gepubliceerd op 18 oktober 1997
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan
20 MEI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid hoofdstuk IV, afdeling 5;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Art. 3.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan.
Art. 4.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 mei 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Paritair Comité voor de schoomaak- en ontsmettingsondernemingen Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1995 Onderbreking van de beroepsloopbaan (Overeenkomst geregistreerd op 10 juli 1995 onder het nummer 38298/CO/121)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters uit de ondernemingen welke onder het paritair comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen ressorteren, kleine en middelgrote ondernemingen en andere.
Art. 2.Verwijzend naar de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid wat het hoofdstuk IV, afdeling 5 betreft, alsook naar haar uitvoeringsbesluiten betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, verbinden de werkgevers er zich toe elke aanvraag tot volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan uitgaande van de werklieden en werksters te aanvaarden, en ondermeer op de volgende voorwaarden : a) Buiten de beschikkingen die opgenomen zijn in de voormelde wetgeving, dient de aanvrager te bewijzen dat hij recht had op een eindejaarspremie in de bedrijfstak op 31 december die de aanvangsdatum van de loopbaanonderbreking voorafgaat.b) Op elk ogenblik zal het aantal werknemers, dat van een loopbaanonderbreking geniet, 2 pct.van het personeelsbestand van het bedrijf, afgerond op de hogere eenheid, niet overschrijden. c) De onderbrekingsperioden mogen worden genomen met een minimum van 3 maanden en een maximum van één jaar;de minimale duur van 3 maanden is niet vereist wanneer het om een verlenging gaat. d) Tijdens de duur van deze overeenkomst zal elke werknemer hoogstens recht hebben op één periode van loopbaanonderbreking.
Art. 3.De werknemer die het voordeel van deze overeenkomst wenst te genieten, brengt 6 weken van tevoren zijn werkgever hiervan op de hoogte.
Hij stelt de werkgever in kennis van de datum waarop de onderbreking van de beroepsloopbaan ingaat alsook van de duur van de onderbreking.
De termijn van 6 weken kan in gemeen overleg tussen de werkgever en de werknemer worden verminderd.
Dezelfde procedure geldt wanneer het om een verlenging gaat.
In het geval waar de onderbreking van de beroepsloopbaan wordt gevraagd in aansluiting op een zwangerschapsverlof, worden de termijnen ingekort tot 3 weken.
Art. 4.De werkgever verbindt er zich toe de werklieden en werksters die van dit stelsel gebruik wensen te maken, te vervangen overeenkomstig de wettelijke bepalingen en modaliteiten.
Art. 5.De werklieden die beantwoorden aan de voorwaarden voldoen om recht te hebben op de onderbrekingsuitkeringen, genieten de bescherming tegen ontslag.
De werkgever zal de individuele overeenkomst van de betrokken werknemers niet eenzijdig beëindigen, noch opzeggen, behoudens om zwaarwichtige reden, tijdens een periode die ingaat 3 maanden vóór het begin van de onderbreking tot 3 maanden na de beëindiging van de onderbreking.
Art. 6.De werklieden en werksters behouden tijdens de volledige periode van de beroepsloopbaanonderbreking het recht op de syndicale premie.
Art. 7.De praktische toepassingsmodaliteiten van deze collectieve arbeidsovereenkomst en een eventuele verbetering van het stelsel op vrijwillige basis, zullen vastgesteld worden op het vlak van de onderneming in akkoord met de syndicale afvaardiging.
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 mei 1995 en vervalt op 30 april 1997.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 mei 1997.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld