gepubliceerd op 25 oktober 2024
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 186, § 1/1, van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het ressort Antwerpen
20 SEPTEMBER 2024. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 186, § 1/1, van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het ressort Antwerpen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft tot doel een tijdelijke afwijking te maken op de personeelsformaties van de magistraten van het openbaar ministerie in het ressort Antwerpen, die zijn vastgesteld bij de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting en de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken, met toepassing van artikel 186, § 1/1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
In het streven naar meer autonomie voor de rechterlijke orde komt het aan de colleges toe om de personele middelen op een objectieve manier toe te kennen aan de gerechtelijke entiteiten naargelang de reële behoeften.
Het gebruik van flexibele personeelsformaties is een eerste stap naar een toewijzing van de beschikbare middelen die beter afgestemd is op de reële behoeften van de rechterlijke orde.
Overeenkomstig artikel 186, § 1/1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek kan de Koning, op grond van een eensluidend advies al naargelang het geval van het College van de hoven en rechtbanken of van het College van het openbaar ministerie, tijdelijk afwijken van de personeelsformaties van de magistraten of griffiers bedoeld in paragraaf 1, achtste lid, de personeelsformaties van het Hof van Cassatie uitgezonderd met een maximumgrens van 20 % of, wanneer de personeelsformatie slechts voorziet in vijf of minder personen, verhoudingsgewijs met een eenheid, en overwegende dat de personeelsformaties die een enkele eenheid bevatten nooit mogen worden opgeheven voor een andere entiteit. Het eensluidend advies moet vaststellen dat de verhoging van de personeelsformatie en de vermindering die daaruit voortvloeit in een andere entiteit, gebaseerd is op de resultaten van de op dat moment meest recente werklastmeting en op gegevens met betrekking tot het aantal inkomende en uitgaande dossiers van de betrokken entiteiten en dat de tijdelijke afwijking ertoe strekt naar aanleiding van de evolutie van de werklast van de betrokken entiteiten een evenwicht in de verdeling van de menselijke middelen tussen de entiteiten te herstellen. Deze tijdelijke afwijking van de personeelsformaties gebeurt zonder overschrijding van het nationale totaal in de personeelsformatie.
Het lid van de rechterlijke orde dat op een tijdelijke plaats is benoemd, wordt in overtal benoemd in het rechtscollege, het parket of de griffie dat of die de tijdelijke verhoging van de personeelsformatie geniet.
Geen enkele persoon benoemd op grond van de voormelde paragraaf kan worden overgeplaatst zonder een nieuwe benoeming en zonder zijn instemming.
De tijdelijke afwijking van de personeelsformaties is ingegeven vanuit een goed management en is conform de gegevens van werklast die zijn opgenomen in de beheersplannen. De beoogde tijdelijke aanpassing van de personeelsformaties zal het evenwicht in de verdeling van de menselijke middelen binnen het openbaar ministerie in het ressort Antwerpen optimaliseren.
De tijdelijke afwijking van de personeelsformaties betreft enkel het openbaar ministerie van het ressort Antwerpen en heeft geen impact op de personeelsformaties van de andere gerechtelijke entiteiten binnen het ressort of de gerechtelijke entiteiten buiten het ressort Antwerpen.
De procureur-generaal, de procureurs des Konings te Antwerpen en Limburg en de arbeidsauditeur van het ressort Antwerpen en hun respectievelijke directiecomités gaan akkoord met de tijdelijke afwijking van de personeelsformaties.
Het arbeidsauditoraat Antwerpen vraagt in zijn beheersplan 2024-2025 een invulling van de wettelijke personeelsformatie van de magistraten tot 85 %, wat overeenstemt met een invulling van 18 van de 21 voorziene magistraten.
Het parket Antwerpen, het parket Limburg en het parket-generaal Antwerpen vragen in hun beheersplan 2024-2025 een uitbreiding van de wettelijke personeelsformatie van de magistraten.
Deze vraag kan gestaafd worden met de instroomgegevens van de respectievelijke gerechtelijke entiteiten en de bijkomende werklast veroorzaakt door de SKY-ECC-dossiers in eerste aanleg en in beroep.
Ingevolge advies nr. 76.675/16 van de Raad van State van 8 juli 2024, wordt in het eensluidend advies van het College van het openbaar ministerie van 27 augustus 2024 aangegeven dat er, met oog op een evenwichtige werkverdeling, als volgt kan worden afgeweken van de personeelsformaties van de substituten van het arbeidsauditoraat te Antwerpen, van de substituten-generaal van het auditoraat-generaal bij het arbeidshof te Antwerpen, van de substituten van het parket van de procureur des Konings te Antwerpen, van de substituten van het parket van de procureur des Konings te Limburg en van de substituten-procureurs-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen : - de personeelsformatie van de substituten van het arbeidsauditoraat te Antwerpen, vastgesteld op 21 door de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken, wordt teruggebracht tot 18; - de personeelsformatie van de substituten-generaal van het auditoraat-generaal bij het arbeidshof te Antwerpen, vastgesteld op 3 door de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken, wordt teruggebracht tot 2; - de personeelsformatie van de substituten van het parket van de procureur des Konings te Antwerpen, vastgesteld op 95 door de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, wordt op 97 gebracht; - de personeelsformatie van de substituten van het parket van de procureur des Konings Limburg, vastgesteld op 36 door de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, wordt op 37 gebracht; - de personeelsformatie van de substituten-procureurs-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen, vastgesteld op 10 door de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, wordt op 11 gebracht.
Dit koninklijk besluit heeft geen gevolgen voor zowel de extra plaatsen van de tijdelijke personeelsformatie die voor het parket Antwerpen en het parket Limburg voor een periode van drie jaar is ingesteld bij artikel 44 van de wet van 31 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2023 pub. 23/08/2023 numac 2023044178 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen type wet prom. 31/07/2023 pub. 09/08/2023 numac 2023044140 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken IV type wet prom. 31/07/2023 pub. 15/09/2023 numac 2023044749 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen sluiten om justitie menselijker, sneller en straffer te maken IV als de tijdelijke personeelsformatie van een substituut-procureur-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen, die verlengd is tot 31 december 2025 en werd ingesteld bij de wet van 20 december 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2005 pub. 23/12/2005 numac 2005009998 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten houdende diverse bepalingen betreffende justitie.
De afwijkingen van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting komen bovenop die tijdelijke personeelsformaties.
Aangezien het de bedoeling is dat de in dit besluit beoogde regeling en de reeds van kracht zijnde tijdelijke verhogingen van de personeelsformaties in de betrokken korpsen cumulatief worden toegepast, wordt in de artikelen 1 en 2 de formulering die de Raad van State in opmerking 9 van advies nr. 76.675/16 heeft voorgesteld, overgenomen. Die formulering wordt niet overgenomen in de artikelen 3 en 4, aangezien er noch in het arbeidsauditoraat te Antwerpen noch in het auditoraat-generaal bij het arbeidshof te Antwerpen een tijdelijke personeelsformatie bestaat.
De werklast is een dynamisch gegeven. Maatschappelijke ontwikkelingen, criminele fenomenen, industriële en technologische ontwikkelingen kunnen de werklast van rechtbanken en parketten sterk beïnvloeden.
Binnen het openbaar ministerie in het ressort Antwerpen zal dan ook op geregelde tijdstippen een evaluatie plaatsvinden. Indien nodig zullen in functie van de evolutie van de behoeften en de beschikbare middelen aanpassingen worden doorgevoerd.
De aanpassingen door dit koninklijk besluit aan de wettelijke personeelsformaties zijn per definitie tijdelijk en bevriezen de verhogingen en verlagingen in de personeelsformatie dus niet voor de toekomst.
Dit koninklijk besluit voorziet tevens in een evaluatie van de behoeften zes maanden vóór het verstrijken van de in de artikelen 1 tot 4 vastgestelde periode en preciseert de nadere regels volgens welke een nieuwe afwijking van de personeelsformaties van die entiteiten zou kunnen worden gevraagd op grond van artikel 186, § 1/1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek. Het koninklijk besluit neemt de formulering die de Raad van State heeft voorgesteld in opmerking 4.4 van advies nr. 76.675/16 over.
Dit besluit kan ter ondertekening aan de Koning worden voorgelegd in de periode van lopende zaken zolang het de goede werking en de continuïteit van de dienst van de betrokken gerechtelijke entiteiten waarborgt door een verdeling van de personele middelen te verzekeren die beantwoordt aan de behoeften van deze gerechtelijke entiteiten.
Bovendien geeft dit besluit uitvoering aan een wettelijke bepaling die enkel kan worden aangenomen op grond van een gelijkluidend advies van het College van het openbaar ministerie en die geen budgettaire impact heeft.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT
RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 76.675/16 van 8 juli 2024 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van artikel 186, § 1/1, van het Gerechtelijk Wetboek' Op 6 juni 2024 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Justitie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van artikel 186, § 1/1, van het Gerechtelijk Wetboek'.
Het ontwerp is door de zestiende kamer onderzocht op 25 juni 2024. De kamer was samengesteld uit Pierre LEFRANC, wnd. kamervoorzitter, Toon MOONEN en Tim CORTHAUT, staatsraden, Jan VELAERS en Johan PUT, assessoren, en Eline YOSHIMI, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Sander MEERT, adjunct-auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Toon MOONEN, staatsraad.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 8 juli 2024. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. VOORAFGAANDE OPMERKING 2. Rekening houdend met het ogenblik waarop dit advies wordt gegeven, vestigt de Raad van State de aandacht van de adviesaanvrager erop dat de ontbinding van de Wetgevende Kamers tot gevolg heeft dat de regering sedert die datum en totdat, na de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, een nieuwe regering is benoemd door de Koning, niet meer over de volheid van haar bevoegdheid beschikt.Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens die de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van verordeningen noodzakelijk is.
STREKKING VAN HET ONTWERP 3. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe om, met toepassing van artikel 186, § 1/1, van het Gerechtelijk Wetboek, tijdelijk af te wijken van de personeelsformatie van de substituten-procureurs-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen en de substituten van het parket van de procureur des Konings te Antwerpen en Limburg, bepaald bij de wet van 3 april 1953 `betreffende de rechterlijke inrichting' en van de personeelsformatie van de substituten-generaal bij het auditoraat-generaal te Antwerpen en de substituten arbeidsauditeur te Antwerpen, bepaald bij de wet van 7 juli 1969 `tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken'. Artikel 1 van het ontwerp bepaalt dat de personeelsformatie van de substituten-procureurs-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen tijdelijk op 11 wordt gebracht. Artikel 2 bepaalt dat de personeelsformatie van de substituten van het parket van de procureur des Konings te Antwerpen en Limburg tijdelijk op 97, respectievelijk 37 wordt gebracht. Artikel 3 bepaalt dat de personeelsformatie van de substituten-generaal bij het auditoraat-generaal te Antwerpen tijdelijk wordt teruggebracht tot 2. Artikel 4 bepaalt dat de personeelsformatie van de substituten-arbeidsauditeur te Antwerpen tijdelijk wordt teruggebracht tot 18.
Naar luid van artikel 5 treedt het te nemen besluit in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
RECHTSGROND 4.1. Voor het ontwerp wordt rechtsgrond gezocht in artikel 186, § 1/1, van het Gerechtelijk Wetboek. Krachtens het eerste lid van die bepaling kan de Koning, op grond van een eensluidend advies van het College van het openbaar ministerie, tijdelijk afwijken van de personeelsformaties van de magistraten bedoeld in paragraaf 1, achtste lid, (1) de personeelsformaties van het Hof van Cassatie uitgezonderd, met een maximumgrens van twintig procent of, wanneer de personeelsformatie slechts voorziet in vijf of minder personen, verhoudingsgewijs met een eenheid, en overwegende dat de personeelsformaties die een enkele eenheid bevatten nooit mogen worden opgeheven voor een andere entiteit. (2) 4.2. De ontworpen regeling kan vooreerst enkel worden geacht een voldoende rechtsgrond te ontlenen aan artikel 186, § 1/1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek indien de beoogde afwijking van de personeelsformaties daadwerkelijk van tijdelijke aard is. De artikelen 1 tot 4 van het ontwerp voorzien erin dat de personeelsformaties van de substituten-procureurs generaal bij het hof van beroep te Antwerpen en de substituten van het parket van de procureur des Konings te Antwerpen en Limburg en van de substituten-generaal bij het auditoraat-generaal te Antwerpen en de substituten-arbeidsauditeur te Antwerpen "tijdelijk" worden gewijzigd. De regeling bevat echter geen concrete beperking in de tijd van die afwijkingen.
Gevraagd hoe het tijdelijke karakter van de afwijking wordt gewaarborgd, antwoordde de gemachtigde: "Momenteel is in de laatste paragraaf in het verslag aan de Koning opgenomen: `Binnen het openbaar ministerie van het ressort Antwerpen zal dan ook op geregelde tijdstippen een evaluatie plaatsvinden.
Indien nodig zullen in functie van de evolutie van de behoeften en de beschikbare middelen aanpassingen worden doorgevoerd.' Om het tijdelijk karakter te waarborgen, zal een nieuw artikel toegevoegd worden aan het KB dat de afwijking in tijd beperkt tot 36 maanden. Verder kan worden voorzien dat het College van het openbaar ministerie, op verslag van de territoriaal bevoegde procureur-generaal, in de loop van de dertigste maand na inwerkingtreding van het KB, de situatie evalueert op basis van de beschikbare gegevens over de instroom en uitstroom en de werklast en op dat ogenblik al dan niet zal beslissen een nieuwe toepassing van artikel 186, § 1/1 van het Gerechtelijk Wetboek aan de minister te vragen.
Voorstel toevoeging aan artikel 5: De tijdelijke afwijking beperkt zich tot een periode van 36 maanden beginnend vanaf de inwerkingtreding van het KB. Het College van het openbaar ministerie evalueert, op verslag van de territoriaal bevoegde procureur-generaal, in de loop van de dertigste maand na inwerkingtreding van het KB, de situatie op basis van de beschikbare gegevens over de instroom en uitstroom en de werklast en zal op dat ogenblik al dan niet beslissen een nieuwe toepassing van artikel 186, § 1/1 van het Gerechtelijk Wetboek aan de minister te vragen." 4.3.1. Wat de nadere bepaling van het tijdelijke karakter van de afwijkingen betreft, kan het door de gemachtigde beoogde resultaat, veeleer dan door een lid toe te voegen aan artikel 5 van het ontwerp, worden bereikt door in de artikelen 1 tot 4 het woord "tijdelijk" telkens te vervangen door de zinsnede "voor een periode van 36 maanden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit". 4.3.2. De Raad van State merkt wel op dat voor deze aanpassing een (nieuw) eensluidend advies van het College van het openbaar ministerie nodig is. Daarbij zal nog het volgende in acht moeten worden genomen.
Artikel 1 van het ontwerp voorziet erin dat de personeelsformatie van de substituten-procureurs-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen tijdelijk wordt gebracht op elf. Luidens de tabel bij artikel 1 van de wet van 3 april 1953 is de personeelsformatie van het parket-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen als volgt bepaald: een procureur-generaal, twaalf advocaten generaal en tien substituten-procureurs-generaal. Krachtens artikel 8, § 3, van de wet van 20 december 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2005 pub. 23/12/2005 numac 2005009998 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten `houdende diverse bepalingen betreffende justitie' kan er evenwel tot 31 december 2025 worden overgegaan tot de benoeming in overtal van een substituut-procureur-generaal.
Artikel 2 van het ontwerp voorziet erin dat de personeelsformaties van de substituten van het parket van de procureur des Konings te Antwerpen en te Limburg tijdelijk wordt gebracht op respectievelijk 97 en 37. Luidens tabel III `Rechtbanken van eerste aanleg' als bijlage bij de wet van 3 april 1953 zijn die personeelsformaties bepaald op respectievelijk 95 en 36. Krachtens artikel 44, 2° en 3°, van de wet van 31 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2023 pub. 23/08/2023 numac 2023044178 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen type wet prom. 31/07/2023 pub. 09/08/2023 numac 2023044140 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken IV type wet prom. 31/07/2023 pub. 15/09/2023 numac 2023044749 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen sluiten `om justitie menselijker, sneller en straffer te maken IV' werd, naast de personeelsformatie bepaald in de wet van 3 april 1953, evenwel tot 19 augustus 2026 een tijdelijke personeelsformatie ingesteld van vijf substituten voor het parket te Antwerpen en een substituut voor het parket te Limburg.
