gepubliceerd op 13 maart 2003
Koninklijk besluit betreffende de identificatiebewijzen die moeten worden voorgelegd door de personen die belast zijn met het toezicht op de toepassing van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee
21 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit betreffende de identificatiebewijzen die moeten worden voorgelegd door de personen die belast zijn met het toezicht op de toepassing van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee, inzonderheid op artikel 61;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, Overwegende dat personen van verschillende administraties belast zijn met de controles die moeten worden uitgevoerd in het kader van artikel 61 van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee;
Overwegende dat deze personen elk een identificatiebewijs eigen aan hun administratie bezitten en dat dit allegaartje van identificatiebewijzen voor verwarring kan zorgen bij de rechtsonderhorigen;
Overwegende dat om een efficiënt verloop van de controles te garanderen en om de rechtszekerheid van de gecontroleerde personen niet in het gedrang te brengen, er juridische duidelijkheid moet worden geschapen;
Overwegende dat de bestaande situatie dan ook ten spoedigste dient te worden aangepast aan de wettelijke bepalingen, omwille van de rechtszaken en om een doeltreffend verloop van de te verrichten controles te garanderen;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, van Onze Minister van Werkgelegenheid, van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, van Onze Minister van Leefmilieu, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Landsverdediging, van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusive economische zone van België in de Noordzee moeten de personen die in het kader van artikel 61 van deze wet bevoegd zijn voor het toezicht op de toepassing ervan in het bezit zijn van één van de volgende identificatiebewijzen : - een legitimatiekaart van de Federale Politie - Police fédérale zoals vastgesteld bij het koninklijk besluit van 21 februari 2002 betreffende de legitimatiekaarten van de politieambtenaren en van de hulpagenten van politie van de federale politie en van de lokale politie; - legitimatiekaart uitgegeven door de Federale Oveheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directoraat-generaal Maritiem Vervoer overeenkomstig het model dat gaat als bijlage I; - een dienstidentiteitskaart uitgegeven door het Ministerie van Landsverdediging overeenkomstig het model dat gaat als bijlage II; - een aanstellingsbewijs van het Ministerie van Financiën - Administratie der Douane en Accijnzen, overeenkomstig het model dat gaat als bijlage III; - een dienstidentiteitskaart van de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee overeenkomstig het model dat gaat als bijlage IV; - een dienstidentiteitskaart van het Ministerie van Economische Zaken overeenkomstig het model dat gaat als bijlage V.
Art. 2.De identiteitskaart vermeld in artikel 1 moeten worden voorgelegd door de personen die in het kader van artikel 61 van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee bevoegd zijn voor het toezicht op haar toepassing, op eenvoudig verzoek van de personen die aan een controle worden onderworpen.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 4.Onze Minister van Economie, Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, Onze Minister van Leefmilieu, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Landsverdediging, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 januari 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Leefmilieu, J. TAVERNIER De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 januari 2003 betreffende de identificatiebewijzen die moeten worden voorgelegd door de personen die belast zijn met het toezicht op de toepassing van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister van Werkgelegenheid, L. ONKELINX De Minister van Buitenlandse Zaken, Mevr. L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Leefmilieu, J. TAVERNIER De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 januari 2003 betreffende de identificatiebewijzen die moeten worden voorgelegd door de personen die belast zijn met het toezicht op de toepassing van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister van Werkgelegenheid, L. ONKELINX De Minister van Buitenlandse Zaken, Mevr. L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Leefmilieu, J. TAVERNIER De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 januari 2003 betreffende de identificatiebewijzen die moeten worden voorgelegd door de personen die belast zijn met het toezicht op de toepassing van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Leefmilieu, J. TAVERNIER De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 januari 2003 betreffende de identificatiebewijzen die moeten worden voorgelegd door de personen die belast zijn met het toezicht op de toepassing van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Leefmilieu, J. TAVERNIER De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 januari 2003 betreffende de identificatiebewijzen die moeten worden voorgelegd door de personen die belast zijn met het toezicht op de toepassing van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee.
ALBERT Van Koningswege : Le Ministre de l'Economie, Ch. PICQUE De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Leefmilieu, J. TAVERNIER De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS