Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 maart 2007
gepubliceerd op 18 april 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het raam van de eindeloopbaan, in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social-Profitsector van 29 maart 2000"

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007200895
pub.
18/04/2007
prom.
21/03/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 MAART 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het raam van de eindeloopbaan, in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social-Profitsector van 29 maart 2000" (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het raam van de eindeloopbaan, in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social-Profitsector van 29 maart 2000".

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 maart 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 2001 Vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het raam van de eindeloopbaan, in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social-Profitsector van 29 maart 2000" (Overeenkomst geregistreerd op 27 juli 2001 onder het nummer 58170/CO/318.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Art. 2.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de diensten voor gezinszorg (gezins- en bejaardenhulp) van de Vlaamse Gemeenschap die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap.

Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk arbeiders- en bediendepersoneel. § 2. Voor werknemers tewerkgesteld in het vroegere DAC-stelsel treedt deze collectieve arbeidsovereenkomst in werking vanaf de datum van harmonisatie van dit tewerkstellingsprogramma.

Voor werknemers tewerkgesteld in het GESCO-stelsel treedt deze collectieve arbeidsovereenkomst in werking vanaf de datum van harmonisatie van dit tewerkstellingsprogramma. § 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op het personeel dat prestaties levert in het raam van een tewerkstellings- of doorstromingsprogramma. De loonvoorwaarden worden geregeld door de collectieve arbeidsovereenkomst-loonvoorwaarden personeel tewerkstellings- en doorstromingsprojecten.

Onder tewerkstellings- en doorstromingsprogramma's wordt limitatief verstaan : - WEP en WEP+; - Smetbanen; - maaltijdbedelers zolang ze niet begrepen zijn in de regelgeving logistieke hulp; - oppassers zieke kinderen voor zover ze gesubsidieerd zijn door het "Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten". HOOFDSTUK II. - Algemeen beginsel

Art. 3.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst geeft uitvoering aan punt 2.5 van het "Vlaams Intersectoraal Voorakkoord voor de Social-Profitsector 2000-2005". § 2. Voor alle werknemers wordt voorzien in een systeem van vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar.

Art. 4.De deeltijds tewerkgestelde werknemers hebben recht op de evenredige toekenning van arbeidsduurvermindering zoals bepaald in artikel 2, naar verhouding van hun gemiddelde contractuele arbeidsduur per week. HOOFDSTUK III. - Programmatie van de invoering

Art. 5.§ 1. De vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon zoals voorzien in artikel 2, omvat 4 bijkomende dagen per jaar vanaf de leeftijd van 45 jaar, vanaf 1 januari 2001. § 2. De hulpverlening aan de gezinnen en de continuïteit aan zorg zijn in principe bepalend voor de momenten waarop de vrijstelling van arbeidsprestaties wordt toegepast en wordt per onderneming vastgelegd.

Art. 6.De uren vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon worden zonder onderscheid of afwijking opgenomen in de vorm van 4 van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen met behoud van loon per kalenderjaar. HOOFDSTUK IV. - Toepassing van de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon

Art. 7.Voor wie in 2001 de leeftijd van 45 jaar bereikt, wordt de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon toegepast in verhouding vanaf de maand waarin de betrokken leeftijd wordt bereikt.

Alle schorsingen van de arbeidsovereenkomst met loonwaarborg hebben geen invloed op de toekenning van de van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen of de van arbeidsprestaties vrijgestelde uren.

Periodes zonder loonwaarborg geven aanleiding tot de proportionele vermindering van het recht op vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon.

Art. 8.§ 1. Voor de bepaling van de duurtijd van één van arbeidsprestaties vrijgestelde dag van een werknemer met voltijdse prestaties wordt de contractuele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de voltijdse werknemer gedeeld door vijf. § 2. Voor de bepaling van de duurtijd van één van arbeidsprestaties vrijgestelde dag voor een werknemer met deeltijdse prestaties wordt de contractuele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de deeltijdse werknemer gedeeld door vijf. § 3. Bij overgang van een voltijdse naar een deeltijdse tewerkstelling, evenals bij vermindering van de arbeidsduur in de loop van het kalenderjaar ontstaat er geen recht op uitbetaling van de van arbeidsprestaties vrijgestelde uren die wegens verminderde arbeidsduur niet meer opneembaar zijn. § 4. Bij overgang van een deeltijdse naar een voltijdse tewerkstelling, evenals bij vermeerdering van arbeidsduur in de loop van het kalenderjaar ontstaat er recht op proportionele toekenning van de van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen conform artikel 6, op basis van de vermeerderde contractuele gemiddelde arbeidsduur conform artikel 7, § 2. HOOFDSTUK V. - Procedure bij in- en uitdiensttreding

Art. 9.§ 1. Heeft de werknemer bij zijn uitdiensttreding in de loop van een kalenderjaar deze van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen geheel of gedeeltelijk niet opgenomen conform artikel 6, dan ontvangt hij hiervoor een loon dat gelijk is aan het aantal arbeidsuren zoals bepaald in artikel 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, vermenigvuldigd met zijn normaal uurloon. § 2. De werkgever overhandigt bij uitdiensttreding aan de betrokken werknemer een attest met vermelding van het aantal dagen waarop de werknemer recht heeft in het betrokken kalenderjaar en de nog niet-opgenomen van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen. § 3. De werknemer behoudt, mits verrekening en voorlegging van het attest van zijn vorige werkgever, het recht om de niet-opgenomen dagen van het betrokken kalenderjaar in arbeidsduur op te nemen bij de nieuwe werkgever binnen de sectoren betrokken in het "Vlaams Intersectoraal Akkoord". HOOFDSTUK VI. - Statuut en bezoldiging van de vrijstelling van arbeidsprestaties

Art. 10.De vrijstelling van arbeidsprestaties wordt toegekend met het behoud van het normale loon. Onder normaal loon wordt begrepen het loon dat de werknemer zou ontvangen hebben indien deze dag een gewone wettelijke feestdag zou zijn geweest.

Art. 11.De vrijstelling van arbeidsprestaties wordt gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen voor de berekening van de eindejaarspremie. HOOFDSTUK VII. - Modaliteiten van opname

Art. 12.De van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen worden genomen in gemeenschappelijk akkoord tussen de werknemer en de werkgever en dit rekening houdend met de dienstmogelijkheden.

Van deze van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen mogen er maximum 2 overgedragen worden naar het volgend kalenderjaar op te nemen vóór eind februari. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt uitgevoerd afhankelijk van de in het raam van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord" voorziene middelen.

Art. 14.De uren vrijstelling van arbeidsprestaties mogen geen besparing op de loonsubsidie per voltijds equivalent verzorgende tot gevolg hebben in hoofde van de Vlaamse Gemeenschap.

Daartoe dienen deze uren verder gesubsidieerd te worden als reëel gepresteerde uren. De vervangende tewerkstelling wordt gerealiseerd met de middelen van de sociale maribel 4.

De sociale partners engageren zich om de Vlaamse overheid te vatten om deze voorwaarden op het vlak van subsidiëring en regelgeving te realiseren.

Art. 15.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2001 en houdt op uitwerking te hebben op 1 januari 2002.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 21 maart 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^