Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 mei 1997
gepubliceerd op 29 augustus 1997

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1997022405
pub.
29/08/1997
prom.
20/05/1997
ELI
eli/besluit/1997/05/20/1997022405/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 MEI 1997. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het bijgevoegde ontwerp van besluit dat ik de eer heb voor te leggen aan Uwe Majesteit is opgemaakt in uitvoering van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.

De uitvoering van de arbeidsongevallenverzekering is vanaf de eerste wet van 24 december 1903 bijna in zijn geheel toevertrouwd aan private verzekeringsorganismen, het weze verzekeringsmaatschappijen tegen vaste premie of gemeenschappelijke verzekeringskassen, die daartoe mits het vervullen van de vereiste voorwaarden, door U gemachtigd zijn.

De arbeidsongevallenverzekering is immers een tak van de Belgische sociale zekerheid en waarborgt de slachtoffers van een arbeidsongeval en hun rechthebbenden de bij wet bepaalde vergoedingen.

Anders dan in de andere takken van de sociale zekerheid moeten de gemachtigde verzekeraars door hun beheer een evenwicht bewaren tussen het geheel van hun financiële verplichtingen ten opzichte van de slachtoffers en rechthebbenden, alsmede van hun bedrijfskosten, de hen opgelegde bijdragen tot financiering van het algemeen sociaal zekerheidsstelsel, en hun inkomsten. Het behoud van dit evenwicht op lange termijn is de absolute voorwaarde voor het in stand houden van het stelsel en het waarborgen van de rechten van dezen die door de arbeidsongevallenwet worden beschermd. De controle op het bewaren van dit evenwicht is dan ook door de wet aan de door U aangeduide ambtenaren toevertrouwd.

De financiering van de wettelijke verplichtingen van de verzekeraar gebeurt grotendeels door de premies of bijdragen die de werkgevers dienen te betalen en de financiële opbrengsten van de dekkingswaarden voor de wiskundige reserves.

De door de werkgevers te betalen premies of bijdragen worden berekend aan de hand van tarieven die verzekeringstechnisch dienen gestaafd en waarvan de nauwkeurige uiteenzetting van de algemene grondslagen moet neergelegd worden met het oog op de in standhouding van het evenwicht.

Deze eis geldt trouwens ook voor de kortingen of tariefaanpassingen die op basis van objectieve vooraf bepaalde en verzekeringstechnisch verantwoorde criteria kunnen toegepast worden.

Bij de berekening en het opstellen van deze tarieven werden de verzekeraars volkomen vrij gelaten en ook nu blijft hen deze vrijheid toegekend. De ervaring van de laatste decennia heeft evenwel aangetoond dat niet alle verzekeraars zich altijd strikt aan de regels van de verzekeringstechniek hielden bij het afsluiten van een contract. Het lijkt mij dan ook gepast om in overleg met hen de grenzen te bepalen tussen de verzekeringspraktijk en het louter toeval. Daarenboven wens ik ook de verzekering te geven aan de werkgevers dat zij een verzekeringstechnisch verantwoorde premie of bijdrage betalen, en aan de slachtoffers-rechthebbenden dat de vergoedingen integraal door de verzekeraars gewaarborgd blijven.

Een eerste eis hiertoe is dat de totaliteit van de te verzekeren risico's derwijze in klassen en groepen wordt ingedeeld dat telkens een voldoende kritische massa wordt gevormd waaruit zinnige statistische gegevens kunnen geput worden om relevante tarieven te berekenen, met andere woorden een voldoende segmentatie maar met het behoud van een voldoende interne mutualisatie of compensatie. Hierbij kan men zich zelfs door buitenlandse voorbeelden (o.a. Finland, Duitsland, Zweden, Zwitserland) laten inspireren.

Deze indeling zal gebeuren aan de hand van de reeds jaren ingevoerde NACE-BEL code en in overleg met de gemachtigde verzekeraars. Deze indeling zal opgelegd worden bij ministeriële omzendbrief en voor alle arbeidsongevallenverzekeraars gelden. In afwijking van het advies van de Raad van State wordt voor deze wijze van bekendmaking geopteerd omdat het slechts de 25 thans nog aktieve verzekeraars aanbelangt.

Tevens laat deze wijze een soepele aanpassing toe van de zich wijzigende te verzekeren risicogroepen.

Het neergelegde en toegepaste handelstarief is zijnerzijds de resultante van een reeks van factoren die, ofwel statistisch vastgesteld zijn, ofwel door de verzekeraar bepaald. Zo zal de verzekeraar, de technische grondslagen zo dienen te structureren dat onderscheid gemaakt wordt tussen het technisch tarief, en de hierop toegepaste opslagen (zoals de veiligheidsmarge, de financiële opbrengsten, de verjongingscoëfficient, de aftopping, enz), de bedrijfs- of beheerskosten, de vooropgezette winstmarge, en het commissiepercentage; met andere woorden de hoofdcomponenten van het door hem toegepaste handelstarief.

Deze neergelegde handelspremie- of bijdragevoeten kunnen dan door de verzekeraar in functie van het verzekerd risico geindividualiseerd worden op basis van objektieve gegevens of technische verantwoording zoals : de omvang van de verzekerde onderneming, de credibiliteitsformule enz. De verzekeraar is volkomen vrij in de definitie van deze criteria en de omvang van de kortingen voor zover ze op de gehele portefeuille van toepassing zijn en de verzekeringstechniek niet in gevaar brengen. Deze aanpassingsmogelijkheden moeten daarom voorafgaandelijk ter kennis gebracht worden van de controlediensten.

Het staat de verzekeraars natuurlijk steeds vrij om daarenboven op louter commerciële basis kortingen te geven binnen de perken van de door hen vooropgezette winstmarge of aangerekende commissielonen, dit laatste in overleg met de eventuele verzekeringsbemiddelaar.

Door de Minister van Economische Zaken werden op 26 juni 1991 aan de verzekeraars een reeks beperkingen opgelegd derwijze dat de toegepaste tarieven nooit een bepaald maximumpercentage van de verzekerde lonen mochten overschrijden ook wanneer een risicogroep hoger zou dienen getarifeerd. Om deze risico's niet van de verplichte verzekering uit te sluiten, werd door de verzekeraars een pool opgericht die de lasten van de ongevallen in dergelijke risicogroep over hen verdeelt, hoewel de bepalingen van de wet slechts één verzekeraar toelaten die alle wettelijke verplichtingen moet nakomen. Deze pool kan ook optreden wanneer een werkgever om een of andere reden geen verzekeraar bereid vindt om dekking te verlenen.

Een zelfde gevaar van niet-verzekering ontstaat, wanneer een individueel risico, om blijkbaar niet objektieve, met de aard van het risico verbonden oorzaken, een abnormale sinistraliteit vertoont.

Reeds in 1976 en 1978 werd met een ministeriële aanschrijving een afwijkingsregel in het leven geroepen om met het invoeren van het begrip "verzwaard risico" aan dit probleem een oplossing te geven.

Deze risico's worden nu in het ontwerp expliciet opgenomen zodat voor deze groep rechtszekerheid ontstaat.

In overeenstemming met het advies van de Raad van State zal de definitie van het "verzwaard risico", alsmede de voorwaarden waarin dan de premie of bijslagberekening van het neergelegd tarief mag afwijken, bij ministerieel besluit bepaald worden teneinde hiervan alle, bij de arbeidsongevallenverzekering betrokken personen, op de hoogte te stellen. Hetzelfde geldt voor de risico's die door de pool van de verzekeraars worden verzekerd. Beide soorten van risico's zullen met bijzondere aandacht door de controlediensten opgevolgd worden.

De door het ontwerp voorgestelde wijzigingen doen bijgevolg geen afbreuk aan de tariefvrijheid van de verzekeringsorganismen, maar verplichten hen om rigoureus de verzekeringstechniek toe te passen, wat de beste waarborg biedt voor de vrijwaring van de rechten van de slachtoffers en hun rechthebbenden. Tevens bieden zij door het invoeren van een eenvormige tariefstructuur de controlediensten de mogelijkheid het financieel beheer van deze sociale zekerheidstak te volgen en na te gaan of de werkgevers een verantwoorde premie of bijdrage betalen zodat geen marktverstoring optreedt.

Zoals reeds gemeld werd de tekst van het ontwerp aangepast aan alle opmerkingen van de Raad van State behalve voor wat de indeling in risicoklassen of risicogroepen betreft.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 5 juli 1996 door de Minister van Sociale Zaken verzocht haar van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971", heeft op 16 januari 1997 het volgend advies gegeven : Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. Het voor advies voorgelegd ontwerp van koninklijk besluit beoogt ean aantal wijzigingen aan te brengen in het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. Die wijzigingen hebben betrekking op de stukken welke moeten worden gevoegd bij de aanvraag tot machtiging door de verzekeringsinstellingen (artikel 1 van het ontwerp), op de vermeldingen van de verzekeringscontracten (artikel 2 van het ontwerp) en op de toepassing van de tarieven en de mededeling ervan aan de bevoegde minister (artikel 3 van het ontwerp).

Het ontwerp beoogt tevens een nieuw artikel 12bis in het koninklijk besluit van 21 december 1971 in te voegen, met daarin een regeling welke erop neerkont dat gemachtigde verzekeringsinstellingen ertoe kunnen worden verplicht om een neergelegd tarief in evenwicht te brengen, indien wordt vastgesteld dat de toepassing van dat tarief verlieslatend is. De tariefverhoging welke hieruit voortvloeit is niet onderworpen aan de verplichting tot prijsverhogingsaangifte bedoeld in de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen, zij het dat de beslissing tot tariefverhoging door de bevoegde controlerende instanties zal worden ter kennis gebracht van de Prijzencommissie. De gemachtigde verzekeringsinstelling kan tegen deze beslissing een niet-opschortend beroep instellen bij de Raad van State (artikel 4 van het ontwerp). 2. Het eerste lid van de aanhef doet ervan blijken dat voor de ontworpen regeling een rechtsgrond wordt gezocht in de artikelen 53 en 56bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. Vastgesteld moet worden dat tot op heden geen artikel 56bis in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 is ingevoegd en dat een dergelijke wetsbepaling zich evenmin in een dermate gevorderd stadium van voorbereiding bevindt dat de Raad van State, afdeling wetgeving, deze op het voorliggend advies zou kunnen betrekken.

Er lijkt derhalve enkel in artikel 53 van de arbeidsongevallenwet een mogelijke rechtsgrond voor het ontwerp te kunnen worden gezocht. Die bepaling luidt als volgt : « Onder de voorwaarden die Hij bepaalt en na advies van het Beheerscomité van het Fonds voor arbeidsongevallen wordt de machtiging met het oog op de verzekering en voor de rentedienst verleend en ingetrokken door de Koning.

Het koninklijk besluit wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De lijst van de gemachtigde verzekeraars wordt jaarlijks bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. » Men kan aannemen dat de Koning op grond van de aangehaalde wetsbepaling vermag de algemene voorwaarden vast te stellen met betrekking tot de machtiging en de werking van de verzekeringsinstellingen in het kader van de arbeidsongevallenverzekering. De wijzigingen welke de artikelen 1 tot 3 van het ontwerp beogen aan te brengen in het koninklijk besluit van 21 december 1971 kunnen dan ook worden geacht te vallen binnen de perken van de delegatiebepaling van artikel 53 van de arbeidsongevallenwet.

Anders is het gesteld met het nieuwe artikel 12bis van het koninklijk besluit van 21 december 1971 (artikel 4 van het ontwerp). Uit de sub 1 beschreven draagwijdte van dat artikel blijkt immers dat het hier gaat om een dwangbepaling inzake het bedrag van door individuele verzekeringsinstellingen toe te passen tarieven. Deze gedwongen individuele prijsbepaling gebeurt daarenhoven in afwijking van de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen. De Koning kan dan ook niet worden geacht voor een dergelijke bepaling een voldoende rechtsgrond te putten uit artikel 53 van de arbeidsongevallenwet, temoer daar dat artikel slechts een in algemene bewoordingen gestelde bevoegdheidsdelegatie bevat. In bijkomende orde moet er trouwens op worden gewezen dat het aan de Koning evenmin staat om de bevoegdheid van de Raad van State te regelen of zelfs maar te bevestigen.

Uit wat voorafgaat volgt dat, in de huidige stand van de wetgeving, artikel 4 uit het ontwerp zal moeten worden gelicht bij gebrek aan een voldoende rechtsgrond.

Algemene opmerkingen 1. Het ontwerp bevat een aantal bepalingen welke betrekking hebben op de verplichtingen welke op de verzekeringsinstellingen rusten in het kader van het preventief toezicht op de ongevallenverzekering.Een dergelijk toezicht is niet in overeenstemming met de richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 (derde richtlijn schadeverzekering), doch kan niettemin als toelaatbaar worden beschouwd, wat de arbeidsongevallenverzekering betreft. Indien het inderdaad zo is dat de voornoemde richtlijn niet van een preventief toezicht op de verzekeringsinstellingen uitgaat, maar wel van een toezicht "a posteriori", dan doet niettemin de omschrijving van het toepassingsgebied van die richtlijn ervan blijken dat de arbeidsongevallenverzekering niet in die omschrijving ligt besloten.

Het toepassingsgebied van de betrokken richtlijn wordt immers geregeld met verwijzing naar artikel 2, lid 1, d), van de richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973, welke bepaling van het toepassingsgebied van die richtlijn uitsluit "de verzekeringen die zijn opgenomen in een wettelijk stelsel van sociale zekerheid".

Luidens artikel 21, 4°, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, omvat de sociale zekerheid der werknemers onder meer "de uitkeringen uit hoofde van arbeidsongevallen". De arbeidsongevallenverzekering kan derhalve, wat België betreft, worden beschouwd als een verzekering welke is opgenomen in een wettelijk stelsel van sociale zekerheid. De regering is er derhalve bij het uitwerken van de in het ontwerp vervatte regeling terecht van kunnen uitgaan dat de richtlijn 92/49/EEG niet toepasselijk is op de arbeidsongevallenverzekering. De wijzigingen die het ontwerp beoogt aan te brengen op het vlak van de preventieve toezichtsmaatregelen ten aanzien van de verzekeringsinstellingen kunnen dan ook niet om die reden als ontoelaatbaar worden beschouwd (1). 2.1. Het ontwerp bevat een aantal bepalingen waarin de Koning beoogt sommige bevoegdheden te delegeren aan de minister. Een dergelijke subdelegatie van bevoegdheden valt uitsluitend als toelaatbaar te bestempelen voor zover het om bevoegdheden van ondergeschikt of bijkomend belang gaat, dan wel om beperkte bevoegdheden van technische aard..

Het valt niet steeds direct uit de tekst van het ontwerp af te leiden hoe ver precies sommige van de aan de minister gedelegeerde bevoegdheden reiken en of die delegaties beantwoorden aan de voornoemde toelaatbaarheidsvereisten. Met name zou twijfel kunnen rijzen omtrent de precieze draagwijdte van de delegatie aan de minister van de bevoegdheid om : de structuur te bepalen van de risico's of groepen van risico's die de verzekeraar wenst te dekken (artikel 4, 4°, nieuw, van het koninklijk besluit van 21 december 1971); de voorwaarden te bepalen waaronder het toegepast tarief kan afwijken van het neergelegd tarief voor sommige risico's (artikel 12, vierde lid, nieuw, van het voornoemd koninklijk besluit); de indeling vast te leggen met het oog op het aanrekenen van de bijdrage- of premievoet (punt 1 van de bijlage); de mate en de periode te bepalen van de overschrijding van het neergelegd tarief door het technisch tarief, wat de individuele risico's betreft (punt 3 van de bijlage).

Gelet op het technisch karakter van de ontworpen regeling kan de regering overwegen om onder meer de draagwijdte van de opgesomde delegatiebepalingen in een verslag aan de Koning toe te lichten. 2.2. Onverminderd de sub 2.1. geformuleerde opmerking met betrekking tot de in het ontwerp vervatte subdelegaties, verdient het geen aanbeveling te bepalen dat de minister de hem gedelegeerde bevoegdheden zal uitoefenen "bij ministeriële omzendbrief" (zie de punten 1 en 3 van de bijlage). De regelgeving bij omzendbrief biedt immers op het vlak van de totstandkomingsprocedure en de rechtszekerheid niet de waarborgen welke de klassieke regelgeving, vervat in bijvoorbeeld een ministerieel besluit, wel biedt. 3. Artikel 1 van het te wijzigen koninklijk besluit van 21 december 1971 omschrijft reeds een aantal begrippen welke in dat besluit voorkomen.Het ware derhalve logisch en bovendien meer bevorderlijk voor de rechtszekerheid, de in bijlage bij het voorliggend ontwerp vermelde definities op te nemen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 december 1971. Dat houdt in dat het ontwerp zou moeten worden aangevuld met een wijzigingsbepaling van artikel 1 van het vocrnoemd koninklijk besluit en dat de bijlage moet worden geschrapt.

Bijzondere opmerkingen.

Aanhef 1. Rekening houdend met de opmerking welke met betrekking tot de rechtsgrond voor de ontworpen regeling is gemaakt, schrijve men in fine van het eerste lid van de aanhef "..., inzonderheid op artikel 53;". 2. Indien wordt ingegaan op de algemene opmerking onder punt 3 zal uiteraard de in het tweede lid van de aanhef gegeven opsomming van te wijzigen artikelen van het koninklijk besluit van 21 december 1971 moeten worden aangepast.In ieder gaval worden de te wijzigen artikelen best in de juiste volgorde vermeld.

Artikel 1 1. De inleidende zin van artikel 1 dient aan te vangen met de woorden "Artikel 4, 4°, van het koninklijk besluit van...". 2. Daar in het nieuwe artikel 12, derde lid, van het te wijzigen koninklijk besluit (artikel 3 van het ontwerp) wordt gerefereerd aan de "technische verantwoording zoals voorzien in artikel 4, 4°, wordt terwille van de eenvormigheid in het nieuwe artikel 4, 4°, van dat besluit beter geschreven "... en met welke technische verantwoording van deze tarieven slechts kan worden afgeweken".

Artikel 3 1. In het ontworpen artikel 12, eerste lid, moet worden geschreven "... zoals bedoeld in artikel 4, 4°". Het zevende lid van dezelfde bepaling zal in gelijkaardige zin moeten worden aangepast. 2. De in het ontworpen artikel 12, tweede lid, beoogde controle-instanties zijn die bedoeld in "artikel 20, eerste lid, 2°, tweede lid" van het koninklijk besluit.Men passe derhalve de verwijzing naar de in artikel 20 van het koninklijk besluit bedoelde controle-instanties aan in zowel het tweede als het zevende lid van het ontworpen artikel 12. 3. Gelet op de door de gemachtigde van de regering verstrekte toelichting, dient in het zesde lid van het ontworpen artikel 12 te worden verwezen naar het "derde, vierde en vijfde lid" in de plaats van naar het "tweede, derde en vierde lid". Artikel 4 Dit artikel moet, om de reden uiteengezet bij de bespreking van de rechtsgrond, uit het ontwerp worden weggelaten. De nummering van de volgende artikelen moet dan uiteraard worden aangepast.

Artikel 5 Indien er geen specifieke reden bestaat waarom wordt afgeweken van de gangbare termijn voor de inwerkingtreding van besluiten, wordt dit artikel beter geschrapt. Wordt de bepaling toch gehandhaafd in het ontwerp, dan dient erin vanzelfsprekend een datum van inwerkingtreding te worden vermeld. Gelet op de met het ontwerp geregelde materie zal die datum niet in het verleden kunnen liggen.

Bijlage Onverminderd de algemene opmerking sub 3, schrijve men in fine van punt 5 van de bijlage "... indien deze artikel 4, 4°, naleeft een eigen verhouding berekenen".

De kamer was samengesteld uit : De heren : J. De Brabandere, kamervoorzitter;

M. Van Damme en D. Albrecht, staatsraden;

E. Wymeersch en Mevr. Y. Merchiers, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer D. Albrecht.

Het verelag werd uitgetracht door de heer W. Van Vaerenbergh, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toege-licht door Mevr. M.-C. Ceule, eerste referendaris.

De griffier, A. Beckers.

De voorzitter, J. De Brabandere. 20 MEI 1997. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, inzonderheid op artikel 53;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, inzonderheid op de artikelen 1, gewijzigd bij het koninklijk van 17 december 1992, 4 en 12, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 december 1987 en 9, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 september 1993;

Gelet op het advies van het Beheerscomite van het Fonds voor arbeidsongevallen van 20 november 1995;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 december 1992, wordt aangevuld als volgt : « 6° Neergelegd tarief : de handelspremie of bijdragevoet die een verzekeraar aanrekent voor een risico of een groep van risico's volgens de indeling vastgelegd bij ministeriële omzendbrief; 7° Pool van wetsverzekeraars : het geheel van de gemachtigde verzekeraars in het kader van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 teneinde risico's te dekken waarvoor het op verzekeringstechnische gronden niet mogelijk is dekking te verlenen of waarvoor zelfs aan het hoogste neergelegd tarief voor de categorie waartoe het risico behoort geen dekking kan gevonden worden na aanvraag bij tenminste tien aangezochte gemachtigde verzekeraars;8° Verzwaarde risico's : individuele risico's waarvoor het technisch tarief het neergelegd tarief overschrijdt in de mate en gedurende een periode zoals bepaald door de Minister;9° Technische verantwoording : de credibiliteitsformule en andere door de verzekeraars vooraf berekende tariefverminderingen die de solvabiliteit van de verzekeraar en de compensatie in één of meer voorafbepaalde risicogroepen niet in gevaar brengen;10° Technisch tarief : de verhouding van de schadelast van alle arbeidsongevallen op de markt in een bepaald risico of een groep van risico's tot de in dat risico of die groep van risico's verzekerde loonmassa.Elke verzekeraar of groep van verzekeraars kan indien deze artikel 4, 4° naleeft een eigen verhouding berekenen. »

Art. 2.Artikel 4, 4° van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst : « 4° de nauwkeurige uiteenzetting van de algemene technische grondslagen die aangenomen werden voor het vaststellen van de tarieven van de premies of van de bijdragen bedoeld onder 3° voor de risico's of groepen van risico's die de verzekeraar wenst te dekken volgens de structuur bepaald door de Minister en met welke technische verantwoording van deze tarieven slechts kan worden afgeweken. »

Art. 3.Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 september 1993 wordt aangevuld als volgt : « 7° dat het contract werd afgesloten overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, derde en vierde lid. »

Art. 4.Artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 december 1987 wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 12.De verzekeraar stuurt aan de Minister uiterlijk op 31 december van ieder jaar twee exemplaren van zijn tarieven volgens de structuur zoals bedoeld in artikel 4, 4°. De verzekeraar stuurt een derde exemplaar van zijn tarieven aan het Fonds.

Elke wijziging of aanvulling van de tarieven, zoals bedoeld in het eerste lid, in de loop van een kalenderjaar dient aan de controleinstanties bedoeld in artikel 20, eerste lid, 2°, tweede lid te worden gemeld alvorens te worden toegepast.

Het toegepast tarief kan mits technische verantwoording zoals voorzien in artikel 4, 4° afwijken van het neergelegd tarief. Dit toegepast tarief is maximum 10 pct. hoger dan het neergelegd tarief.

In afwijking van de bepalingen van het derde lid kan volgens de voorwaarden bepaald door de Minister, het toegepast tarief afwijken van het neergelegd tarief voor de risico's die verzekerd worden door de pool van wetsverzekeraars alsmede voor de verzwaarde risico's.

De kwitanties vermelden afzonderlijk het commissieloon dat in de toegepaste premie begrepen is.

Alle clausules en overeenkomsten die niet in overeenstemming zijn met het derde, vierde en vijfde lid worden geacht vanaf de eerstvolgende vervaldag van de overeenkomst opgesteld te zijn in overeenstemming met die leden.

De controleinstanties bedoeld in artikel 20, eerste lid, 2°, tweede lid stellen de verzekeraar binnen de maand na elke vastgestelde inbreuk op de artikelen 4, 4°, 9, 7° en 12 in kennis bij aangetekende brief en zenden een kopie van deze brief aan de werkgever. »

Art. 5.De bepalingen van de artikelen 9, 7° en 12, vijfde lid van hetzelfde besluit, zoals ingevoegd door dit besluit, treden in werking op 1 januari 1998.

Art. 6.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 mei 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^