gepubliceerd op 09 mei 2019
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 september 1988 betreffende de voorschriften en de verplichtingen van raadpleging en informatie bij het uitvoeren van werken in de nabijheid van installaties van vervoer van gasachtige en andere producten door middel van leidingen
22 APRIL 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 september 1988 betreffende de voorschriften en de verplichtingen van raadpleging en informatie bij het uitvoeren van werken in de nabijheid van installaties van vervoer van gasachtige en andere producten door middel van leidingen
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, artikel 16, eerste lid, 8°, gewijzigd bij de wet van 28 juli 1987 en artikel 17, § 1, gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 september 1988 betreffende de voorschriften en de verplichtingen van raadpleging en informatie bij het uitvoeren van werken in de nabijheid van installaties van vervoer van gasachtige en andere producten door middel van leidingen;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën gegeven op 17 december 2018;
Gelet op het advies van de Algemene Directie Energie van de FOD Economie van 20 maart 2019;
Gelet op het advies van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de FOD Economie van 4 april 2019;
Gelet op advies 65.364/3 van de Raad van State, gegeven op 8 maart 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 september 1988 betreffende de voorschriften en de verplichtingen van raadpleging en informatie bij het uitvoeren van werken in de nabijheid van installaties van vervoer van gasachtige en andere producten door middel van leidingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 januari 2006, wordt vervangen als volgt : "
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° de werken: alle werken die onder, op of boven openbaar domein of particuliere eigendommen worden uitgevoerd en vervoerinstallaties kunnen schaden, onder meer het bouwen, het afbreken, het aanleggen van draineerbuizen, het diepploegen en diepwoelen, uitgraven of uitvoeren van grondwerk op een diepte van meer dan vijftig centimeter, het aanaarden, het boren, het persen, het inheien van palen of schuttingsplanken, het opstapelen op de grond van zware voorwerpen, het wijzigen van het grondprofiel, het aanplanten of verwijderen van diepwortelende planten, mijn-, graverij- of groefwerken, het verkeer met zware werktuigen buiten de hiervoor aangelegde wegen, het gebruik van springstoffen, het ruimen van grachten;2° de bouwheer: elke natuurlijke of rechtspersoon die beslist werken te verwezenlijken, ongeacht of die voor het ontwerp of de uitvoering van de werken een beroep doet op derden;3° de ontwerper: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon belast met de studie van de uit te voeren werken en het opstellen van een ontwerp;4° de aannemer: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die werken uitvoert, hetzij voor eigen rekening, hetzij voor rekening van een bouwheer doch buiten een arbeidsovereenkomst;5° de vervoerder: de houder van een vervoersvergunning;6° de beschermde zone: de zone die de vervoerinstallaties inkadert op 15 meter aan weerszijden van hun inplanting, in voorkomend geval uitgebreid tot de zone waar de uitvoering van de werken de stabiliteit van de voormelde zone of de integriteit van de vervoerinstallaties kan schaden, uitgezonderd voor de toepassing van hoofdstuk III waar de beschermde zone 15 meter aan weerszijden van de vervoerinstallaties bedraagt, of kleinere breedte zoals overeengekomen tussen de vervoerder en de uitbater van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut;7° de uitbater van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut: de uitbater van ondergrondse bouwwerken aangewend als openbare nutsvoorzieningen, die regelmatige en veelvuldige ingrepen vergen, te weten de netten van de distributiediensten van water, elektriciteit, gas, stoom, warmte en warmwater, de netten van stadsverwarming, de netten van teledistributie en telecommunicatie, de rioleringsnetten, en de netten voor vervoer van elektriciteit door middel van ondergrondse kabels;8° het centraal meldpunt: de internettoepassing die als doel heeft iedereen die werken plant de mogelijkheid te geven zich te informeren over de aanwezigheid van vervoersinstallaties in de nabijheid van de bedoelde werken;deze toepassing mag enkel worden geëxploiteerd door rechtspersonen die hiervoor zijn aangesteld door de minister bevoegd voor Energie. Met "centraal meldpunt" wordt ook bedoeld een met het centraal meldpunt verbonden en door een bevoegde gewestelijke overheid erkende internettoepassing met gelijkaardige doelstelling; 9° de kleine geplande werken: de werken zoals die van aansluiting, onderhoud, controle, bescherming en opzoeking, waarvoor enkel uitgravingen van geringe omvang nodig zijn.Het diepwoelen, diepploegen en het ruimen van grachten zijn eveneens kleine geplande werken; 10° de herstellingswerken die spoed eisen: elke interventie als reactie op een incident dat de veiligheid van personen of goederen in het gedrang brengt, of voor het behoud van de openbare dienstverlening.Worden onder andere beschouwd als herstellingswerken die spoed eisen: het lek op een water- of gasleiding, de onderbreking van een netwerk, een elektrisch incident, het dreigend risico van een incident op een kabel of leiding, de verzakking van de wegenis; 11° het manueel werken: het werken zonder hulpmiddelen die aangedreven zijn door een externe energiebron.Het werken met een zuigwagen met een zachte kop wordt gelijkgesteld met manueel werken; 12° de technische code voor de bedrijfsvoering, het toezicht, het onderhoud en de inspecties van installaties voor het vervoer door middel van leidingen: de code zoals goedgekeurd door het ministerieel besluit van 7 juni 2017 tot goedkeuring van de Technische Code voor de bedrijfsvoering, het toezicht, het onderhoud en de inspecties van installaties voor het vervoer door middel van leidingen.".
Art. 2.De artikelen 2 tot 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 januari 2006 en 20 juni 2007, worden vervangen als volgt: "
Art. 2.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing wanneer de werken niet onder hoofdstuk III vallen.
Art. 3.De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op de werken die geen kleine geplande werken zijn, noch herstellingswerken die spoed eisen.
Vanaf het ontwerpen van werken wint de bouwheer of, in zijn naam, de ontwerper, inlichtingen in, ten einde te weten of de ontworpen werken zich in een beschermde zone bevinden. Daartoe raadpleegt hij het centraal meldpunt om te weten of de ontworpen werken zich in een beschermde zone bevinden.
De bouwheer of, namens deze, de ontwerper verwittigt onmiddellijk de vervoerders van de aard, de planning en de plaats van de ontworpen werken door de verzending van een kennisgeving in de vorm van een elektronisch bericht via het centraal meldpunt. Binnen vijftien werkdagen na de ontvangst van deze kennisgeving, geven de vervoerders de nuttige beschikbare inlichtingen over de bestaande vervoerinstallaties, waaronder de situatieplannen van de bestaande en, in voorkomend geval, de in ontwerp zijnde vervoerinstallaties alsook de veiligheidsvoorschriften die voor en na de start van de werken moeten worden nageleefd.
Na ontvangst van die inlichtingen pleegt de bouwheer of, namens deze, de ontwerper met de vervoerders overleg over de omvang van de beschermde zone en over de maatregelen die moeten worden genomen ter beveiliging en instandhouding van de vervoerinstallaties. Bij dit overleg wordt nagegaan welke algemene en gebeurlijk bijzondere richtlijnen eigen aan iedere vervoerinstallatie bij het uitvoeren van werken in hun nabijheid moeten worden nageleefd, alsook de methoden van plaatsbepaling die vereist zijn in het geval van de ontworpen werken.
De bouwheer of, namens deze, de ontwerper deelt aan de aannemer de ingewonnen inlichtingen en de te nemen maatregelen mee.
Art. 4.De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op alle werken uitgezonderd de in artikel 5/1 bedoelde herstellingswerken die spoed eisen.
Vooraleer met de uitvoering van de werken te beginnen, raadpleegt de aannemer het centraal meldpunt om navraag te doen over de aanwezigheid van vervoerinstallaties.
De aannemer laat de vervoerders de plaats, de planning en de aard van de uit te voeren werken weten door de verzending van een kennisgeving in de vorm van een elektronisch bericht via het centraal meldpunt.
Binnen vijftien werkdagen na ontvangst van de kennisgeving, delen deze vervoerders aan de aannemer de nuttige beschikbare inlichtingen mee over het bestaan en de ligging van de vervoerinstallaties, met inbegrip van de nieuwe of de gewijzigde installaties, en stellen hem in kennis van de algemene en specifieke veiligheidsmaatregelen die moeten nageleefd worden.
Na ontvangst van die inlichtingen pleegt de aannemer overleg met de vervoerders en voorziet in de beschermde zone de bijkomende maatregelen die moeten genomen worden ten einde de veiligheid en de goede instandhouding van de vervoerinstallaties te verzekeren.
De aannemer bevestigt telefonisch aan de betrokken vervoerders de effectieve start van de werken en dit ten minste drie werkdagen voorafgaand aan de aanvang van de werken.
Art. 5.Behoudens bij de in artikel 5/1 bedoelde herstellingswerken die spoed eisen, kan tot de uitvoering van de werken in een beschermde zone niet worden overgegaan dan nadat de aannemer in antwoord op zijn, in de artikelen 3, derde lid, en 4, derde lid, bedoelde, kennisgeving, van alle betrokken vervoerders de nuttige beschikbare inlichtingen, zoals bepaald in de artikelen 3, derde lid, en 4, derde lid, ontvangen heeft.
Onverminderd de verplichtingen van de vervoerder zoals bepaald in de technische code voor de bedrijfsvoering, het toezicht, het onderhoud en de inspecties van installaties voor het vervoer door middel van leidingen, mogen de werken door de aannemer slechts uitgevoerd worden nadat hij, in aanwezigheid van de vervoerder, door proefsleuven de ligging van de vervoerinstallaties op de plaats van de uit te voeren werken heeft bepaald en alle maatregelen ter beveiliging en instandhouding van die vervoerinstallaties heeft genomen.
De vervoerder kan beslissen af te wijken van het tweede lid door niet te laten overgaan tot het uitvoeren van proefsleuven of niet aanwezig te hoeven zijn bij het graven van de proefsleuven. In voorkomend geval wordt de keuze van afwijking in het document van vaststelling bedoeld in het vierde lid opgenomen.
De betrokken vervoerder(s) maakt/maken ter plaatse een document van vaststelling op waarin de veiligheids- en instandhoudingsmaatregelen, en de vaststellingen worden opgenomen. Dit document wordt door de aannemer en vervoerder ondertekend en is te allen tijde raadpleegbaar op de plaats van de uitvoering van de werken. Als de vervoerder zich niet op de plaats van de uitvoering van de werken begeeft, maakt hij een document op waarin zijn beoordeling is opgenomen en maakt hij het over aan de aannemer.
De aannemer is verantwoordelijk voor het instandhouden van de markering van het tracé van de vervoerinstallaties op de werf zoals zij werd vastgelegd in het document van vaststelling bedoeld in het vierde lid.".
Art. 3.In hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt een artikel 5/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 5/1.Herstellingswerken die spoed eisen.
Herstellingswerken die spoed eisen mogen in een beschermde zone onmiddellijk worden aangevat, nadat de aannemer (of de bouwheer) zich vergewist heeft van de aanwezigheid van de betrokken vervoerders, deze vervoerders telefonisch ervan in kennis heeft gesteld en met hen heeft overlegd over de te volgen werkmethode en veiligheidsmaatregelen. Deze kennisgeving wordt binnen vierentwintig uur per brief, e-mail of via een melding via het centraal meldpunt bevestigd met ontvangstbewijs.
Gedurende deze werken treft de bouwheer of zijn aannemer niettemin al de passende maatregelen ten einde de veiligheid en de goede instandhouding van de vervoerinstallaties te verzekeren.
Als manueel werken niet mogelijk is, is het toegelaten om, volgens de voorschriften van de vervoerder die voorafgaand werden meegedeeld, de bovenste toplaag over een maximale dikte van 25 cm met mechanische middelen te verwijderen.
Als bij de uitvoering van de werken blijkt dat de bovenste harde toplaag dikker is dan 25 cm, dan zal (zullen) de betrokken vervoerder(s) onmiddellijk telefonisch worden ingelicht door de aannemer.
De werken met gebruik van mechanische middelen in de beschermde zone worden stopgezet totdat de vervoerder(s) ter plaatse is/zijn om zijn/hun toestemming tot verderzetting van de werken te geven en om eventueel bijkomende maatregelen op te leggen.
In voorkomend geval zal het gebruik van mechanische middelen toegelaten worden zodra de vervoerder via telefoon, e-mail of fax meedeelt dat, rekening houdend met de ligging van de vervoersinstallaties, de ligging en de omvang van de werken en desgevallend bijkomende maatregelen, deze werken met mechanische middelen mogen uitgevoerd worden Indien verderzetting met mechanische middelen niet toegelaten wordt en een voorlopige oplossing in het kader van de spoedeisende herstelling niet aangewezen is, zal de vervoerder onmiddellijk actie nemen om na de melding van de stopzetting van de werken op de betrokken locatie de leiding op tegensprekelijke wijze tussen de vervoerder en de aannemer uit te zetten. Desgevallend worden bijkomende maatregelen opgelegd om hem, indien mogelijk, de toestemming tot verderzetting van de werken te verstrekken. Dit wordt ter plaatse tegensprekelijk opgetekend tussen de vervoerder en de aannemer. Dit document is te allen tijde raadpleegbaar op de plaats van de uitvoering van de werken.".
Art. 4.In hetzelfde besluit wordt het opschrift van hoofdstuk III vervangen als volgt : "HOOFDSTUK III. - Uitvoering van werken door vervoerders of uitbaters van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut.".
Art. 5.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 6.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing wanneer de bouwheer een vervoerder is of een uitbater van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut erkend door de minister bevoegd voor Energie, of door zijn afgevaardigde.".
Art. 6.In hoofdstuk III van hetzelfde besluit worden de artikelen 6/1 tot 6/4 ingevoegd, luidende : «
Art. 6/1.Algemene informatieverstrekking.
De vervoerders stellen jaarlijks voor het einde van de maand januari een digitale versie van de meest recente gegevens betreffende de aanwezigheid van de vervoersinstallaties alsook van hun geplande nieuwe vervoersinstallaties in het exploitatiegebied van elke betrokken uitbater van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut gratis ter beschikking van deze laatsten. Deze informatie bestaat minstens uit de geografische coördinaten in Lambert 72, op schaal 1/10.000e, van de beschermde zones en uit de contactgegevens van elke betrokken vervoerder, met inbegrip van het telefoonnummer van een centrale dispatching of gelijkwaardig die 24/24h en 7/7d bereikbaar is.
Elke relevante wijziging aan die informatie wordt aan de uitbaters van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut meegedeeld via een nieuwe digitale versie.
De uitbater van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut of de vervoerder die werken wenst uit te voeren deelt aan de aannemer de informatie bedoeld in het eerste en tweede lid, die hij van de vervoerders heeft ontvangen en die nuttig is voor de uitvoering van de werken in het kader van de specifieke opdracht mee en wijst hem op de verplichtingen opgelegd door dit besluit. Deze overdracht van informatie ontheft de aannemer niet van zijn verplichtingen om via de voorziene procedure melding te doen en informatie aan te vragen.
Art. 6/2.Werken andere dan deze bepaald in de artikelen 6/3 en 6/4. § 1. Vanaf het ontwerpen van werken wint de bouwheer of, in zijn naam, de ontwerper, inlichtingen in, ten einde te weten of de ontworpen werken zich in een beschermde zone bevinden. Daartoe raadpleegt hij het centraal meldpunt om te weten of de ontworpen werken zich in een beschermde zone bevinden.
De bouwheer of, namens deze, de ontwerper verwittigt onmiddellijk de vervoerders van de aard, de planning en de plaats van de ontworpen werken door de verzending van een kennisgeving in de vorm van een elektronisch bericht via het centraal meldpunt. Binnen vijftien werkdagen na ontvangst van deze kennisgeving, geven de vervoerders de nuttige beschikbare inlichtingen over de bestaande vervoerinstallaties, waaronder de situatieplannen van de bestaande en, in voorkomend geval, van de in ontwerp zijnde vervoerinstallaties en de veiligheidsvoorschriften die voor en na de start van de werken moeten worden nageleefd.
Indien de vervoerder meer inlichtingen nodig heeft van de bouwheer of ontwerper over de ontworpen werken om hem de passende veiligheidsvoorschriften te kunnen bezorgen en/of indien hij meent dat bijzondere richtlijnen vereist zijn die eigen zijn aan de bestaande vervoersinstallaties en die de gangbare zorgvuldigheid en werkmethoden van de uitbater van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut en zijn aannemers overschrijden, nodigt hij telefonisch, zo snel mogelijk na ontvangst van de kennisgeving bedoeld in het eerste lid, de bouwheer of de ontwerper uit voor overleg. Dit overleg vindt plaats binnen de vijftien werkdagen na ontvangst van deze kennisgeving.
Indien dit door omstandigheden niet haalbaar is, kan in onderling overleg een datum binnen een redelijke termijn afgesproken worden.
Voor werken waarbij de uitbater van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut gebonden is aan een bindende termijn, vindt het overleg plaats binnen de termijn van vijftien werkdagen vanaf ontvangst van de kennisgeving bedoeld in het eerste lid of indien een langere termijn wordt overeengekomen, binnen de termijn zoals meegedeeld in het telefonisch contact.
De bouwheer of, namens deze, de ontwerper deelt aan de aannemer de ingewonnen inlichtingen en de te nemen maatregelen mee. § 2. Vooraleer met de uitvoering van de werken te beginnen, raadpleegt de aannemer het centraal meldpunt om navraag te doen over de aanwezigheid van vervoerinstallaties.
De aannemer laat de vervoerders de plaats, de planning en de aard van de uit te voeren werken weten door de verzending van een kennisgeving in de vorm van een elektronisch bericht via het centraal meldpunt.
Binnen vijftien werkdagen na ontvangst van de kennisgeving, delen de vervoerders aan de aannemer de nuttige beschikbare inlichtingen mee over het bestaan en de ligging van de vervoerinstallaties, met inbegrip van de nieuwe of de gewijzigde installaties, en stellen hem in kennis van de algemene en specifieke veiligheidsmaatregelen die moeten nageleefd worden.
Indien de vervoerder meer inlichtingen nodig heeft van de aannemer over de ontworpen werken om hem de passende veiligheidsvoorschriften te kunnen bezorgen en/of indien hij meent dat bijzondere richtlijnen vereist zijn die eigen zijn aan de bestaande vervoersinstallaties en die de gangbare zorgvuldigheid en werkmethoden van de uitbater van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut en zijn aannemers overschrijden, nodigt hij telefonisch, zo snel mogelijk na ontvangst van de kennisgeving bedoeld in het tweede lid, de aannemer uit voor overleg. Dit overleg vindt plaats binnen de vijftien werkdagen vanaf ontvangst van deze kennisgeving. Indien dit door omstandigheden niet haalbaar is, kan in onderling overleg een datum binnen een redelijke termijn afgesproken worden. Voor werken waarbij de uitbater van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut gebonden is aan een bindende termijn, vindt het overleg plaats binnen de termijn van vijftien werkdagen vanaf ontvangst van dat bericht of indien een langere termijn wordt overeengekomen, binnen de termijn zoals meegedeeld in het telefonisch contact.
De aannemer bevestigt telefonisch aan de betrokken vervoerders de effectieve start van de werken en dit ten minste drie werkdagen voorafgaand aan de aanvang van de werken. § 3. Er kan niet tot de uitvoering van werken in een beschermde zone worden overgegaan dan nadat de aannemer in antwoord op zijn in paragraaf 2, tweede lid, bedoelde kennisgeving, van alle betrokken vervoerders de nuttige beschikbare inlichtingen, zoals bepaald in hetzelfde lid, ontvangen heeft.
Onverminderd de verplichtingen van de vervoerder zoals bepaald in de technische code voor de bedrijfsvoering, het toezicht, het onderhoud en de inspecties van installaties voor het vervoer door middel van leidingen, mogen de werken door de aannemer slechts uitgevoerd worden nadat hij, in aanwezigheid van de vervoerder, door proefsleuven de ligging van de vervoerinstallaties op de plaats van de uit te voeren werken heeft bepaald en alle maatregelen ter beveiliging en instandhouding van die vervoerinstallaties heeft genomen.
De vervoerder kan beslissen af te wijken van het tweede lid door niet te laten overgaan tot het uitvoeren van proefsleuven of niet aanwezig te hoeven zijn bij het graven van de proefsleuven. In voorkomend geval wordt de keuze van afwijking in het document van vaststelling bedoeld in het vierde lid opgenomen.
De betrokken vervoerder(s) maakt/maken ter plaatse een document van vaststelling op waarin de veiligheids- en instandhoudingsmaatregelen, en de vaststellingen worden opgenomen. Dit document wordt door de aannemer en vervoerder ondertekend en is te allen tijde raadpleegbaar op de plaats van de uitvoering van de werken. Als de vervoerder zich niet op de plaats van de uitvoering van de werken begeeft, maakt hij een document op waarin zijn beoordeling is opgenomen en maakt hij het over aan de aannemer.
De aannemer is verantwoordelijk voor het instandhouden van de markering van het tracé van de vervoerinstallaties op de werf zoals zij werd vastgesteld in het document van vaststelling bedoeld in het vierde lid.
Art. 6/3.Kleine geplande werken § 1. De bepalingen van deze paragraaf en paragraaf 2 zijn van toepassing op kleine geplande werken, andere dan manuele werken.
Vooraleer met de uitvoering van de werken te beginnen, raadpleegt de aannemer het centraal meldpunt om navraag te doen over de aanwezigheid van vervoerinstallaties.
De aannemer laat de vervoerders de plaats, de planning en de aard van de uit te voeren werken weten door de verzending van een kennisgeving in de vorm van een elektronisch bericht via het centraal meldpunt.
Binnen vijftien werkdagen na ontvangst van de kennisgeving, delen de vervoerders aan de aannemer de nuttige beschikbare inlichtingen mee over het bestaan en de ligging van de vervoerinstallaties, met inbegrip van de nieuwe of de gewijzigde installaties, en stellen hem in kennis van de algemene en specifieke veiligheidsmaatregelen die moeten nageleefd worden.
De aannemer bevestigt telefonisch aan de betrokken vervoerders de effectieve start van de werken en dit ten minste drie werkdagen voorafgaand aan de aanvang van de werken.
Er kan niet tot de uitvoering van de werken in een beschermde zone worden overgegaan dan nadat de aannemer in antwoord op zijn in derde lid bedoelde kennisgeving, van alle betrokken vervoerders de nuttige beschikbare inlichtingen, zoals in hetzelfde lid bepaald, ontvangen heeft.
Onverminderd de verplichtingen van de vervoerder zoals bepaald in de technische code voor de bedrijfsvoering, het toezicht, het onderhoud en de inspecties van installaties voor het vervoer door middel van leidingen, mogen de werken door de aannemer slechts uitgevoerd worden nadat hij, in aanwezigheid van de vervoerder, door proefsleuven de ligging van de vervoerinstallaties op de plaats van de uit te voeren werken heeft bepaald en alle maatregelen ter beveiliging en instandhouding van die vervoerinstallaties heeft genomen.
De vervoerder kan beslissen af te wijken van het zesde lid door niet te laten overgaan tot het uitvoeren van proefsleuven of niet aanwezig te hoeven zijn bij het graven van de proefsleuven. In voorkomend geval wordt de keuze van afwijking in het document van vaststelling bedoeld in het zevende lid opgenomen.
De betrokken vervoerder(s) maakt/maken ter plaatse een document van vaststelling op waarin de veiligheids- en instandhoudingsmaatregelen, en de vaststellingen worden opgenomen. Dit document wordt door de aannemer en vervoerder ondertekend en is te allen tijde worden raadpleegbaar op de plaats van de uitvoering van de werken. Als de vervoerder zich niet op de plaats van de uitvoering van de werken begeeft, maakt hij een document op waarin zijn beoordeling is opgenomen en maakt hij het over aan de aannemer.
De aannemer is verantwoordelijk voor het instandhouden van de markering van het tracé van de vervoerinstallaties op de werf zoals zij werd vastgesteld in het document van vaststelling bedoeld in het zevende lid. § 2. Kleine geplande werken die manueel worden uitgevoerd mogen in een beschermde zone worden aangevat, mits de bouwheer de betrokken vervoerders middels elektronische kennisgeving via het centraal meldpunt hiervan in kennis stelt. Deze kennisgeving gebeurt minstens drie werkdagen voorafgaand aan de aanvang van de werken. De betrokken vervoerders zijn niet verplicht te antwoorden op de kennisgeving.
De aannemer zal minstens drie werkdagen voorafgaand aan de aanvang van de werken telefonisch de start van de werken bevestigen aan de betrokken vervoerders. Tijdens deze telefonische melding kan de vervoerder aangeven aanwezig te willen zijn bij de aanvang van de werken.
Als manueel werken niet mogelijk is, is het toegelaten om, volgens de voorschriften van de vervoerder die voorafgaand werden meegedeeld, de bovenste toplaag over een maximale dikte van 25 cm met mechanische middelen te verwijderen.
Als bij de uitvoering van de werken blijkt dat de bovenste harde toplaag dikker is dan 25 cm, dan zal (zullen) de betrokken vervoerder(s) onmiddellijk telefonisch worden ingelicht hetzij door de vervoerder die werken wenst uit te voeren of de uitbater van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut, hetzij door de aannemer.