Voor die personeelsformaties zijn met andere woorden reeds tijdelijke regelingen van kracht. Het College van het openbaar ministerie lijkt zijn advies van 14 maart 2024 te hebben gebaseerd op die tijdelijk verhoogde personeelsformaties. De Raad van State neemt aan dat het dus de bedoeling is om de bestaande regeling cumulatief toe te passen met de tijdelijke afwijking waarin het voorliggende ontwerp voorziet.(3) De stellers van het ontwerp en het College van het openbaar ministerie dienen er in dat geval rekening mee te houden dat de bestaande tijdelijke verhogingen mogelijk reeds binnen de voorgenomen duurtijd van de voorliggende tijdelijke afwijking, namelijk 36 maanden na de inwerkingtreding van het te nemen besluit, een einde zullen nemen.(4) 4.4. De gemachtigde stelt daarnaast voor om de situatie in de loop van de dertigste maand na inwerkingtreding van het te nemen besluit op basis van de beschikbare gegevens over de instroom en uitstroom en de werklast te laten evalueren door het College van het openbaar ministerie, op verslag van de territoriaal bevoegde procureur-generaal, en om het College op dat ogenblik te laten beslissen om een nieuwe toepassing van artikel 186, § 1/1, van het Gerechtelijk Wetboek te vragen.
Voor een dergelijke bepaling, die dan niet aan artikel 5 van het ontwerp moet worden toegevoegd maar als een nieuw artikel 5 moet worden ingevoegd, kan rechtsgrond worden gevonden in de algemene uitvoeringsbevoegdheid die de Koning ontleent aan artikel 108 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 186, § 1/1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek. Dat artikel kan luiden als volgt: "In de loop van de dertigste maand na de inwerkingtreding van dit besluit evalueert het College van het openbaar ministerie, op verslag van de territoriaal bevoegde procureur-generaal, de personeelsformaties van de substituten-procureurs-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen en de substituten van het parket van de procureur des Konings te Antwerpen en Limburg en van de substituten-generaal bij het auditoraat-generaal te Antwerpen en de substituten-arbeidsauditeur te Antwerpen op basis van de beschikbare gegevens over de stroom van inkomende en uitgaande dossiers en de werklast van de betrokken entiteiten. In voorkomend geval richt het College een verzoek tot de minister bevoegd voor Justitie om een nieuwe toepassing te maken van artikel 186, § 1/1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek." ALGEMENE OPMERKING 5. Indien de onderverdeling in hoofdstukken wordt behouden, moet in het ontwerp een derde hoofdstuk `Slotbepalingen' worden ingevoegd, dat het nieuwe artikel 5 omvat, evenals de bestaande artikelen 5 en 6, die dan moeten worden vernummerd. ONDERZOEK VAN DE TEKST Opschrift 6. Bij de Raad van State, afdeling Wetgeving, werd op dezelfde datum als deze waarop de adviesaanvraag over het ontwerp werd ingediend, een adviesaanvraag over een ander ontwerp van koninklijk besluit ingediend met hetzelfde opschrift (5).Het verdient daarom aanbeveling om het opschrift van het ontwerp aan te vullen met de woorden "met betrekking tot het ressort Antwerpen".
Aanhef 7. Rekening houdend met wat werd opgemerkt over de rechtsgrond, moet in de aanhef meer specifiek worden verwezen naar artikel 186, § 1/1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.Er moet ook bijkomend een verwijzing naar artikel 108 van de Grondwet worden opgenomen. 8. De verwijzing in de aanhef naar de wet van 3 april 1953 en de wet van 7 juli 1969 dient dan weer te worden weggelaten, aangezien het aan te nemen besluit in geen enkele bepaling van deze wetten rechtsgrond vindt.Het is voorts overbodig om die wetten bij wege van beschrijving van het juridische kader te vermelden, aangezien uit het dispositief afdoende blijkt dat ervan wordt afgeweken.
Artikelen 1 tot 4 9. In de veronderstelling dat het, zoals in opmerking 4.3.2 werd aangehaald, de bedoeling is dat de ontworpen regeling wordt toegepast cumulatief met de reeds van kracht zijnde tijdelijke verhogingen van de personeelsformaties in de betrokken korpsen, wordt artikel 1 van het ontwerp met het oog op de rechtszekerheid het best als volgt geredigeerd: "Met behoud van de toepassing van artikel 8, § 3, van de wet van 20 december 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2005 pub. 23/12/2005 numac 2005009998 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten houdende diverse bepalingen betreffende justitie, wordt de personeelsformatie van de substituten-procureurs-generaal bij het hof van beroep Antwerpen, in afwijking van artikel 1 van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, voor een periode van 36 maanden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit op 11 gebracht." (6) 10. Dezelfde opmerking geldt, mutatis mutandis, voor de artikelen 2 tot 4 van het ontwerp. De griffier, Eline YOSHIMI De voorzitter, Pierre LEFRANC _______ Nota's (1) Artikel 186, § 1, achtste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de wet de personeelsformatie van de magistraten vaststelt.(2) Nog naar luid van die bepaling moet het eensluidend advies vaststellen dat de verhoging van de personeelsformatie en de vermindering die daaruit voortvloeit in een andere entiteit, gebaseerd is op de resultaten van de op dat moment meest recente werklastmeting en op gegevens met betrekking tot de stroom van inkomende en uitgaande dossiers van de betrokken entiteiten en dat de tijdelijke afwijking ertoe strekt naar aanleiding van de evolutie van de werklast van de betrokken entiteiten een evenwicht in de verdeling van de menselijke middelen tussen de entiteiten te herstellen.Deze tijdelijke afwijking van de personeelsformaties gebeurt zonder overschrijding van het nationale totaal in de personeelsformatie. (3) Zie daarover ook opmerking 9.(4) De artikelen 1 en 2 van het ontwerp kunnen overigens niet los worden gezien van de artikelen 3 en 4, aangezien uit artikel 186, § 1/1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek volgt dat verhogingen van de personeelsformatie in de ene entiteit gepaard dienen te gaan met verminderingen van de personeelsformatie in een andere entiteit, en dat de tijdelijke afwijking het nationale totaal in de personeelsformatie niet mag overschrijden. (5) Dat ontwerp is gekend onder het rolnummer 76.674/16. (6) Indien dat niet de bedoeling zou zijn, moet de verwijzing naar de wet van 20 december 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2005 pub. 23/12/2005 numac 2005009998 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten achterwege worden gelaten.
20 SEPTEMBER 2024. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 186, § 1/1, van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het ressort Antwerpen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet;
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 186, § 1/1, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 26 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/12/2022 pub. 30/12/2022 numac 2022043150 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2023 sluiten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 mei 2024;
Gelet op advies nr. 76.675/16 van de Raad van State, gegeven op 8 juli 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het eensluidend advies van het College van het openbaar ministerie van 27 augustus 2024;
Op de voordracht van de Minister van Justitie,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Met behoud van de toepassing van artikel 8, § 3, van de wet van 20 december 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2005 pub. 23/12/2005 numac 2005009998 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten houdende diverse bepalingen betreffende justitie, wordt de personeelsformatie van de substituten-procureurs-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen, in afwijking van artikel 1 van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, voor een periode van 36 maanden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit op 11 gebracht.
Art. 2.Voor een periode van 36 maanden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit en met behoud van de toepassing van artikel 44 van de wet van 31 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2023 pub. 23/08/2023 numac 2023044178 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen type wet prom. 31/07/2023 pub. 09/08/2023 numac 2023044140 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken IV type wet prom. 31/07/2023 pub. 15/09/2023 numac 2023044749 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen sluiten om justitie menselijker, sneller en straffer te maken IV, in afwijking van tabel III `Rechtbanken van eerste aanleg', gevoegd bij de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting : 1° wordt de personeelsformatie van de substituten van het parket van de procureur des Konings te Antwerpen op 97 gebracht;2° wordt de personeelsformatie van de substituten van het parket van de procureur des Konings te Limburg op 37 gebracht.
Art. 3.In afwijking van de tabel `Arbeidshoven' opgenomen in artikel 1 van de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken, wordt de personeelsformatie van de substituten-generaal bij het auditoraat-generaal te Antwerpen voor een periode van 36 maanden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit teruggebracht tot 2.
Art. 4.In afwijking van de tabel "Arbeidsrechtbanken' opgenomen in artikel 1 van de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken wordt de personeelsformatie van de substituten-arbeidsauditeur te Antwerpen voor een periode van 36 maanden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit teruggebracht tot 18.
Art. 5.In de loop van de dertigste maand na de inwerkingtreding van dit besluit evalueert het College van het openbaar ministerie, op verslag van de territoriaal bevoegde procureur-generaal, de personeelsformaties van de substituten-procureurs-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen, van de substituten van het parket van de procureur des Konings te Antwerpen en Limburg, van de substituten-generaal bij het auditoraat-generaal te Antwerpen en van de substituten-arbeidsauditeur te Antwerpen op basis van de beschikbare gegevens over de stroom van inkomende en uitgaande dossiers en de werklast van de betrokken entiteiten. In voorkomend geval richt het College een verzoek tot de minister bevoegd voor Justitie om een nieuwe toepassing te maken van artikel 186, § 1/1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 september 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT