gepubliceerd op 26 april 2016
Koninklijk besluit tot oprichting van een « Commissie tot hervorming van de beroepsziekten 21ste eeuw »
21 APRIL 2016. - Koninklijk besluit tot oprichting van een « Commissie tot hervorming van de beroepsziekten 21ste eeuw »
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 37 van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 mei 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/05/2001 pub. 29/05/2001 numac 2001002048 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende oprichting van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid sluiten houdende oprichting van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, artikel 2, § 1, 4° ;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 3 februari 2016;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 18 maart 2016;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Fonds voor Beroepsziekten, gegeven op 13 april 2016;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Bij de FOD Sociale Zekerheid wordt een Commissie tot hervorming van de beroepsziekten 21ste eeuw opgericht (hierna de « Commissie » genoemd). Het gaat om een onafhankelijke commissie van deskundigen ad hoc, die haar werkzaamheden in het voorjaar 2016 zal aanvatten.
De Commissie is een adviesorgaan dat wordt belast met het opmaken, uiterlijk voor het najaar 2017, van een eindverslag waarin multidisciplinaire voorstellen met betrekking tot de verschillende componenten van het stelsel van de beroepsziekten worden voorgesteld, met inbegrip van voorstellen in het kader van de fusie tussen het Fonds voor de beroepsziekten en het Fonds voor arbeidsongevallen. In dit eindverslag moeten globale oplossingen worden voorgesteld, met een tijdschema, een berekening van de financiële gevolgen en voorstellen tot aanpassing van de wetgeving, rekening houdend met de normatieve achtergrond en de tenuitvoerlegging van de voorgestelde hervormingsmaatregelen.
In dit opzicht wordt de Commissie gevraagd maatregelen voor te stellen die de wetgeving over de beroepsziekten kunnen verduidelijken, vereenvoudigen, actualiseren en hervormen, waarbij de eigenheid van het stelsel van de beroepsziekten, namelijk de nauwe band met het werk, gerespecteerd wordt en waarbij tevens de samenhang tussen en een gemeenschappelijke basis voor de wetgeving inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten wordt behouden. Met als doel: - de werknemers een betere dienstverlening aan te bieden (inzonderheid wat betreft preventie en vergoeding); - het gebruik van de middelen te optimaliseren en een optimale communicatie tussen de verschillende actoren tot stand te brengen; - het aantal geschillen te verminderen dankzij het opmaken van een duidelijke wet en transparante vergoedingscriteria; - de acties op het gebied van preventie en het voortgezet gezondheidstoezicht op te voeren.
Een tussentijds verslag moet de Minister van Sociale Zaken tegen het einde van het jaar 2016 worden bezorgd.
Art. 2.In haar eindverslag moet de Commissie aandacht besteden aan drie thema's in verband met beroepsziekten: de fundamentele concepten en mechanismen, het begrip vergoeding en het begrip preventie.
Het eindverslag zal bezorgd worden aan de Minister van Sociale Zaken en aan het Beheerscomité van het Fonds voor Beroepsziekten.
Art. 3.De Commissie is samengesteld uit tien leden, onder wie een lid die de functie van voorzitter waarneemt.
Worden aangeduid als lid van de Commissie: - De heer Josse Van Steenberge, Voorzitter; - Mevr. Elke Geraerts; - Mevr. Valérie Libotte; - Mevr. Isabelle Hansez; - Mevr. Lutgart Braeckman; - Mevr. Sophie Remouchamps; - De heer Dominique Lison; - De heer Geert De Smet; - De heer Geert Van Hootegem; - De heer Laurent Vogel.
Art. 4.Op basis van hun eigen expertise, bereiden de leden een nota voor, die zal besproken worden tijdens de vergaderingen van de Commissie.
In dit opzicht kan de voorzitter van de Commissie de instellingen waarop de minister bevoegd voor Sociale Zaken toezicht houdt, verzoeken alle vragen die de Commissie zich zou stellen, te beantwoorden.
In geval van vragen waarvoor een andere instelling dan die bedoeld in het tweede lid bevoegd is, kan de voorzitter van de Commissie de Minister van Sociale Zaken verzoeken de vraag door te zenden naar zijn collega in de regering, die toezicht houdt op de betrokken instelling.
Art. 5.De voorzitter van de Commissie regelt, naast de inbreng op basis van zijn eigen expertise, de praktische werking van de Commissie en de rapportering bij de Minister van Sociale Zaken en het Beheerscomité van het Fonds voor Beroepsziekten.
De Commissie wordt schriftelijk bijeengeroepen door de voorzitter, met vermelding van het onderwerp van de vergadering; in de oproeping wordt alleszins de agenda van de vergadering vermeld.
Art. 6.§ 1. De Commissie komt minimum zestien keer bijeen over de gehele duur van haar bestaan, in plenaire vergadering, tijdens de weekdagen, bij de FOD Sociale Zekerheid. Tijdens elke zitting vullen de leden een aanwezigheidslijst in die zij ook ondertekenen. § 2. De voorzitter en de leden van de Commissie genieten een presentiegeld van 150 euro per halve vergaderdag en 300 euro per vergaderdag. § 3. Voor de toepassing van onderhavig artikel, dient onder halve vergaderdag, een prestatie van minimum drie uren en, onder een vergaderdag, een prestatie van minimum zes uren te worden begrepen. § 4. De voorzitter en de leden van de Commissie hebben ook recht op de terugbetaling van hun reiskosten volgens de voorwaarden vastgesteld bij het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten voor de ambtenaren van niveau A. § 5. Onder voorbehoud van het voorafgaand akkoord van de Minister van Sociale Zaken mag de voorzitter van de Commissie vragen dat hij of een lid van de Commissie de in dit artikel bedoelde vergoeding zou mogen ontvangen, indien hij of het lid een intellectuele prestatie zou verrichten buiten de vergaderingen van de Commissie, tot het bedrag van het presentiegeld, namelijk door opzoekingen buiten vergaderingen wanneer hij of het lid kan verantwoorden dat de intellectuele prestatie werd geleverd in het kader van de opdrachten van de Commissie.
De Voorzitter van de Commissie bezorgt jaarlijks aan de Minister van Sociale Zaken een beschrijving en de verantwoordingen van de intellectuele prestaties die door hem of het lid buiten de vergaderingen werden uitgevoerd. § 6. Onder dezelfde voorwaarden als in de vorige paragraaf mag de voorzitter van de Commissie vragen dat een bijkomende plenaire vergadering wordt gehouden en dat een overeenkomst met derden wordt gesloten in het kader van een studie of een intellectuele prestatie.
Art. 7.§ 1. De werkingsuitgaven van de Commissie worden beperkt tot een bedrag van 100.000 euro op jaarbasis.
Dit bedrag wordt geheven op de kredieten van de Directie-Generaal Beleidsondersteuning van de FOD Sociale Zekerheid. § 2. De uitgaven van de Commissie dienen binnen de beschikbare kredieten van de FOD Sociale Zekerheid te worden opgevangen.
Art. 8.Voor het secretariaat doet de voorzitter van de Commissie een beroep op een lid van de beleidscel van de Minister van Sociale Zaken.
Art. 9.Er wordt een begeleidingscomité opgericht dat bestaat uit vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties en werkgeversorganisaties.
De voorzitter van de Commissie legt om de drie maanden een stand van zaken betreffende de werkzaamheden van de Commissie aan het begeleidingscomité voor en verzoekt om het advies van het begeleidingscomité over deze werkzaamheden.
Art. 10.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 11.De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 april 2016.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE BLOCK