gepubliceerd op 31 december 2004
Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten van overplaatsing van een aantal personeelsleden van de NMBS Holding naar de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer alsook van de manier waarop die onder haar gezag worden gebracht
22 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten van overplaatsing van een aantal personeelsleden van de NMBS Holding naar de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer alsook van de manier waarop die onder haar gezag worden gebracht
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, inzonderheid op artikel 98;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 oktober 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 25 november 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 12 oktober 2004;
Gelet op het advies van de Nationale paritaire Commissie van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, gegeven op 17 november 2004;
Gelet op het advies 37.861/4 van de Raad van State, gegeven op 8 december 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, 1e lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de omzetting van Richtlijn 2001/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, van Richtlijn 2001/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering voltooid moest zijn tegen 15 maart 2003;
Overwegende dat de Regering daarenboven meent dat elke vertraging in de omzetting de concurrentiepositie van de Belgische spoorsector en industrie schaadt, rekening houdend met de versnelde beweging van vrijmaking in de andere lidstaten van de Europese Unie;
Overwegende dat er aanzienlijke aanpassingen moeten gebeuren in de reglementering die van toepassing is op de spoorwegsector, met name die met betrekking tot de gebruiksveiligheid van de spoorweginfrastructuur en de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem;
Overwegende dat wijzigingen werden aangebracht in de structuren van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen en dat in het bijzonder bevoegdheden werden toegewezen aan de beheerder van de spoorweginfrastructuur;
Overwegende dat de overplaatsing van in spoorwegen gespecialiseerd, onmiddellijk operationeel en gekwalificeerd personeel noodzakelijk is voor de inwerkingtreding van de bepalingen van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit stelt de modaliteiten vast voor de overplaatsing op vrijwillige basis van de statutaire personeelsleden van de NMBS Holdingnaar de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer alsook van de modaliteiten waaronder die onder haar gezag worden gebracht, met toepassing van artikel 98 van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur.
Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder overplaatsing, een terbeschikkingstelling van personeelsleden bedoeld in lid 1, tijdens welke er verbreking is van de juridische band van ondergeschiktheid op grond waarvan de betrokken personeelsleden optreden in overeenstemming met de orders en instructies die hen door de NMBS Holding worden gegeven, door een ermee verbonden onderneming of een onderneming die ermee banden van deelgenootschap heeft, hun organen, hun aangestelden of hun gemachtigden, alsook van elke andere onderneming die op een of andere wijze van hen afhankelijk zijn.
Art. 2.Gedurende hun overplaatsing staan de in artikel 1 bedoelde personeelsleden onder het hiërarchisch gezag zoals dit binnen de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer wordt uitgeoefend.
Art. 3.§ 1. De Minister tot wiens bevoegdheid de regulering van het spoorwegvervoer behoort, hierna de Minister genoemd, bepaalt het competentieprofiel van de betrekkingen die overeenstemmen met de functies die moeten worden bekleed door de in artikel 1 bedoelde personeelsleden. § 2. Vacante betrekkingen die met de in § 1 bedoelde functies overeenstemmen, worden aangekondigd via een in de NMBS Holdingverspreid bericht.
Het bericht vermeldt het aantal vacante betrekkingen, de duur van de terbeschikkingstelling, de functie-inhoud, de plaats van de tewerkstelling en de voorwaarden waaraan de kandidaten moeten voldoen om te kunnen worden aangesteld. Het maakt eveneens melding van de termijn en de wijze voor het neerleggen van de kandidaturen. § 3. De kandidaten voor de in artikel 2 bedoelde functies worden door de Minister aangesteld na een selectie en een gemotiveerd advies vanwege een comité van experts. § 4. De Minister bepaalt de samenstelling en de werkingswijze van het in § 3 bedoelde comité dat ten minste een lid van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid bevat.
Art. 4.De in artikel 1 bedoelde personeelsleden behouden hun administratief, geldelijk en sociaal statuut zoals dit is bepaald bij de uitvoeringsreglementen van artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.
Art. 5.De bijzondere regels betreffende de overplaatsing naar de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer van de in artikel 1 bedoelde personeelsleden worden bepaald bij een overeenkomst tussen de Staat, vertegenwoordigd door de Minister, en de NMBS Holding.
Art. 6.De in artikel 1 bedoelde personeelsleden mogen geen deel uitmaken van het Toezichthoudend orgaan van het Spoorwegvervoer, opgericht met toepassing van artikel 1 van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003, zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 11 juni 2004.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2005.
Art. 8.Onze Minister van Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT