 90 pct. van het normale loon, voorzien voor de functie die hij uitoefent. De toepassing van deze regel mag niet tot gevolg hebben dat de nieuw aangeworven arbeider een lager loon zou ontvangen dan de conventioneel voorziene minimumlonen.

Voor volgende gevallen wordt niettemin 100 pct. van het normale loon, voorzien voor de functie die zij uitoefenen, betaald : - bij aanwervingen onder contracten van bepaalde duur; - bij aanwerving van vervangers van bruggepensioneerden die voor hun aanwerving reeds in de onderneming waren tewerkgesteld onder welk statuut ook. Hiermee worden onder meer bedoeld, de gewezen stagiairs, tijdelijke contracten, vervangingscontracten, alsook de uitzendkrachten die tewerkgesteld geweest zijn in de onderneming.

Bij ondernemingen waar specifieke aanwervingslonen voorzien zijn gelden de normale aanwervingslonen van de onderneming. § 5. Een tussenkomst van 3 100 BEF per maand in de aanvullende vergoedingen van deze bijkomende brugpensioenregeling, vanaf 57 jaar voor de mannen en 55 jaar voor de vrouwen, wordt door het fonds voor bestaanszekerheid ten laste genomen voor al deze brugpensioenen die ingaan tussen 1 oktober 1995 en 31 december 1996. § 6. De hoofdelijke bijdragen voor de bruggepensioneerden, die in het raam van de bijkomende regeling tussen 1 oktober 1995 en 31 december 1996 in brugpensioen worden gesteld, worden vanaf 57 jaar voor de mannen en 55 jaar voor de vrouwen eveneens ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid. § 7. De nieuwe "bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage" verbonden aan dit bijkomend brugpensioen wordt ten laste genomen, binnen de bestaande mogelijkheden, door het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 5.Vorming en opleiding Art. 5.1. Bijdrage risicogroepen § 1. In uitvoering van het interprofessioneel akkoord wordt vanaf het derde trimester 1995 voor de duur van het akkoord een bijdrage van 0,15 pct. geïnd door het fonds voor bestaanszekerheid ter bevordering van de initiatieven voor de tewerkstelling en opleiding van risicogroepen.

Voor 1996 zal in uitvoering van het interprofessioneel akkoord de bijdrage van 0,15 pct. opgetrokken worden tot 0,20 pct. § 2. De aldus geïnde bedragen zullen via de v.z.w. "Montage" aangewend worden ter ondersteuning van opleidingsinitiatieven. De v.z.w. zal hiervoor de uitvoeringsmodaliteiten bepalen.

Art. 5.2. beroepsopleiding Voor elke onderneming geldt als objectief dat jaarlijks minstens 0,5 pct. van het geheel van de gepresteerde uren door de totaliteit van de arbeiders in tijd besteed wordt aan beroepsopleiding voor arbeiders.

Onder "beroepsopleiding" wordt verstaan : vorming die de kwalificatie van de arbeider bevordert en beantwoordt aan de noden van de onderneming, inclusief on-the-job-training. Deze beroepsopleiding dient tijdens de werkuren te gebeuren.

De op ondernemingsvlak reeds bestaande inspanningen inzake beroepsopleiding voor arbeiders kunnen in aanmerking genomen worden voor de berekening van de bovengenoemde 0,5 pct.

De verwezenlijking van dit objectief zal jaarlijks, na afloop van het kalenderjaar, binnen de v.z.w. "Montage" paritair geëvalueerd worden.

Art. 5.3. Opleiding voor vervangers brugpensioen De v.z.w. "Montage" dient initiatieven te nemen inzake de opleiding van vervangers van de bruggepensioneerden, rekening houdend met de hen door dit akkoord toegekende financiële mogelijkheden.

Art. 6.Bijkomende tewerkstellingsmaatregelen op ondernemingsvlak § 1. Op ondernemingsvlak kan, op initiatief van hetzij de werkgever, hetzij de werknemersvertegenwoordiging, onderhandeld worden over de bevordering van de werkgelegenheid door aanpassing van de arbeidsorganisatie en, mits respect voor het principe van kostenneutraliteit, door de invoering van deeltijdse arbeid, halftijds brugpensioen en beroepsloopbaanonderbreking.

Als de werknemersvertegenwoordiging het initiatief neemt te onderhandelen over de collectieve invoering van deeltijdse arbeid en/of beroepsloopbaanonderbreking, impliceert dit haar bereidheid te onderhandelen over de aanpassing van de arbeidsorganisatie. § 2. De concretisering van deze onderhandelingen in preciese maatregelen moet gebeuren door een collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet ter goedkeuring voorgelegd worden aan de Nationale Paritaire Sectie voor de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren. § 3. Onder de voorwaarde dat terzake op ondernemingsvlak een collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten, wordt, in uitvoering van de artikelen 20bis, § 4 en 26bis, § 2bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971, de mogelijkheid geboden om de inhaalrust ten belope van maximaal het wettelijk bepaalde aantal overuren niet toe te kennen.

Art. 7.Paritaire werkgroep Binnen de sector wordt een paritaire werkgroep opgericht inzake de problematiek van de onwettige en alternatieve tewerkstellingspraktijken met negatieve weerslag op de sector. De werkgroep zal de gepaste maatregelen voorstellen zoals ondermeer de invoering van een R.S.Z.-kaart, het bevoegdheidsgebied van het paritair comité, problematiek van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de arbeiders.

De resultaten van deze paritaire werkgroep dienen voorgelegd te worden aan het nationaal paritair comité voor 31 december 1996.

Art. 8.Verlenging van bestaande akkoorden Naast de in deze collectieve arbeidsovereenkomst reeds genoemde verlengingen, worden onderstaande bepalingen verlengd tot 31 december 1996.

Art. 8.1. Volgende bepalingen van het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 14, § 2, 4e alinea : bijdrage van 0,30 pct. ter financiering van de vervroegde tussenkomst in de last van het brugpensioen vanaf 57 jaar.

Art. 14, § 2, 7e alinea : bijdrage van 0,13 pct. ter financiering van de tussenkomst in de door de werkgevers verschuldigde capitatieve bijdragen.

Art. 14, § 3, 1e alinea : bijdrage van 0,60 pct. voor de bijzondere jaarlijkse compensatietoeslag.

Art. 19bis, 2e alinea, 2e streepje : het in aanmerking nemen van de stageovereenkomst van minstens 3 maanden voor de toekenning van de volledige werkloosheid.

Art. 19bis, § 5 : de verhoogde vergoeding van 3 100 BEF/maand voor werklieden vanaf 57 jaar, die zonder op brugpensioen gesteld te worden volledig werkloos worden.

Art. 22quater, § 1 en § 2 : de verhoogde vergoeding voor oudere zieken in voltijdse en deeltijdse betrekking.

Art. 8.2. Kleine flexibiliteit Partijen vragen eveneens het koninklijk besluit van 25 maart 1993 betreffende de "kleine flexibiliteit" te verlengen tot 31 december 1996.

Art. 9.Sociale vrede De partijen verbinden er zich toe de uiteenlopende interpretaties die zouden kunnen ontstaan bij de toepassing van deze overeenkomst te goeder trouw op te lossen.

De ondertekenende partijen verbinden er zich toe op geen enkel niveau collectieve eisen te stellen die een uitbreiding van de in deze overeenkomst bepaalde verplichtingen tot gevolg hebben.

Art. 10.Duur Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur, heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995 en treedt buiten werking op 31 december 1996 met uitzondering van : - het artikel 3.2. dat geldt voor onbepaalde duur voor dewelke een opzegtermijn van 6 maanden geldt met een aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw; - het artikel 4.1. dat van bepaalde duur is tot 30 juni 1997.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 januari 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^