De werken met gebruik van mechanische middelen worden in de beschermde zone stopgezet totdat een van de vervoerder(s) zijn/hun toestemming tot verderzetting heeft/hebben gegeven en eventueel bijkomende maatregelen heeft/hebben opgelegd om veilig verder te werken. Deze vervoerder(s) zal/zullen ten laatste twee werkdagen na de melding van stopzetting van de werken na afspraak met de betrokken aannemer op de betrokken locatie de leiding op tegensprekelijke wijze tussen de vervoerder en de aannemer uitzetten, desgevallend bijkomende maatregelen opleggen, om, indien mogelijk, een toestemming tot verderzetting te verstrekken. Dit wordt ter plaatse tegensprekelijk opgetekend tussen de vervoerder en de aannemer. Dit document is te allen tijde raadpleegbaar op de plaats van de uitvoering van de werken.
Tevens is het gebruik van mechanische middelen toegelaten zodra de vervoerder via telefoon, e-mail of fax meedeelt dat, rekening houdende met de ligging en de aard van de werken, de ligging van de vervoersinstallaties, en desgevallend bijkomende maatregelen, deze werken met mechanische middelen mogen worden uitgevoerd.
Art. 6/4.Herstellingswerken die spoed eisen Herstellingswerken die spoed eisen mogen in een beschermde zone onmiddellijk worden aangevat, nadat de vervoerder die werken wenst uit te voeren of de uitbater van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut, of de aannemer, de vervoerders ervan per telefoon in kennis heeft gesteld en met hem (hen) overlegt over de te volgen werkmethode en veiligheidsmaatregelen.
Als manueel werken niet mogelijk is, is het toegelaten om, volgens de voorschriften van de vervoerder die voorafgaand werden meegedeeld, de bovenste toplaag over een maximale dikte van 25 cm met mechanische middelen te verwijderen.
Als bij de uitvoering van de werken blijkt dat de bovenste harde toplaag dikker is dan 25 cm, dan zal (zullen) de betrokken vervoerder(s) onmiddellijk telefonisch worden ingelicht hetzij door de vervoerder die werken wenst uit te voeren of de uitbater van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut, hetzij door de aannemer.
Tenzij de vervoerder die werken wenst uit te voeren of de uitbater van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut van oordeel is dat de veiligheid van personen of goederen in gedrang is, worden in principe de werken met gebruik van mechanische middelen in de beschermde zone stopgezet totdat de vervoerder(s) ter plaatse is/zijn om zijn/hun toestemming tot verderzetting te geven en om eventueel bijkomende maatregelen op te leggen.
In voorkomend geval zal het gebruik van mechanische middelen toegelaten worden zodra de vervoerder via telefoon, e-mail of fax meedeelt dat, rekening houdend met de ligging van de vervoersinstallaties, de ligging en de omvang van de werken en desgevallend bijkomende maatregelen, deze werken met mechanische middelen mogen uitgevoerd worden.
Indien verderzetting met mechanische middelen niet toegelaten wordt en een voorlopige oplossing in het kader van de spoedeisende herstelling niet aangewezen is, zal de vervoerder onmiddellijk actie nemen om na de melding van de stopzetting van de werken op de betrokken locatie de leiding op tegensprekelijke wijze tussen de vervoerder en de aannemer uit te zetten. Desgevallend worden bijkomende maatregelen opgelegd om hem, indien mogelijk, de toestemming tot verderzetting van de werken te verstrekken.
Dit wordt ter plaatse tegensprekelijk opgetekend tussen de vervoerder en de aannemer. Dit document is te allen tijde raadpleegbaar op de plaats van de uitvoering van de werken.
De kennisstelling bedoeld in het eerste lid wordt binnen acht dagen door de vervoerder die werken wenst uit te voeren of de uitbater van ondergrondse bouwwerken van openbaar nut per brief of per e-mail bevestigd.".
Art. 7.In het hetzelfde besluit, wordt een hoofdstuk IV ingevoegd, dat de artikelen 7 en 8 bevat, met als opschrift: "HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.".
Art. 8.Artikel 8 van het hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 8.De minister bevoegd voor Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.".
Art. 9.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 10.De minister bevoegd voor Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 april 2019.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling, M. C. MARGHEM .