Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 juni 2001
gepubliceerd op 31 juli 2001

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 februari 1999 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling

bron
ministerie van justitie
numac
2001009615
pub.
31/07/2001
prom.
21/06/2001
ELI
eli/besluit/2001/06/21/2001009615/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 JUNI 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 februari 1999 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964;

Gelet op de wet van 18 maart 1998 tot instelling van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 februari 1998 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1999 en 12 juni 2001, inzonderheid op artikel 16;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 25 van de wet van 5 augustus 1992 op het Politieambt politieambtenaren enkel met die administratieve taken kunnen worden belast welke hun uitdrukkelijk worden opgedragen door of krachtens een wet;

Overwegende dat het viseren van de verlofpas momenteel enkel door de burgemeester kan worden uitgeoefend daar deze taak niet door of krachtens de wet aan politieambtenaren is toevertrouwd;

Overwegende dat het voor de controle op de voorwaardelijke invrijheidgestelden noodzakelijk is dat de verlofpas ook geviseerd kan worden door politieambtenaren;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 16 van het koninklijk besluit van 10 februari 1999 de controle op de voorwaardelijk invrijheidgestelden via het viseren van de verlofpas op dit ogenblik uitsluitend door de burgemeester kan worden uitgeoefend;

Overwegende dat voormelde taak niet steeds door de burgemeester kan worden verricht zodat de controle via het viseren van de verlofpas in het gedrang komt;

Overwegende dat deze controle werkelijk noodzakelijk is zodat het viseren van de verlofpas dringend aan de politie moet kunnen worden toevertrouwd;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 16, § 2, tweede lid van het koninklijk besluit van 10 februari 1999 wordt gewijzigd als volgt : a) de bepaling onder 6° wordt aangevuld als volgt : « die deze bevoegdheid kan delegeren aan de korpschef van de politie »;b) de bepaling onder 7° wordt aangevuld als volgt : « die deze bevoegdheid kan delegeren aan de korpschef van de politie »;c) de bepaling onder 8° wordt aangevuld als volgt : « die deze bevoegdheid kan delegeren aan de korpschef van de politie »;d) de bepaling onder 9° wordt aangevuld als volgt : « die deze bevoegdheid kan delegeren aan de korpschef van de politie ».

Art. 2.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 juni 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^