gepubliceerd op 17 januari 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende het nationaal akkoord 1997-1998
21 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende het nationaal akkoord 1997-1998 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende het nationaal akkoord 1997-1998.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 november 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997 Nationaal akkoord 1997-1998 (Overeenkomst geregistreerd op 18 juni 1997 onder het nummer 44286/CO/142.01)
Artikel 1.Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en werksters.
De algemeen verbindend verklaring bij koninklijk besluit van dit nationaal akkoord wordt gevraagd.
Art. 2.Voorwerp Bij ontstentenis van een tewerkstellingsakkoord in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, in uitvoering van hoofdstuk IV van titel III van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en in uitvoering van artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997, kunnen tot uiterlijk 30 juni 1997, in de ondernemingen die behoren tot het toepassingsgebied, conform aan de bepalingen van artikel 7 van hogergenoemd koninklijk besluit, tewerkstellingsakkoorden afgesloten worden.
Teneinde een evaluatie van deze op ondernemingsvlak afgesloten akkoorden mogelijk te maken, dienen de collectieve arbeidsovereenkomsten te worden voorgelegd aan het paritair subcomité.
Art. 3.Tewerkstelling Art. 3.1. Werkzekerheid Voor de duur van dit akkoord zal in geen enkele onderneming overgegaan worden tot afdankingen om economische redenen vooraleer alle andere tewerkstellingsbehoudende maatregelen, met inbegrip van tijdelijke werkloosheid, uitgeput zijn.
Wanneer zich echter onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen, waardoor bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid of andere equivalente maatregelen sociaal-economisch onhoudbaar worden, zal de toestand paritair onderzocht en besproken worden op het gepaste niveau, in functie van een na te streven oplossing.
Art. 3.2. Uitzendarbeid en onderaanneming § 1. Het beroep op de kontrakten voor uitzendarbeid zal beperkt worden tot de in de wet van 24 juli 1987 voorziene gevallen, met inachtname van het uitzonderingskarakter van dit regime.
De raadplegingsprocedure, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 36 en 58 van de Nationale Arbeidsraad waarbij de vakbondsafvaardiging, en bij ontstentenis de werknemersorganisaties, voorafgaand haar/hun toestemming moeten verlenen inzake het gebruik van uitzendkrachten in de onderneming, zal strikt worden toegepast. § 2. Partijen bevelen aan het beroep op kontrakten van onderaanneming te beperken en engageren zich om alle maatregelen te nemen om de praktijken inzake schijnzelfstandigheid uit te roeien.
Art. 3.3. Vorming en opleiding § 1. In uitvoering van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996, wordt de inning van 0,15 pct., voorzien voor de duur van het protocol van nationaal akkoord 1995-1996 (artikel 3.2., § 1), verlengd. § 2. Daarenboven zullen de inspanningen op het gebied van de voortdurende vorming ondersteund worden door de inning van 0,05 pct. van de brutolonen. § 3. Rekening houdende met de bepalingen van hogergenoemd koninklijk besluit, wordt de inning voorzien in § 1, aangewend tot ondersteuning van vormings- en opleidingsinitiatieven van personen uit risicogroepen, met name langdurig werkzoekenden, laaggeschoolde werkzoekenden, werkzoekenden van 45 jaar en ouder, werkzoekenden die het begeleidingsplan hebben gevolgd, herintreders en herintreedsters, bestaansminimumtrekkers, gehandicapten, deeltijdse leerplichtigen en industriële leerlingen, laaggeschoolde werklieden, werklieden die geconfronteerd worden met meervoudig ontslag, herstructurering of de introductie van nieuwe technologieën en werklieden van 45 jaar en ouder.
Voor deze laatste categorie wordt daarenboven aanbevolen om, vooraleer over te gaan tot de afdanking van een werkman van 45 jaar of meer, contact op te nemen met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis hiervan, met één van de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair subcomité, teneinde alternatieve mogelijkheden inzake beroepsopleiding of herscholing te onderzoeken.
Individuele gevallen kunnen overgemaakt worden aan het sociaal fonds, teneinde begeleidingsmaatregelen te onderzoeken. § 4. Gezien deze inspanning, vragen partijen dat de Minister van Tewerkstelling en Arbeid de sector in 1997 en 1998 zou vrijstellen van de stortingen van 0,10 pct. bestemd voor het tewerkstellingsfonds. § 5. Voor de aanwending van de sommen bepaald in §§ 1 en 2 zal het sociaal fonds de verdere uitvoeringsmodaliteiten bepalen, rekening houdende met volgende modaliteiten : - initiatieven zullen worden ontplooid ter bevordering van de werkzekerheid van werklieden, meer specifiek zoals voorzien in artikel 3.1., artikel 3.2., § 3 en artikel 4.3. van dit akkoord. - concrete normen zullen vastgesteld worden op basis waarvan opleidingsdossiers in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning.
Art. 4.Brugpensioen Art. 4.1. Verlenging van het bestaande brugpensioenakkoord Het brugpensioen in de sector wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 30 juni 2000.
In die zin zal een collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het brugpensioen worden afgesloten in het paritair subcomité.
Art. 4.2. Verlenging van het brugpensioenakkoord voor de werksters Het brugpensioen in de sector wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot 30 juni 2000.
In die zin zal een collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het brugpensioen worden afgesloten in het paritair subcomité.
Art. 4.3. Brugpensioen - procedure Op vlak van brugpensioen bevelen de partijen, in het kader van de arbeidsherverdelende maatregelen, op ondernemingsvlak volgende procedure aan : minstens 1 maand voor het bereiken van de brugpensioenleeftijd nodigt de werkgever de betrokken werknemer (bij aangetekende brief) uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming. Bij dit onderhoud kan de werknemer zich laten bijstaan door zijn syndicaal afgevaardigde. Zowel naar de timing van het brugpensioen als naar de opleiding van de vervanger van de bruggepensioneerde zullen alsdan sluitende afspraken worden gemaakt.
Art. 5.Koopkracht Art. 5.1. Index Indien op 1 december 1998 er geen tweede aanpassing van de lonen aan de index heeft plaatsgevonden, zal op 1 december 1998 een éénmalige en niet overdraagbare premie van 6 000 BEF worden uitbetaald.
Art. 5.2. Loonsverhoging Op 1 oktober 1997 worden alle effectieve en baremieke uurlonen (spanning 100) verhoogd met 1 pct. met een minimum van 3 BEF/u (regime 38u-week).
Op 1 oktober 1998 worden alle effectieve en baremieke uurlonen (spanning 100) verhoogd met 1 pct. met een minimum van 3 BEF/u (regime 38u-week), tenzij er voor 1 oktober 1998 op ondernemingsvlak een collectieve arbeidsovereenkomst met een andere besteding van de waarde van 1 pct. loonsverhoging, wordt afgesloten.
De collectieve arbeidsovereenkomst "uurlonen" van 15 juni 1993 zal in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur.
Art. 6.Sociale vrede Dit akkoord verzekert de sociale vrede in de sector tijdens heel de duur van het akkoord. Bijgevolg zal geen enkele eis van algemene of collectieve aard voorgelegd worden, noch op nationaal, noch op regionaal, noch op vlak van de individuele onderneming.
Art. 7.Duur Deze collectieve arbeidsovereenkomst is geldig van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1998, met uitzondering van : - artikel 3.1. (Werkzekerheid) dat geldig is van 1 juli 1997 tot en met 30 juni 1999; - artikel 4.1. (Brugpensioen) en artikel 4.2. (Brugpensioen werksters) die geldig zijn tot 30 juni 2000; - artikel 5.2. (Koopkracht) dat geldig is voor onbepaalde duur en die kan opgezegd worden mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen en aan de ondertekende organisaties.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 21 november 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN