Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 december 2021
gepubliceerd op 18 januari 2022

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2021043465
pub.
18/01/2022
prom.
21/12/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/06/2019 pub. 04/07/2019 numac 2019041207 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de pleziervaart sluiten betreffende de pleziervaart


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Belgisch Scheepvaartwetboek, artikel 2.5.1.2 gewijzigd bij de wet van 16 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/06/2021 pub. 06/09/2021 numac 2021032575 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van het Belgisch Scheepvaartwetboek sluiten, en de artikelen 5.1.1.2 § 3, 5.2.1.4, 5.2.2.1 § 4, 5.2.2.3, 5.2.2.4 § 1, tweede lid, 5.2.2.5, 5.2.2.6 en 5.5.2.2, ingevoegd bij de wet van 16 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/06/2021 pub. 06/09/2021 numac 2021032575 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van het Belgisch Scheepvaartwetboek sluiten;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/06/2019 pub. 04/07/2019 numac 2019041207 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de pleziervaart sluiten betreffende de pleziervaart;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 november 2021;

Gelet op het akkoord van de Staatssecretaris voor Begroting, dd 14 november 2021.

Gelet op het advies 70.484/4 van de Raad van State gegeven op 8 december 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voordracht van de Minister van Mobiliteit en de Minister van Noordzee, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1.1 van het koninklijk besluit van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/06/2019 pub. 04/07/2019 numac 2019041207 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de pleziervaart sluiten betreffende de pleziervaart, gewijzigd bij koninklijk besluit van 28 december 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/12/2020 pub. 13/01/2021 numac 2020016410 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 4° worden de woorden "de wet van 5 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/2018 pub. 17/07/2018 numac 2018031463 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de pleziervaart sluiten betreffende de pleziervaart" vervangen door de woorden "het Belgisch Scheepvaartwetboek"; 2° in de bepaling onder 14° worden de woorden "artikel 8, § 4" vervangen door de woorden "artikel 5.2.2.1, § 4"; 3° in de bepaling onder 21° worden de woorden "artikel 12 van de wet van 5 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/2018 pub. 17/07/2018 numac 2018031463 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de pleziervaart sluiten betreffende de pleziervaart" " vervangen door de woorden "artikel 5.2.2.5 van de wet"; 4° in de bepaling onder 27° worden de woorden "of een door een Gemeenschap erkende sportfederatie of de bij haar aangesloten clubs," ingevoegd tussen de woorden "door een Gemeenschap" en de woorden "georganiseerde of erkende opleiding";5° wordt het artikel aangevuld met de bepalingen onder 30° en 31°, luidende: "30° reddingsactiviteiten: activiteiten met als doel het verlenen van bijstand aan pleziervaartuigen of personen die pleziervaart of brandingsporten beoefenen en in nood verkeren; 31° begeleidingsactiviteiten: activiteiten met als doel het begeleiden van wedstrijden en groepsactiviteiten met pleziervaartuigen of personen die pleziervaart of brandingsporten beoefenen;".

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 1.1/1 ingevoegd, luidende: "Art. 1.1/1. Voor de toepassing van dit besluit worden pleziervaartuigen die worden ingezet voor reddingsactiviteiten en begeleidingsactiviteiten niet beschouwd als pleziervaartuigen voor bedrijfs- en beroepsmatig gebruik.

Voor de toepassing van dit besluit worden pleziervaartuigen die worden ingezet voor scholing beschouwd als pleziervaartuigen voor bedrijfs- en beroepsmatig gebruik, maar niet als commercieel gebruik overeenkomstig het STCW-verdrag. Dit gebruik kan vermeld worden op de registratiebrief."

Art. 3.Artikel 2.3, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 april 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/04/2020 pub. 29/04/2020 numac 2020040778 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart sluiten, wordt aangevuld met een zin, luidende: "In afwijking is geen retributie verschuldigd voor een pleziervaartuig zonder motor, zonder kajuit en met een romplengte van 6,5 meter of minder die eigendom is van een erkende jeugdvereniging en in de handel gebracht werd als pleziervaartuig in de Europese Economische Ruimte voor 16 juni 1998.".

Art. 4.Artikel 2.6, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "In afwijking van het eerste lid, geldt voor pleziervaartuigen die enkel in de zones 0, 1, 2 en 3 varen en die over een Uniebinnenvaartcertificaat of een certificaat dat is afgegeven op grond van artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte beschikken overeenkomstig artikel 3.51, dit certificaat als registratiebrief.".

Art. 5.Artikel 2.20, § 5, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende: "Indien het gelet op de constructie van het pleziervaartuig niet mogelijk is de kentekens op de vereiste wijze overeenkomstig paragrafen 1 tot en met 4 aan te brengen, moeten in afwijking van paragrafen 1 tot en met 4 de kentekens zo groot als mogelijk worden aangebracht.".

Art. 6.Artikel 3.68, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende: "In afwijking van het tweede lid, is het certificaat van deugdelijkheid voor pleziervaartuigen die ingezet worden voor bedrijfs- of beroepsmatig gebruik, die enkel in de zones 0, 1, 2 en 3 varen en die over een Uniebinnenvaartcertificaat of een certificaat dat is afgegeven op grond van artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte beschikken overeenkomstig artikel 3.51, niet onderhevig aan jaarlijkse schouwingen om zijn geldigheid te behouden.".

Art. 7.Artikel 3.76 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende: "De Scheepvaartcontrole kan in individuele gevallen afwijkingen toestaan op de lijst van verplichte en aanbevolen uitrusting, op voorwaarde dat de veiligheid van het schip, de scheepvaart in het algemeen, de personen aan boord en het mariene milieu niet in het gedrang gebracht worden.".

Art. 8.In artikel 3.78 van hetzelfde besluit worden de woorden "of een certificaat dat is afgegeven op grond van artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte" ingevoegd tussen de woorden "met een Uniebinnenvaartcertificaat" en de woorden "moeten voor".

Art. 9.In artikel 3.79 van hetzelfde besluit worden de woorden "of een certificaat dat is afgegeven op grond van artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte" ingevoegd tussen de woorden "met een Uniebinnenvaartcertificaat" en de woorden "die ingezet worden".

Art. 10.In onderafdeling 3 van afdeling 2 van hoofdstuk 3 van hetzelfde besluit wordt een artikel 3.79/1 ingevoegd, luidende: "Art. 3.79/1. Om een Uniebinnenvaartcertificaat te bekomen, moeten de pleziervaartuigen worden gemeten overeenkomstig de Overeenkomst nopens de meting van binnenvaartuigen, Bijlage en Protocol van Ondertekening, opgemaakt te Genève op 15 februari 1966. De meting gebeurt door de Scheepvaartcontrole.".

Art. 11.In artikel 4.2 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 28 december 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/12/2020 pub. 13/01/2021 numac 2020016410 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart sluiten, wordt een § 5 ingevoegd, luidende: " § 5. In afwijking van paragrafen 1, 2 en 3 is voor scholing voor pleziervaartuigen met kajuit of scholing buiten de Belgische zeewateren het brevet yachtman voldoende.".

Art. 12.In artikel 5.1, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "Groepsactiviteiten met pleziervaartuigen en voor brandingssporten" vervangen door de woorden "Groepsactiviteiten met pleziervaartuigen, tuigen voor brandingsporten, kano's, kajaks, gondels en waterfietsen".

Art. 13.In afdeling 1 van hoofdstuk 5 van hetzelfde besluit wordt een artikel 5.1/1 ingevoegd, luidende: "Art. 5.1/1. In afwijking van artikel 5.1 is geen aanvraag nodig voor groepsactiviteiten, uitgezonderd wedstrijden, die niet verder dan een halve zeemijl van de laagwaterlijn plaatsvinden, tenzij de activiteit de havengeul van een kusthaven zal kruisen. Deze activiteiten moeten evenwel gemeld worden aan het Directoraat op de wijze en binnen het tijdsbestek door haar bepaald en zoals bekendgemaakt op de website van het Directoraat. Indien het Directoraat van mening is dat maatregelen genomen moeten worden voor de veiligheid, kan zij deze maatregelen opleggen, of wanneer de veiligheid in het gedrang zou komen de groepsactiviteit weigeren. De organisator moet voldoende toezicht houden op de groepsactiviteit.

Het eerste lid geldt niet voor activiteiten met kajuitjachten, motorboten en gemotoriseerde groepsactiviteiten en activiteiten bedoeld in artikel 5.1, derde lid.".

Art. 14.Artikel 8.18 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een § 3, luidende: " § 3. Voor werkzaamheden bij het opstellen van examenvragen, gevalideerd door de voorzitter van de examencommissie, wordt een vergoeding voorzien voor leden van de examencommissie die geen ambtenaren zijn, van 5 euro per gevalideerde vraag. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de formule bedoeld in artikel 2.3, tweede, derde en vierde lid.".

Art. 15.In hoofdstuk 9 van hetzelfde besluit wordt een artikel 9.14 ingevoegd, luidende: "Art. 9.14. § 1. In afwijking van artikel 4.1, § 3, tweede lid, 2° en 3° is een ervaringsattest bedoeld in paragraaf 2 in de Belgische wateren voldoende. § 2. Een ervaringsattest kan aangevraagd worden indien door de aanvrager cumulatief aan volgende voorwaarden is voldaan: 1° beschikken over een geldig medisch attest overeenkomstig artikel 4.8, § 3 dat maximum 3 maanden oud is; 2° op 4 juli 2019 een minimum leeftijd bereikt hebben van 16 jaar; 3° voorleggen van een document, waarin wordt ondersteund dat de aanvrager over praktijkervaring op zee beschikt.; 4° een theoretische opfrissingscursus van minimum 8u is gevolgd en op het einde ervan een niet-bindende test over de behandelde leerstof is afgelegd.De inhoud van de te behandelen leerstof en de test wordt vastgesteld door de minister. § 3. De aanvraag tot het verkrijgen van een ervaringsattest dient binnen de twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit te worden gericht aan het Directoraat op de wijze zoals dit wordt bekend gemaakt op de website van het Directoraat.

Het ervaringsattest is geldig voor een periode van 3 jaar.

Vernieuwing van het ervaringsattest is mogelijk indien voor het einde van de vervaldag van het attest een opfrissingscursus werd gevolgd overeenkomstig paragraaf 2, 4° en een niet-bindende test werd afgelegd. Indien de opfrissingscursus met bijhorende test niet werden afgelegd voor de vervaldag, vervalt het ervaringsattest en kan geen nieuw ervaringsattest verkregen worden. De vernieuwing van het attest kan worden aangevraagd tot 6 maanden na het einde van de vervaldag van het attest.

Het ervaringsattest wordt opgemaakt volgens het model vastgesteld door het Directoraat die deze publiceert door middel van een bericht in het Belgisch Staatsblad. Het ervaringsattest wordt door het Directoraat afgeleverd. § 4. Op basis van het ervaringsattest kan geen ICC overeenkomstig artikel 4.23 worden aangevraagd. § 5. Dit ervaringsattest geldt als een vaarbevoegdheidsbewijs in de zin van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van eenen onderzoeksraad voor de scheepvaart.

Art. 16.De minister bevoegd voor pleziervaart is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 december 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, G. GILKINET De Minister van Noordzee, V. VAN QUICKENBORNE

^