gepubliceerd op 18 januari 2007
Koninklijk besluit betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen
21 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1997, 9 juni 1999, 10 juni 2001, 25 april 2004, 7 mei 2004, 27 december 2004, 2 september 2005 en 8 juni 2006, inzonderheid op de artikelen 4, § 3, 5, eerste lid, 5°, 6, eerste lid, 5°, en 8, § 2;
Gelet op advies nr. 40.351/2 van de Raad van State, gegeven op 22 mei 2006, overeenkomstig artikel 84, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten van de Raad van State;
Op de voordracht van onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° wet : de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en de bijzondere veiligheid;2° leidinggevend personeel : personeelslid dat een leidinggevende functie uitoefent, zoals bedoeld in artikel 1, § 9, van de wet, over personeelsleden belast met activiteiten, bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet;3° bewakingsagent : personeelslid, belast met activiteiten zoals bedoeld in artikel 1, § 1 van de wet;4° minister : de Minister van Binnenlandse Zaken;5° administratie : de Directie Private Veiligheid bij de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid bij de Federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken. HOOFDSTUK I. - Opleidingsvereisten voor het personeel
Art. 2.Elk lid van het leidinggevend personeel moet voldoen aan volgende opleidingsvereisten : 1° voor de uitoefening van gezag over bewakingsagenten, werkzaam op het grondgebied van Brussels hoofdstedelijk gewest, één of meerdere provincies of over alle bewakingsagenten van de bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst : houder zijn van een "bekwaamheidattest leidinggevend personeel type A";2° voor de uitoefening van gezag over meer dan 15 bewakingsagenten, zonder dat dit verantwoordelijkheden inhoudt, zoals bedoeld onder 1°, houder zijn van, ofwel : a) het "bekwaamheidattest leidinggevend personeel type A";b) het "bekwaamheidattest leidinggevend personeel type B".3° voor de uitoefening van gezag over maximum 15 bewakingsagenten, zonder dat dit verantwoordelijkheden inhoudt zoals bedoeld onder 1°, houder zijn van ofwel : a) het "bekwaamheidattest leidinggevend personeel type A";b) het "bekwaamheidattest leidinggevend personeel type B";c) het bekwaamheidsattest, vereist voor de bewakingsagenten waarover hij de leiding heeft en minstens zes maanden houder zijn van een identificatiekaart voor de betrokken bewakingsactiviteit.4° houder zijn van een "bijscholingsattest leidinggevend personeel" afgeleverd tijdens de periode van twee jaar die de vervaldatum van zijn identificatiekaart voorafging;5° tevens houder zijn van de bekwaamheidsattesten, bedoeld in artikel 3, in overeenstemming met de beoogde activiteiten, indien hij zelf deelneemt aan de uitoefening van deze activiteiten.
Art. 3.Elke bewakingsagent moet voldoen aan volgende opleidingsvereisten : 1° voor de uitoefening van de activiteiten bedoeld in artikel 1, § 1, 1° en 5°, van de wet, met uitzondering van de activiteiten bedoeld onder punt 2°, 3° en 4° : houder zijn van het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent";2° voor de uitoefening van de activiteit bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, van de wet, bestaande uit de activiteit van mobiele bewaking : houder zijn van het "bekwaamheidattest bewakingsagent- mobiele bewaking" en het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent";3° voor de uitoefening van de activiteit bedoeld in artikel 1, § 1, 1° en 5°, van de wet, op werkposten, die een café- of dansgelegenheid uitmaken : houder zijn van het "bekwaamheidattest bewakingsagent - café en dansgelegenheden" en het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent";4° voor de uitoefening van de activiteit bedoeld in artikel 1, § 1, 5°, van de wet, bestaande uit de activiteit van winkelinspecteur : houder zijn van het "bekwaamheidattest bewakingsagent - winkelinspecteur" en het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent";5° voor de uitoefening van de activiteit bedoeld in artikel 1, § 1, 2°, van de wet : houder zijn van het "bekwaamheidattest bewakingsagent - bescherming personen" en het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent";6° voor de uitoefening van de activiteit bedoeld in artikel 1, § 1, 3°, van de wet : houder zijn van het "bekwaamheidattest bewakingsagent - beveiligd vervoer" en het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent";7° voor de uitoefening van de activiteit bedoeld in artikel 1, § 1, 4° van de wet : houder zijn van het "bekwaamheidattest bewakingsagent - operator alarmcentrale";8° voor de uitoefening van de activiteit bedoeld in artikel 1, § 1, 6° van de wet : houder zijn van het "bekwaamheidattest bewakingsagent - vaststelling materiële feiten" en het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent";9° voor de uitoefening van de activiteit bedoeld in artikel 1, § 1, 7° van de wet : houder zijn van het "bekwaamheidattest bewakingsagent - verkeersbegeleiding" en het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent";10° voor de uitoefening van activiteiten op een gewapende wijze, houder zijn van de bekwaamheidsattesten die overeenstemmen met de beoogde activiteit en het "bekwaamheidattest bewakingsagent - gewapende opdracht" en, bij de vernieuwing van de wapendrachtvergunning, houder zijn van de "attesten - schietoefeningen", waaruit blijkt dat de betrokkene minstens zesmaandelijks een schietopleiding heeft gevolgd;11° voor de uitoefening van de activiteiten bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1° en 5°, van de wet, voor zover deze activiteiten wordt uitgeoefend door de bewakingsagent die uitsluitend behoort tot de interne bewakingsdienst van een permanente instelling van publiek recht die cultureel erfgoed beheert, houder zijn van het "bekwaamheidattest bewakingsagent - erfgoedbewaker";12° houder zijn van het "attest psychotechnisch onderzoek";13° houder zijn van een "bijscholingsattest bewakingsagent" afgeleverd tijdens de periode van vijf jaar die de vervaldatum van zijn identificatiekaart voorafging.
Art. 4.De activiteit, bedoeld in artikel 3, 10°, kan slechts uitgeoefend worden, in de mate dat de opleiding die leidde tot het "bekwaamheidsattest bewakingsagent - gewapende opdrachten" en de schietoefeningen waaraan betrokkene deelnam, geschiedde met een wapen waarvan de aard, het model en het type overeenkomt met het wapen, waarop de wapendrachtvergunning die hij, krachtens artikel 8, § 2 van de wet, bezit of beoogt te bezitten, betrekking heeft.
Indien aan de vereiste, bedoeld in het vorig lid, niet is voldaan, kan de activiteit, bedoeld in artikel 3, slechts worden uitgeoefend, indien betrokkene beschikt over een "bekwaamheidsattest bewakingsagent - aanpassingsopleiding gewapende opdrachten" en dit met het wapen bedoeld in het eerste lid. HOOFDSTUK II. - Vereisten inzake psychotechnisch onderzoek
Art. 5.Een kandidaat mag geen psychotechnisch onderzoek ondergaan indien hij eerder in twee, door SELOR afgenomen, psychotechnische onderzoeken niet geslaagd is.
Een kandidaat die eerder in één, door SELOR afgenomen, psychotechnisch onderzoek niet geslaagd is, mag enkel bij SELOR een psychotechnisch onderzoek ondergaan en er dienen minstens twaalf maanden verstreken te zijn sinds dit eerder onderzoek.
Art. 6.Het "attest psychotechnisch onderzoek" wordt slechts verstrekt, nadat betrokkene met goed gevolg een psychotechnisch onderzoek heeft ondergaan waaruit blijkt dat hij : 1° respect vertoont voor de medemens;2° een evenwichtige persoonlijkheid heeft;3° over incasseringsvermogen beschikt ten aanzien van agressief gedrag van derden en in staat is daarbij zijn eigen gevoelens te beheersen;4° respect vertoont voor plichten en procedures. HOOFDSTUK III. - Toegangsvoorwaarden tot de opleidingen en oefeningen
Art. 7.Voorafgaand aan de inschrijving tot de opleiding stelt de opleidingsinstelling de kandidaat in kennis van : 1° de wettelijke voorwaarden waaraan de betrokkene moet voldoen om de functie uit te oefenen waarop de beoogde opleiding betrekking heeft;2° de regels die betrekking hebben op de examens en de herexamens;3° in voorkomend geval, de verplichting tot bijscholing om de functie uit te oefenen waarop de beoogde opleiding betrekking heeft.
Art. 8.De kandidaat mag slechts aan een opleiding deelnemen indien hij voldoet aan volgende voorwaarden : 1° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag of een uittreksel uit het strafregister, dat maximum zes maanden oud is, heeft voorgelegd waaruit blijkt dat hij voor de opleidingen, bedoeld in de artikelen 12 tot en met 25, niet veroordeeld is wegens misdrijven bepaald in artikel 6, eerste lid, 1°, van de wet, en, voor de opleidingen, bedoeld in de artikelen 9 en 10 niet veroordeeld is tot de misdrijven bepaald in artikel 5, eerste lid, 1°, van de wet;2° een identiteitsdocument heeft voorgelegd waaruit blijkt dat hij voor de opleidingen, bedoeld in de artikelen 12 tot en met 25, voldoet aan artikel 6, eerste lid, 2° en 3°, van de wet, en, voor de opleidingen, bedoeld in de artikelen 9 en 10 voldoet aan artikel 5, eerste lid, 2° en 3°, van de wet;3° voor de opleidingen, bedoeld in de artikelen 12, 18 en 21, het bewijs heeft voorgelegd te beschikken over een "attest psychotechnisch onderzoek";4° voor de opleidingen, bedoeld in de artikelen 13 tot en met 17, 19 tot en met 20 en 22 tot en met 26, het bewijs heeft voorgelegd over het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent" te beschikken of toepassing te kunnen maken van het regime, bepaald in artikel 22, § 3, van de wet;5° voor de opleiding, bedoeld in artikel 11, het bewijs heeft voorgelegd te voldoen aan artikel 9 of 10 of een leidinggevende activiteit uit te oefenen, bij toepassing van artikel 2, 3°, c), of toepassing te kunnen maken van het regime, bepaald in artikel 22, § 3, van de wet;6° voor de opleidingen, bedoeld in de artikelen 16, 17, 22, 23 en 25, een identificatiekaart en het bewijs voorleggen dat betrokkene bij de opleidingsinstelling is ingeschreven door de werkgever van de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst, waartoe betrokkene behoort;7° voor de opleidingen, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 25, voordien dezelfde opleiding, met inbegrip van de examens en herexamens, maximaal eenmaal gevolgd heeft.8° voor deelname aan de oefeningen, bedoeld in artikel 23 en 25, het bewijs heeft voorgelegd te beschikken over een wapendrachtvergunning, afgeleverd voor het uitoefenen van gewapende bewakingsactiviteiten voor de onderneming door wie hij voor de schietoefeningen is ingeschreven. HOOFDSTUK IV. - Opleidingen leidinggevend personeel
Art. 9.Het "bekwaamheidattest leidinggevend personeel type A" wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 100 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd : 1° organisatie van de private en publieke veiligheidssector : 12 lesuren;2° grondrechten en veiligheid : 12 lesuren;3° grondige studie regelgeving met betrekking tot de bewaking : 24 lesuren;4° toegepaste aansprakelijkheid : 8 lesuren;5° cultuurinzicht en omgaan met diversiteit : 8 lesuren;6° sociale verhoudingen in de bewaking en toegepast sociaal recht : 8 lesuren;7° toegepaste veiligheidsanalyse en bewakingstechnieken : 24 lesuren;8° integriteit en beroepsethiek : 4 lesuren.
Art. 10.Het "bekwaamheidattest leidinggevend personeel type B" wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 52 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd : 1° organisatie van de bewakingssector : 8 lesuren;2° studie regelgeving met betrekking tot de bewaking : 16 lesuren;3° grondrechten en veiligheid : 8 lesuren;4° cultuurinzicht en omgaan met diversiteit : 8 lesuren;5° toegepaste veiligheidsanalyse en bewakingstechnieken : 8 lesuren;6° integriteit en beroepsethiek : 4 lesuren Art.11. Het "bijscholingsattest leidinggevend personeel" wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van minstens 16 lesuren die betrekking heeft op de in de afgelopen vijf jaar ontstane of vernieuwde regelgeving met betrekking tot private veiligheid en aanverwante wetgeving, zonder het afleggen van examens, effectief heeft gevolgd. HOOFDSTUK V. - Opleidingen bewakingsagent
Art. 12.Het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent" wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 132 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd : 1° organisatie van de bewakingssector en hun activiteiten : 8 lesuren;2° studie van de regelgeving met betrekking tot de bewaking en grondige studie van de rechten en de verplichtingen van de bewakingsagent : 16 lesuren;3° toegepaste gemeenrechtelijke rechten en verplichtingen : 8 lesuren;4° communicatietechnieken : 10 lesuren;5° analoge- en digitale communicatie : 4 lesuren;6° cultuurinzicht en omgaan met diversiteit : 12 lesuren;7° observatie en rapportering : 12 lesuren;8° psychologische conflicthantering : 16 lesuren;9° fysieke ontwijkingstechnieken : 8 lesuren 10° gepast reageren bij brand, bomalarm en rampen : 12 lesuren;11° bedrijfseerstehulpverlener : 20 lesuren;12° sociale verhoudingen in de bewakingssector : 6 lesuren.
Art. 13.Het "bekwaamheidattest bewakingsagent - mobiele bewaking" wordt slechts verstrekt nadat betrokken een opleiding van 40 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd : 1° wetgeving alarmbeheer en mobiele bewaking : 8 lesuren;2° kennis van alarmsystemen, alarmcentrales en telebewaking : 8 lesuren;3° veilig rijgedrag : 8 lesuren;4° risico-inschatting : 4 lesuren;5° toegepaste ontwijkingstechnieken : 4 lesuren;6° interventiemethodes en -procedures : 8 lesuren.
Art. 14.Het "bekwaamheidattest bewakingsagent - café en dansgelegenheden" wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 32 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd : 1° specifieke risico's op wetsovertreding : 8 lesuren;2° specifieke veiligheidsrisico's in een uitgaansomgeving : 12 lesuren;3° geweldloze bewakingsmethoden in een uitgaansomgeving : 12 lesuren.
Art. 15.Het "bekwaamheidattest bewakingsagent - winkelinspecteur" wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 20 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd : 1° gemeenrechtelijke en specifieke bevoegdheden en plichten van de winkelinspecteur : 8 lesuren;2° grondige studie van de misdrijven van belang voor de winkelinspecteur : 4 lesuren;3° productkennis en interventiemethodes : 8 lesuren.
Art. 16.Het "bekwaamheidattest bewakingsagent - bescherming van personen" wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 51 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd : 1° veiligheidsanalyse en opbouw van de beveiliging : 16 lesuren;2° formaties en procedures bij bescherming van personen : 12 lesuren;3° persoonsbescherming met wagens : 12 lesuren;4° afschermingstechnieken : 8 lesuren;5° organisatie van de politiediensten : 3 lesuren.
Art. 17.Het "bekwaamheidattest bewakingsagent - beveiligd vervoer" wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 69 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg, heeft gevolgd : 1° organisatie en soorten beveiligd vervoer : 3 lesuren;2° wetgeving van het beveiligd waardevervoer : 15 lesuren;3° rijtechnieken, defensieve rij- en rammingstechnieken : 16 lesuren;4° technieken van beveiligd vervoer : 10 lesuren;5° voertuigen voor beveiligd vervoer : 3 lesuren;6° toegepaste analoge en digitale communicatietechnieken : 3 lesuren;7° risicobeheer en omgaan met crisissituaties : 16 lesuren;8° toegepaste kennis van politie- en de overheidsdiensten : 3 lesuren.
Art. 18.Het "bekwaamheidattest bewakingsagent - operator alarmcentrale" wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 70 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd : 1° wetgeving alarmbeheer, beheer volgsystemen en interventie na alarm : 12 lesuren;2° kennis van alarmsystemen, alarmcentrales en telebewaking : 18 lesuren;3° telefonische communicatievaardigheden en probleemoplossend handelen : 24 lesuren;4° toegepaste analoge- en digitale communicatietechnieken : 6 lesuren;5° methoden van technische alarmverificatie en alarmprocedures : 8 lesuren; 6°organisatie van de interventiediensten : 2 lesuren.
Art. 19.Het "bekwaamheidattest bewakingsagent - vaststelling materiële feiten" wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 24 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd : 1° toegepaste wetgeving inzake parkeren : 4 lesuren;2° toegepaste wetgeving inzake de bevoegdheden van de bewakingsagent : 4 lesuren;3° vaststellingen en vaststellingsmethodes : 8 lesuren;4° risicobeheersing en conflictbeheersing : 8 lesuren.
Art. 20.Het "bekwaamheidattest bewakingsagent - verkeersbegeleiding" wordt slechts versterkt nadat betrokkene een opleiding van 20 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd : 1° verkeersveiligheid : 4 lesuren;2° toegepaste verkeersreglementering : 8 lesuren;3° taakuitvoering en technieken : 8 lesuren.
Art. 21.Het "bekwaamheidattest bewakingsagent - erfgoedbewaker" wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 68 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd : 1° studie van de regelgeving met betrekking tot de bewaking en grondige studie van de rechten en de verplichtingen van de bewakingsagent : 16 lesuren;2° toegepaste preventie en interventie in permanente instellingen die cultureel erfgoed beheren : 12 lesuren;3° cultuurinzicht en omgaan met diversiteit : 12 lesuren;4° observatie en rapportering : 12 lesuren;5° psychologische conflicthantering : 16 lesuren.
Art. 22.Het "bekwaamheidattest bewakingsagent - gewapende opdrachten" wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 42 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd : 1° toegepaste wetgeving aangaande wapenwetgeving, wettige verdediging en het gewapenderwijs uitvoeren van bewakingsactiviteiten : 12 lesuren;2° toegepaste wapenkennis : 6 lesuren;3° toegepaste veiligheidstechnieken bij het hanteren van een wapen : 12 lesuren;4° schietoefeningen : 12 lesuren.
Art. 23.Het "attest schietoefening" wordt verstrekt nadat betrokkene met goed gevolg een schietoefening heeft uitgevoerd en dit om de zes maanden na het bekomen van het bekwhet "bekwaamheidattest bewakingsagent - gewapende opdrachten".
Art. 24.Elke schietoefening, bedoeld in de artikelen 22, 4°, 23 en 25, 2°, bestaat uit een attitude-, vaardigheids- en een schiettest, in overeenstemming met de technische fiche, gevoegd in bijlage 1 van dit besluit.
Art. 25.Het "bekwaamheidsattest bewakingsagent - aanpassingsopleiding gewapende opdrachten" wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 8 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd : 1° toegepaste wapenkennis en veiligheidstechnieken bij het hanteren van het wapen : 4 lesuren;2° schietoefeningen : 4 lesuren.
Art. 26.Het "bijscholingsattest bewakingsagent" wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van minstens 8 lesuren die betrekking heeft op de in de afgelopen vijf jaar ontstane of vernieuwde regelgeving met betrekking tot de bevoegdheden en de verplichtingen van bewakingsagenten, zonder het afleggen van examens, effectief heeft gevolgd. HOOFDSTUK VI. - Vrijstellingen
Art. 27.Zij die beschikken over een geldig attest bedrijfseerstehulpverlener of een diploma in de verpleegkunde, worden voor het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent", vrijgesteld voor het vak "bedrijfseerstehulpverlener".
Art. 28.Zij die beschikken over een brevet van brandweerman, korporaal, sergeant, adjudant, of officier bij de publieke brandweer, worden voor het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent" vrijgesteld voor het vak gepast reageren bij brand, bomalarm en rampen'.
Art. 29.Zij die beschikken over het "bekwaamheidattest leidinggevend personeel type B" worden voor het "bekwaamheidattest leidinggevend personeel type A" vrijgesteld voor de "vakken grondrechten en veiligheid", "cultuurinzicht en omgaan met diversiteit", toegepaste "veiligheidsanalyse en bewakingstechnieken" en "integriteit en beroepsethiek".
Art. 30.Zij die beschikken over een "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent" worden voor het "bekwaamheidattest leidinggevend personeel type A" en voor het "bekwaamheidattest leidinggevend personeel type B" vrijgesteld voor het vak "cultuurinzicht en omgaan met diversiteit".
Art. 31.Zij die beschikken over het "bekwaamheidattest bewakingsagent - erfgoedbewaker" worden voor het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent", vrijgesteld voor de vakken "studie van de regelgeving met betrekking tot de bewaking en grondige studie van de rechten en de verplichtingen van de bewakingsagent", "cultuurinzicht en omgaan met diversiteit", "observatie en rapportering' en psychologische conflicthantering".
Art. 32.Zij die beschikken over het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent" worden voor het "bekwaamheidattest bewakingsagent - erfgoedbewaker" vrijgesteld van alle vakken, behoudens het vak "toegepaste interventie in permanente instellingen die cultureel erfgoed beheren".
Art. 33.Zij die beschikken over het "bekwaamheidattest leidinggevend personeel type A" of het "bekwaamheidattest leidinggevend personeel type B" worden voor het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent" vrijgesteld voor de vakken "organisatie van de bewakingssector", "studie van de regelgeving met betrekking tot de bewaking en grondige studie van de rechten en verplichtingen van de bewakingsagent", "cultuurinzicht en omgaan met diversiteit". HOOFDSTUK VII. - Regels inzake de organisatie van de opleidingen
Art. 34.De Minister kan de nadere inhoudsomschrijving van de opleidingen vaststellen Hij kan voor de opleidingen, eindtermen bepalen.
Art. 35.Iedere opleiding dient praktijkgericht en afgestemd te zijn op de functie en activiteit, waarop de opleiding betrekking heeft. De inhoud ervan dient aangepast te zijn aan de evolutie van de wetgeving met repercussies op de bewakingssector.
Art. 36.De in dit besluit bedoelde lesuren vormen het minimum van wat voor de onderscheiden opleidingen en vakken moeten gedoceerd worden.
Ze omvatten niet de testen en de examens. De vermelde lesuren bedragen 60 minuten.
Art. 37.Indien er voor een aangekondigde opleiding nog geen kandidaat-cursisten zijn ingeschreven, kan de opleidingsinstelling op elk ogenblik een aangekondigde opleiding uitstellen of annuleren.
Art. 38.Indien er voor een aangekondigde opleiding wel al kandidaat-cursisten zijn ingeschreven, kan de opleidingsinstelling de opleiding enkel uitstellen. In dit geval brengt ze de ingeschreven cursisten minimum drie weken voor de voorziene startdatum van de opleiding schriftelijk op de hoogte van het uitstel en van de latere data waarop deze opleiding zal plaatsvinden. Indien aan deze vereiste niet voldaan is, moet de opleiding op het oorspronkelijk aangekondigde tijdsstip doorgaan.
Art. 39.Een uitgestelde opleiding, bedoeld in artikel 38, mag niet opnieuw worden uitgesteld of geannuleerd en moet binnen de vier maanden na het oorspronkelijk aangekondigde tijdsstip, worden georganiseerd, tenzij het uitsluitend cursisten betreft die ingeschreven zijn door een bewakingsonderneming, behorend tot dezelfde economische groep als de opleidingsinstelling.
Art. 40.De schietoefeningen, bedoeld in de artikelen 22, 4°, 23 en 25, 2°, vinden plaats onder de volgende voorwaarden : 1° de schietoefening vindt plaats in een door de overheid erkende schietstand;2° de schietoefening wordt geleid en beoordeeld door een schietinstructeur behorend tot de opleidingstelling;3° tijdens de schietoefening worden enkel door de opleidingsinstelling ter beschikking gestelde wapens en munitie, zoals bedoeld door of krachtens de wet, gebruikt;4° de schutter vuurt minstens 50 patronen af;5° de schutter voert de oefening rechtstaande uit en met maximum vier personen op de schietlijn.6° met inachtneming van de bepalingen bedoeld in en krachtens artikel 8, § 2, van de wet. In afwijking van wat bepaald is in het eerste lid, 3°, kunnen tijdens de schietoefeningen, bedoeld in artikel 23, de wapens worden gebruikt die toebehoren aan de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst die de cursist voor de schietoefeningen heeft ingeschreven.
Art. 41.Tijdens de opleidingen bedoeld in de artikelen 22, 2° en 3° en 25, 1°, worden uitsluitend didactische wapens en inerte wapens gebruikt.
Onder een didactisch wapen wordt een uitgezaagd en opengemaakt model van het wapen verstaan waardoor het mogelijk is op het wapen het algemene werkingsprincipe ervan te tonen alsook de werking van de beveiligingen.
Onder een inert wapen wordt een wapen verstaan dat in alles op het originele wapen lijkt en waarmee dezelfde handelingen mogelijk zijn, behoudens het slaghoedje van een patroon in een kamer te percuteren.
Art. 42.De schietoefeningen, bedoeld in artikel 22, 4°, respectievelijk 25, 1°, vinden uitsluitend plaats met een wapen, waarvan de aard, het model en het type overeenstemt met het wapen waarmee de opleiding, bedoeld in artikel 22, 2° en 3°, respectievelijk 25, 2°, plaatsvond.
De schietoefeningen, bedoeld in artikel 23, vinden uitsluitend plaats met een wapen, waarvan de aard, het model en het type overeenstemt met het wapen dat voorkomt op de wapendrachtvergunning. HOOFDSTUK VIII. - Regels betreffende examens en attesten
Art. 43.Alle vakken worden geëxamineerd met inachtneming van de volgende regel : om te slagen voor de examens ter afsluiting van de opleidingen moet minimum vijftig procent van de punten behaald worden voor elk in dit besluit aangegeven of bijkomend gedoceerd vak, en minimum zestig procent voor de examens afgenomen door SELOR en minimum zestig procent van de punten voor het totaal van de geëxamineerde vakken.
Art. 44.In afwijking van wat bepaald is in artikel 43, dient de betrokkene minimum 80 % van de punten te behalen op elk onderdeel van de attitude-, vaardigheids- en schiettest, bedoeld in artikel 24.
Art. 45.Hij, die de opleiding regelmatig heeft gevolgd conform het reglement van de opleidingsinstelling, heeft het recht om deel te nemen aan alle examens die voor het bekomen van het bekwaamheidattest van deze opleiding, worden georganiseerd.
Art. 46.Ongeacht de opleidingsinstelling mag niemand zich meer dan vier maal aanmelden voor de op basis van dit besluit georganiseerde examens, met inbegrip van de herexamens die ten laatste drie maanden na het afleggen van het laatste examen van een vorige examenzitting moeten georganiseerd worden.
Art. 47.In afwijking van artikel 46, kan de betrokkene voor de schietoefeningen, bedoeld in artikelen 22, 4°, 23 en 25, 2°, slechts éénmaal herkansen. De opleidingsinstelling organiseert deze herkansing binnen de drie maanden na de het uitvoeren van de eerste schietoefening.
Art. 48.De herexamens kunnen afgelegd worden zonder de verplichting de opleiding opnieuw te volgen. Wie, na herexamens, niet geslaagd is, dient het geheel van de opleiding een tweede maal te volgen om zich voor de examens opnieuw aan te melden.
Art. 49.Het verloop van de examens kan door de Minister, na advies van de Commissie Opleiding Bewaking, worden vastgesteld in een examenreglement.
Art. 50.De administratie kan in het kader van haar controleopdracht : 1° aanwezig zijn in de verschillende examencommissies van een opleidingsinstelling;2° een gepland examen vervangen door een door haar opgesteld schriftelijk examen.
Art. 51.De examens voor de vakken bepaald door de Minister van Binnenlandse Zaken en de vakken zoals bedoeld in de artikels 9, 3°, 10, 2°, 12, 2°, 13, 1°, 15,1°, 17, 2°, 18, 1°, 19, 2°, 21, 1°, 22, 1° kunnen enkel worden afgenomen en beoordeeld door SELOR.
Art. 52.De kandidaat wordt voor deelname aan de examens bij SELOR ingeschreven door de opleidingsinstelling waarbij hij de opleiding, waarop deze examens betrekking hebben, volgt.
De kosten verbonden aan de afname en beoordeling van deze examens zijn ten laste van deze opleidingsinstelling.
Art. 53.De Minister kan de modaliteiten voor het verloop van de examens, bedoeld in artikel 51, en de beoordeling en de andere daarvoor noodzakelijke procedures nader bepalen.
Art. 54.De betrokkene die niet geslaagd is in de examens of de schietoefeningen wordt schriftelijk op de hoogte gesteld van de resultaten binnen de 14 kalenderdagen nadat de resultaten bekend zijn.
Hij heeft, op zijn verzoek, binnen een redelijke termijn, het recht op een evaluatiegesprek met de persoon die het psychotechnisch onderzoek heeft afgenomen of de examens met betrekking tot de opleidingen of schietoefeningen heeft geëvalueerd.
Art. 55.De originele attesten worden aan de betrokkene afgegeven binnen de maand nadat de resultaten van de examens, die hij met goed gevolg heeft afgelegd, bekend zijn.
Art. 56.Op elk attest komen, op straffe van nietigheid, de volgende vermeldingen voor : 1° de naam van, naar gelang het geval, de opleidingsinstelling, SELOR of de bewakingsonderneming;2° het ondernemingsnummer van de onderneming die het attest uitreikt;3° de benaming van de gevolgde opleiding, zoals gebruikt in dit besluit, en de begin- en einddatum ervan of de melding van de psychotechnisch onderzoek en de datum waarop het is afgenomen en het feit dat betrokkenen de opleiding of de psychotechnisch onderzoek gevolgd heeft in overeenstemming met dit besluit;4° naam, geboortedatum, geboorteplaats, rijksregisternummer van betrokkene;5° de datum van de uitreiking;6° het attestnummer, verstrekt door de administratie;7° naam van de verantwoordelijke en zijn handtekening. De attesten uitgereikt voor de opleidingen bedoeld in artikel 22, 23 en 25, vermelden, naast de gegevens bedoeld in het eerste lid, de aard, het model en het type van wapen waarmee de opleidingen of de schietoefeningen hebben plaatsgevonden.
Art. 57.De attesten zijn opgesteld in de landstaal waarin de opleiding is gevolgd of waarin de psychotechnisch onderzoek is afgenomen.
Art. 58.De attesten zijn geldig vanaf de datum van hun uitreiking, bedoeld in artikel 55.
Art. 59.Het model van de attesten is gevoegd in bijlage 2 van dit besluit. HOOFDSTUK IX. - Regels inzake de organisatie van de psychotechnische onderzoeken en de erkenning van testcentra
Art. 60.De psychotechnische onderzoeken kunnen enkel en alleen worden afgenomen en beoordeeld door : 1° SELOR;2° een door de Minister erkend intern testcentrum, behorend tot een vergunde bewakingsonderneming. De erkenning bedoeld in het eerste lid, 2°, is geldig voor een duur van 5 jaar, met dien verstande dat ze vervalt samen met de vergunning bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet, die aan de betrokken onderneming is uitgereikt.
De onderneming kan de vernieuwing van de erkenning enkel aanvragen in het kader van de vernieuwingsaanvraag van de vergunning bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet.
Art. 61.In het geval bedoeld onder artikel 60, 2°, kan het intern testcentrum enkel en alleen aan de personen die door de bewakingsonderneming, waarvan het intern testcentrum deel uitmaakt of door een bewakingsonderneming die tot dezelfde economische groep behoort, zijn aangeworven, een attest psychotechnisch onderzoek' afleveren. Dit attest wordt afgeleverd bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst.
Art. 62.Om te kunnen worden erkend als intern testcentrum, dient aan volgende voorwaarden te worden voldaan : 1° de afname en de beoordeling van de psychotechnische onderzoeken geschieden uitsluitend door selectiedeskundigen die werkzaam zijn in vast dienstverband op basis van een contract van onbepaalde duur voor de betrokken bewakingsonderneming;2° nadat aangaande de deskundigheid van de betrokken selectiedeskundigen, de wijze van testen, de testnormen, de beoordelingsnormen en de testprocedure een positief advies is uitgebracht door SELOR;3° minimaal "25 attesten psychotechnisch onderzoek" per kalenderjaar worden afgeleverd; De Minister kan de voorwaarde, zoals bepaald onder 2° nader bepalen.
Art. 63.Van de afname en de beoordeling van elke test, die aanleiding geeft tot de afgifte van een attest psychotechnisch onderzoek', stelt de selectiedeskundige die de test afnam, een schriftelijk testrapport op. Dit testrapport bevat alle beoordelingselementen van de testen en tevens de overwegingen waaruit blijkt dat uit deze beoordelingselementen redelijkerwijze kan worden opgemaakt dat de betrokkene voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 6.
De Minister kan de inhoud van het testrapport bedoeld in het vorige lid, nader bepalen.
Art. 64.De Minister kan de middelen, de minimaal te behalen resultaten en de methodes die bij de afname van de psychotechnisch onderzoek moeten worden aangewend nader bepalen. Hij kan de procedures die hiervoor moeten gevolgd worden, vastleggen.
Art. 65.SELOR kan steekproefsgewijs nagaan of uit de door een intern testcentrum opgestelde rapporten betreffende de psychotechnisch onderzoeken, die geleid hebben tot de aflevering van een attest psychotechnische proeven', op een afdoende wijze blijkt dat betrokkene voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 6.
De steekproef, bedoeld in het vorige lid, bedraagt minstens 25 testrapporten met een minimum van 10 % van de in het lopende of afgelopen kalenderjaar opgestelde testrapporten. De steekproef wordt willekeurig door SELOR samengesteld.
Art. 66.Indien na toetsing, SELOR vaststelt dat een attest psychotechnisch onderzoek' werd afgeleverd zonder dat op een voldoende wijze vaststaat dat hij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 6 van dit besluit, is dit attest nietig en voldoet de betrokkene niet aan de uitoefeningsvoorwaarden bedoeld in artikel 6, eerste lid, 5°, van de wet.
Het vorige lid is niet van toepassing indien de betrokken kandidaat binnen de twee maanden na de vaststelling door SELOR slaagt in een psychotechnisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, 1°.
Art. 67.Indien uit tenminste 10 % van de door SELOR uitgevoerde steekproef blijkt dat de test nietig is, zoals bedoeld in artikel 66, of dat personen door de bewakingsonderneming worden aangeworven, zonder dat de in artikel 63 bedoelde bepalingen werden nageleefd, kan de Minister de erkenning van het intern testcentrum intrekken.
Art. 68.De kosten verbonden aan de uitvoering van het psychotechnisch onderzoek, bedoeld in artikel 60, 1°, zijn ten laste van de inschrijver.
De kosten verbonden aan de uitvoering van het psychotechnisch onderzoek, uitgevoerd door SELOR, bedoeld in artikel 66, tweede lid, zijn ten laste van de betrokken bewakingsonderneming.
De kosten verbonden aan het bekomen van een erkenning als intern testcentrum, zoals bedoeld in artikel 62, zijn ten laste van de bewakingsonderneming. HOOFDSTUK X. - Regels inzake de erkenning van opleidingsinstellingen, opleidingen en lesgevers
Art. 69.In het kader van dit besluit dienen de opleidingsinstellingen en de opleidingen die ze verstrekken, door de Minister, of met inachtneming van artikel 4, § 4, van de wet door een door hem aangewezen ambtenaar, te worden erkend en dienen de lesgevers door een door hem aangewezen ambtenaar te worden erkend.
Art. 70.De Minister beoordeelt bij de erkenning en de vernieuwing van de erkenning van de opleidinginstellingen, naast de voorwaarden bepaald in artikel 71 : 1° de bekwaamheid van de opleidinginstelling om het lessenprogramma op een zo correct mogelijke wijze te organiseren;2° de zorgvuldigheid waarmee de instelling haar verplichtingen nakomt;3° de feiten die betrekking hebben op de deontologie en het vertrouwen die in de instelling gesteld worden.
Art. 71.Om te kunnen worden erkend als opleidingsinstelling, dient de instelling aan volgende voorwaarden te voldoen : 1° de rechtspersoonlijkheid hebben;2° over een ondernemingsnummer beschikken;3° enkel lesgevers tewerkstellen die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 72;4° beschikken over voldoende accommodatie voor het verstrekken van de in dit besluit geregelde opleidingen;5° een personeelslid voltijds tewerkstellen, belast met de functie van cursuscoördinator, die voldoet aan de bepalingen van artikel 5 van de wet en artikel 72, 2°en 3°, die instaat voor de organisatie van de opleidingen en die aantoont hiertoe over voldoende kennis en vakbekwaamheid te beschikken;6° zich onderwerpen aan de inspectie door de FOD Binnenlandse Zaken door onder meer toegang te verlenen tot de lokalen en de documenten en het contact met de inrichters, de lesgevers en de cursisten mogelijk te maken;7° geen opleidingen organiseren per correspondentie;8° geen opleidingen organiseren voor of in het kader van politieopleidingen.
Art. 72.Om te kunnen worden erkend als lesgever dient de betrokkene te voldoen aan volgende voorwaarden : 1° de voorwaarden van artikel 6 van de wet;2° geen strafrechterlijke veroordelingen of administratieve geldboetes, schorsing of intrekking van de identificatiekaart in toepassing van de wet hebben opgelopen;3° geen feiten begaan hebben die een tekortkoming kunnen uitmaken op de beroepsdeontologie van het personeel van bewakingsondernemingen of interne bewakingsdiensten en/of deze van lesgever;4° behoudens voltijdse tewerkstelling in de opleidingsinstelling of uitdrukkelijke afwijking toegestaan door de administratie, maximum twee verschillende materies doceren ongeacht de opleidingsinstelling.5° vakbekwaam zijn doordat hij voor de door hem te doceren vakken in het bezit is van een aangepast diploma van minstens het hoger onderwijs van het korte type of ermee gelijkgesteld en/of doordat hij, in de afgelopen zes jaar, minstens drie opeenvolgende jaren beroepservaring in de te doceren vakken heeft;6° indien het om een lid van een politiedienst gaat : de toestemming hebben bekomen van zijn hiërarchie.
Art. 73.Om te kunnen worden erkend, dient de opleidingen aan volgende voorwaarden te voldoen : 1° een lessenprogramma inhouden dat minstens het minimumprogramma omvat zoals voorzien in dit besluit en dat voldoet aan de nadere inhoudsomschrijving, zoals bedoeld in artikel 34;2° gedoceerd worden in een erkende opleidingsinstelling;3° gedoceerd worden door lesgevers die voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 72;4° voor elk vak gedocumenteerd zijn met een, na advies van de Commissie Opleiding Bewaking, door een schriftelijke syllabus of handboek, waaruit blijkt dat voldaan is aan de vereisten, bedoeld onder 1°, en aan de vereisten bedoeld in de artikelen 35 en 36;5° gedoceerd worden met het noodzakelijke didactisch materiaal om de opleiding in overeenstemming met de doelstellingen van dit besluit te kunnen verstrekken;6° voor de opleidingen bedoeld in artikel 22 en 25 : gedoceerd worden met de wapens bedoeld in artikel 41 en 42.
Art. 74.Volgende opleidingen kunnen slechts worden erkend indien : 1° voor de opleidingen bedoeld in de artikelen 13 tot en met 20 en 22 tot en met 25 : de erkenning aangevraagd is door een opleidingsinstelling, die de opleiding, bedoeld in artikel 12, gedurende de twee kalenderjaren, die de eerste vraag voorafgaan, heeft verstrekt;2° voor de opleiding bedoeld in artikel 12 : de erkenning aangevraagd is door een opleidingsinstelling die het bewijs voorlegt dat het vak bedrijfseerstehulpverlener' zal worden verstrekt door een organisme dat is erkend voor het inrichten van cursussen voor hulpverlener, beoogd bij artikel 177 van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming;3° voor de opleiding bedoeld in artikel 11 : de erkenning aangevraagd is door een opleidingsinstelling die de opleiding, bedoeld in artikel 9 of 10 gedurende twee kalenderjaren, die de eerste aanvraag voorafgaat, heeft verstrekt;4° voor de opleiding bedoeld in artikel 26 : de erkenning aangevraagd is door een opleidingsinstelling die de opleiding, bedoeld in artikel 12, gedurende de twee kalenderjaren, die de eerste vraag voorafgaat, heeft verstrekt;5° voor de organisatie van schietoefeningen bedoeld in artikel 23 en de opleiding bedoeld in artikel 25 : de erkenning aangevraagd is door een opleidingsinstelling die de opleiding, bedoeld in artikel 22 gedurende twee kalenderjaren, die de eerste aanvraag voorafgaan, heeft verstrekt;
Art. 75.De opleidingen of de opleidingsinstellingen waarvan de erkenning in de periode van twee kalenderjaren die de aanvraag voorafgaat werden geweigerd, ingetrokken of van rechtswege werden opgeheven, kunnen niet worden erkend.
Art. 76.Elke aanvraag tot een eerste erkenning dient door de opleidingsinstelling minstens zes maanden voor de beoogde beslissing en iedere aanvraag tot vernieuwing van de erkenning dient minstens zes maanden voor de vervaldatum van de erkenning te worden ingediend.
Art. 77.De Minister beslist aangaande de aanvraag tot erkenning binnen de drie maanden nadat de volledigheid van het aanvraagdossier is vastgesteld.
Art. 78.De erkenning van een opleiding of van de schietoefeningen wordt van rechtswege opgeheven indien de opleidingsinstelling gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren minder dan 2 % van het totaal aantal attesten dat door het geheel van de opleidingsinstellingen voor de betrokken opleiding of schietoefeningen en in de betrokken landstaal werd afgeleverd, zelf heeft afgeleverd.
De bepaling bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing gedurende de periode van twee kalenderjaren nadat de betrokken opleiding voor het eerst is erkend.
Art. 79.Wanneer de Minister van oordeel is dat de bepaling, bedoeld in artikel 78, van toepassing is, stelt hij de opleidingsinstelling in kennis van ontstane situatie.
De opleidingsinstelling kan binnen de 15 dagen schriftelijk verduidelijking verlenen aangaande deze situatie, waarna de Minister al dan niet vaststelt dat de bepaling, bedoeld in artikel 78, van toepassing is.
Art. 80.Met de vraag tot erkenning van een opleidingsinstelling moeten de volgende gegevens en documenten meegestuurd worden : 1° het ondernemingsnummer en het huishoudelijk reglement van de opleidingsinstelling;2° de modaliteiten betreffende de organisatie van de lessen en de examens;3° een beschrijving van de accommodatie die zal gebruikt worden met het oog op het verschaffen van de opleidingen;4° de personalia van de cursuscoördinator en het leidinggevend personeel alsmede de gegevens die de conformiteit met de voorwaarden, bepaald in artikel 71, 5°, aantonen.
Art. 81.Met de vraag tot erkenning van een lesgever moeten de volgende gegevens en documenten meegestuurd worden : 1° de naam en voornaam en het adres van de lesgever;2° adres en woonplaats;3° het rijksregisternummer;4° een bewijs van goed gedrag en zeden van ten hoogste zes maanden oud;5° een historiek van de door betrokkene gevolgde opleidingen, van zijn beroepsloopbaan en zijn professionele functies;6° de vakken van de opleidingen waarvoor de instelling de betrokkene als lesgever wenst in te zetten;7° de taal of talen waarin hij zal lesgeven.8° in voorkomend geval, de schriftelijke toestemming, zoals bedoeld in artikel 72, 6°.
Art. 82.Met de vraag tot eerste erkenning van een opleiding moeten de volgende gegevens en documenten meegestuurd worden : 1° de gedetailleerde programma's van de lessen;2° de gehanteerde syllabi of handboeken bij de gedoceerde vakken;3° de personalia van de lesgevers die deel uitmaken van het lerarenkorps alsook de gegevens die de conformiteit met de voorwaarden, bepaald in artikel 72 aantonen;4° het bedrag van het inschrijvingsgeld;5° een beschrijving van het te hanteren didactisch materiaal;6° de taal waarin de opleiding zal worden verstrekt;7° in het geval van de opleidingen bedoeld in de artikelen 22 tot en met 25 : de namen en de adressen van de schietstanden waar de schietoefeningen zullen plaatsvinden.
Art. 83.De aanvraag tot vernieuwing van in dit hoofdstuk bedoelde erkenningen, geschiedt gelijktijdig met de vernieuwing van de erkenning als opleidingsinstelling.
De aanvraag omvat de geactualiseerde gegevens, bedoeld in de artikelen 80 tot en met 82, alsook een omstandig verslag aangaande het programma en de organisatie van de opleidingen, de namen en titels van de lesgevers, alsmede de verrichte aanpassingen gedurende de afgelopen erkenningperiode, waaruit blijkt dat de opleiding voldoet aan de kwaliteit beoogd in dit besluit.
Art. 84.De opleidingsinstelling, de opleidingen en het personeel van de opleidingsinstelling dienen gedurende de ganse duurtijd van de erkenning aan de erkenningsvoorwaarden te voldoen.
Art. 85.De opleidingen kunnen slechts voor het eerst worden aangekondigd en verstrekt : 1° voor alle opleidingen : na ontvangst van de notificatie van de erkenning van de betrokken opleiding;2° voor de opleidingen bedoeld in artikel 22 tot en met 25 : nadat de opleidingsinstelling in staat is om de opleidingen te verstrekken in overeenstemming met de bepalingen, bedoeld in en krachtens artikel 8, § 2, van de wet.
Art. 86.De opleidingen worden georganiseerd in de accommodatie van de opleidingsinstelling zoals vermeld in het aanvraagdossier. Afwijkingen dienen uiterlijk een maand die de organisatie van de opleiding voorafgaat, meegedeeld te worden aan de administratie.
Er kunnen geen opleidingen georganiseerd worden in de accommodatie van een opleidingsinstelling die eerder voor de organisatie van de desbetreffende opleiding(en) werd geweigerd of waarvan de erkenning werd ingetrokken of op plaatsen waar er verwarring kan ontstaan aangaande de aard of de organisator van de opleidingen.
Art. 87.Aankondigingen van en publiciteit voor opleidingen kunnen enkel uitgaan van de instelling die voor de betrokken opleiding werd erkend. HOOFDSTUK XI. - Regels inzake mededelingen
Art. 88.Elke verandering van de gedetailleerde programma's van de lessen, zoals bedoeld in artikel 89, 1°, de inhoud van de lessen of de lesgevers, dient voorafgaandelijk aan de toepassing ervan, te worden voorgelegd aan de administratie.
Art. 89.De opleidingsinstelling stelt de administratie in kennis van de volgende inlichtingen en gegevens : 1° uiterlijk één maand voor de aanvang van elke opleiding : het gedetailleerde programma van de organisatie van de cursussen en het tijdstip en de plaats waar deze zal plaatsvinden;2° uiterlijk één maand voor het eerste examen : het gedetailleerde programma van de organisatie van de examens en het tijdstip en de plaats waar deze zullen plaatsvinden;3° uiterlijk één week na het bekomen van alle examenresultaten en voor het uitreiken van het attest : de door de administratie bepaalde persoonsgegevens en de resultaten van de ingeschreven cursisten;4° onverwijld : elke wijziging aan het tijdstip van de opleiding en de examens, vermeld onder 1° en 2°.
Art. 90.SELOR en de interne testcentra stellen de administratie uiterlijk één week na de beslissing over de resultaten van de testen psychotechnisch onderzoek, en voor het uitreiken van het "attest psychotechnisch onderzoek", in kennis van de door de administratie bepaalde persoonsgegevens van de kandidaten.
Art. 91.De wijze waarop de inlichtingen, bedoeld in de artikels 89 en 90, worden overgemaakt, gebeurt volgens de onderrichtingen van de administratie.
Art. 92.De administratie verstrekt, na de volledige ontvangst van de inlichtingen, bedoeld in, respectievelijk, de artikelen 89, 3°, en 90, de afzender, per geslaagde kandidaat een attestnummer. Er mag geen attest worden uitgereikt zonder vermelding van dit attestnummer.
Art. 93.De cursuscoördinator van een erkende opleidingsinstelling licht de Minister dadelijk in over elke onregelmatigheid aangaande het verloop van de opleidingen en de examens.
Art. 94.De cursuscoördinator brengt binnen de tien dagen de administratie op de hoogte : 1° telkens de opleidingsinstelling tegen een lesgever, tengevolge van feiten die een misdrijf opleveren, of feiten die in strijd zijn met de deontologie van de lesgever, maatregelen heeft genomen die als gevolg hebben dat hij niet meer mag optreden als lesgever voor het vak in kwestie;2° telkens de opleidingsinstelling tegen een cursist, tengevolge van fraude of pogingen daartoe of het niet naleven van de regelgeving of tengevolge van zijn houding, uitgesloten is van de opleiding.
Art. 95.De melding, bedoeld in artikel 94, gebeurt schriftelijk en omvat minstens : 1° de namen en adressen van de personen die het voorwerp uitmaken van de maatregel;2° een omstandige omschrijving van de feiten die de maatregel schragen, alsook de plaats en het tijdstip waarop zich ze voordeden;3° de genomen maatregel en het tijdsstip ervan. HOOFDSTUK XII. - Commissie opleiding bewaking
Art. 96.Een commissie genaamd « Commissie Opleiding Bewaking » wordt door de Minister ingesteld bij de FOD Binnenlandse Zaken.
Art. 97.De Commissie Opleiding Bewaking is als volgt samengesteld : 1° de afgevaardigde van de administratie die het voorzitterschap waarneemt;2° een opleidingsdeskundige van de federale politie;3° een verantwoordelijke van een erkende politieschool;4° een selectiedeskundige van SELOR;5° een opleidingsdeskundige van OFO;6° een vertegenwoordiger van de opleidingsinstellingen, die behoren tot bewakingsondernemingen of groepen van ondernemingen die bewakingsondernemingen organiseren;7° een vertegenwoordiger van de opleidingsinstellingen, die niet behoren tot bewakingsondernemingen of groepen van ondernemingen die bewakingsondernemingen organiseren; 8° een vertegenwoordiger van de B.V.B.O., zoals bedoeld in artikel 17bis van de wet; 9° een vertegenwoordiger van de beroepsvereniging van interne bewakingsdiensten;10° een vertegenwoordiger van de werknemersorganisaties van het personeel van de bewakingsondernemingen;11° voor de behandeling van materies die betrekking hebben op de opleidingen bedoeld in de artikelen 22 tot en met 25 en 40 tot en met 42 : een wapendeskundige van de lokale politie; 12° een vertegenwoordiger van de Alarm Centrale Associatie (A.C.A), zoals bedoeld in artikel 17bis van de wet en dit enkel voor wat betreft de opleiding « operator alarmcentrale ».
Art. 98.De kandidaat commissieleden worden voorgedragen door de instantie die zij vertegenwoordigen.
De instantie die de voordracht doet wijst voor elke vertegenwoordiger een plaatsvervanger aan.
Art. 99.De Minister kan deskundigen of andere personen aanduiden om permanent of tijdelijk aan de besprekingen van de Commissie deel te nemen.
Art. 100.Het secretariaat van de Commissie wordt waargenomen door de administratie.
Art. 101.De Commissie Opleiding Bewaking heeft tot taak de Minister te adviseren aangaande : 1° de detaillering van de lessenprogramma's van de opleidingen geregeld in dit besluit;2° de erkenning van de opleidingen, opleidingsinstellingen en de lesgevers;3° de toepassingen van dit besluit en de voorstellen tot eventuele wijzigingen ervan. HOOFDSTUK XIII. - Overgangs- en eindbepalingen
Art. 102.Personen die in het bezit zijn van het bekwaamheidsattest opleiding leidinggevend personeel conform het koninklijk besluit van 30 december 1999, of hiervan vrijgesteld zijn, worden gelijkgesteld met houders van het "bekwaamheidsattest leidinggevend personeel type A" en het "bekwaamheidsattest leidinggevend personeel type B".
Art. 103.Personen die in het bezit zijn van een algemeen bekwaamheidattest van de basisopleiding van het uitvoerend personeel van de bewakingsondernemingen of de interne bewakingsdiensten conform het koninklijk besluit van 30 december 1999, of hiervan vrijgesteld zijn, en in het bezit zijn van het bekwaamheidattest van de opleiding persoonscontrole - lange type of korte type, conform hetzelfde uitvoeringsbesluit, worden gelijkgesteld met de houders van het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent", en met de houders van het "bekwaamheidattest bewakingsagent - café en dansgelegenheden".
Art. 104.Personen die in het bezit zijn van een algemeen bekwaamheidattest van de basisopleiding van het uitvoerend personeel van de bewakingsondernemingen of de interne bewakingsdiensten conform het koninklijk besluit van 30 december 1999, of hiervan vrijgesteld zijn, worden gelijkgesteld met de houders van het "bekwaamheidattest bewakingsagent - operator alarmcentrale".
Art. 105.Personen die in het bezit zijn van een algemeen bekwaamheidattest van de basisopleiding van het uitvoerend personeel van de bewakingsondernemingen of de interne bewakingsdiensten conform het koninklijk besluit van 30 december 1999, of hiervan vrijgesteld zijn en in het bezit zijn van een bekwaamheidattest dat ingevolge hetzelfde koninklijk besluit toegang verleende tot het uitoefenen van bepaalde gespecialiseerde activiteiten, worden gelijkgesteld met de houders van het bekwaamheidattest dat, ingevolge dit besluit, toegang verleent tot het uitoefenen van dezelfde activiteiten.
Art. 106.Aan de personen die in het bezit zijn van een algemeen bekwaamheidattest van de basisopleiding van het uitvoerend personeel van de bewakingsondernemingen of de interne bewakingsdiensten conform het koninklijk besluit van 30 december 1999, of hiervan vrijgesteld werden kan een algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent' worden verstrekt nadat de betrokkenen een opleiding van 48 lesuren, en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg hebben gevolgd : 1° studie van de regelgeving met betrekking tot de bewaking en grondige studie van de rechten en de verplichtingen van de bewakingsagent : 16 lesuren;2° cultuurinzicht en omgaan met diversiteit : 12 lesuren;3° bedrijfseerstehulpverlener : 20 lesuren;
Art. 107.Personen die na 29 mei 1990 en voor 10 januari 2005 in dienst waren van een interne bewakingsdienst die voor het eerst onder de vergunningsplicht viel door de wetswijziging van 7 mei 2004 en waarvan deze interne bewakingsdienst een aanvraag tot het verkrijgen van de vergunning als interne bewakingsdienst heeft ingediend voor 10 maart 2005, kunnen, voor wat betreft het leidinggevend personeel het "bekwaamheidattest leidinggevend personeel A" en, voor wat betreft de bewakingsagenten het "algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent", bekomen, zonder het afleggen van examens, indien ze de opleiding zonder enige afwezigheid gevolgd hebben.
Art. 108.Personen die vanaf tenminste 1 januari 1999 onafgebroken in dienst waren van een interne bewakingsdienst georganiseerd door een permanente instelling die cultureel erfgoed beheert en waarvan een aanvraag tot het verkrijgen van de vergunning als interne bewakingsdienst is ingediend binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen, voor wat betreft het leidinggevend personeel het "bekwaamheidattest leidinggevend personeel A" en, voor wat betreft de bewakingsagenten het "bekwaamheidattest bewakingsagent - erfgoedbewaker", bekomen, zonder het afleggen van examens, indien ze de opleiding zonder enige afwezigheid gevolgd hebben.
We moeten nagaan of de voorwaarden in art. 65 en 66 voldoende objectief zijn om regime te rechtvaardigen. Voor de personen is het een recht
Art. 109.De artikelen 1, 6, 7, 8,1°, 8,2°, 8,4°, 8,5°, 8,6°, 8,7°, 8,8°, 11, 19 tot en met 21, 26, 34 tot en met 40, 43 tot en met 50, 54, 55, 57, 58, 69 tot en met 73, 75 tot en met 89, 91, 93 tot en met 101 treden in werking twee maanden na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 110.De artikelen 1, 5 tot en met 10, 12, 2°, en 21 tot en met 33 van het koninklijk besluit van 30 december 1999 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake medisch en psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen, worden opgeheven.
Art. 111.De Minister bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 2 tot en met 4, 8 tot en met 10, 12 tot en met 18, 22 tot en met 25, 27 tot en met 33, 41, 42, 56, 59, 74, 92, 102 tot en met 108 en de opheffing van de corresponderende artikelen in het koninklijk besluit van 30 december 1999 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake medisch en psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.
Art. 112.De Minister bepaalt de datum van inwerkingtreding van de bepalingen bedoeld in de artikelen 5, 60 tot en met 68 en 90.
In afwachting kunnen de psychotechnische onderzoeken, die op datum van de inwerkingtreding van dit besluit waren goedgekeurd door de Minister, worden afgenomen en beoordeeld door een psycholoog, behorend tot : 1° een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst in het kader van de aanwervingprocedure;2° een opleidingsinstelling in het kader van de vaststelling van de toegangsvoorwaarden tot de in dit besluit geregelde opleidingen.
Art. 113.De Minister bepaalt de inwerkingtreding van de bepalingen bedoeld in de artikelen 51 tot en met 53.
In afwachting worden de examens afgenomen door de opleidingsinstelling waar de kandidaat de opleiding gevolgd heeft.
Art. 114.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit Gegeven te Brussel, 21 december 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld