Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 maart 2003
gepubliceerd op 07 mei 2003

Koninklijk besluit houdende de beheersregels van de restauratie- en hoteldienst van Defensie

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2003007096
pub.
07/05/2003
prom.
20/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/20/2003007096/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 MAART 2003. - Koninklijk besluit houdende de beheersregels van de restauratie- en hoteldienst van Defensie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 oktober 1846 betreffende de organisatie van het Rekenhof;

Gelet op de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 140;

Gelet op de programmawet voor het begrotingsjaar 2001 van 19 juli 2001, inzonderheid op de artikelen 47, § 1 en 67;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole, inzonderheid op de artikelen 14 en 15;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 december 2002;

Gelet op het advies van de Minister van Financiën, gegeven op 26 december 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 4 februari 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat dit besluit bepalingen bevat met betrekking tot het begrotings- en boekhoudkundig beheer waarvan de inwerkingtreding moet overeenstemmen met de aanvang van een begrotingsjaar, en dus met de aanvang van een burgerlijk jaar, zijnde in dit geval 1 januari 2003;

Overwegende dat de begroting van de dienst gepubliceerd werd en van toepassing is vanaf 1 januari 2003;

Overwegende dat, opdat de Restauratie- en Hoteldienst van Defensie de budgettaire en boekhoudkundige bepalingen kan uitvoeren, zijn beheersorganen aangewezen dienen te worden en dat het bijgevolg noodzakelijk is onderhavig besluit binnen de kortste termijnen te publiceren teneinde hun installatie mogelijk te maken;

Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.De Staatsdienst met afzonderlijk beheer, opgericht bij artikel 47, § 1, van de programmawet voor het begrotingsjaar 2001 van 19 juli 2001, met als doel de restauratie- en hotelactiviteiten in de schoot van het Ministerie van Landsverdediging te organiseren wordt de « Restauratie- en Hoteldienst van Defensie » genoemd, afgekort : « RHDD ».

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « installatie » : elke dienst van het Ministerie van Landsverdediging belast met activiteiten van restauratie, hotellerie of logement;2° « de Minister » : de Minister van Landsverdediging;3° « het Ministerie » : het Ministerie van Landsverdediging.

Art. 3.Behoudens andersluidende beschikking in dit koninklijk besluit zijn de regels betreffende de comptabiliteit van de diensten van algemeen bestuur van de Staat eveneens van toepassing op de RHDD.

Art. 4.De voorwaarden voor oprichting, uitbating en ontbinding van de installaties worden bepaald door de Minister of door de overheid die hij aanduidt. HOOFDSTUK II. - De begroting

Art. 5.De RHDD stelt jaarlijks een begroting op die de vooruitzichten omvat van al zijn inkomsten en uitgaven, conform aan de onderrichtingen van de Minister of van de overheid aan wie deze bevoegdheid is overgedragen.

Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

Art. 6.§ 1. De ontvangsten omvatten : 1° de aan het begin van het begrotingsjaar beschikbare financiële middelen;2° de dotatie ten laste van de algemene uitgavenbegroting;3° de eigen inkomsten van de RHDD;4° de eventuele giften en legaten. § 2. De geldmiddelen die beschikbaar zijn op het einde van het begrotingsjaar kunnen vanaf het begin van het volgend jaar aangewend worden voor de betaling van de uitgaven die er betrekking op hebben of die betrekking hebben op elk voorafgaand jaar. § 3. In uitvoering van artikel 140, 7°, van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, worden de overdrachten van de middelen bedoeld in § 1, 2°, beperkt tot drie jaar.

Art. 7.De uitgaven omvatten de sommen die betaald worden ten laste van de RHDD gedurende het begrotingsjaar.

Het bedrag van de uitgaven mag het bedrag van de ontvangsten niet overschrijden.

Art. 8.Het ontwerp van begroting van de RHDD is onderworpen aan de goedkeuring van de Minister voor 1 juni voorafgaand aan het begrotingsjaar en wordt gevoegd bij het ontwerp van de algemene uitgavenbegroting.

Art. 9.De goedkeuring van de begroting van de RHDD wordt bekomen door de stemming van de bepalingen die er betrekking op hebben in de wet die de algemene uitgavenbegroting vastlegt. HOOFDSTUK III. - De rekeningen

Art. 10.§ 1. Een verzamelstaat van ontvangsten en uitgaven wordt opgesteld op het einde van elk trimester. Onder ontvangsten verstaat men de sommen die in ontvangst genomen werden gedurende het begrotingsjaar. Onder uitgave verstaat men de uitgevoerde betalingen gedurende het begrotingsjaar. § 2. Voor de goederen verworven met de fondsen eigen aan de RHDD, wordt een boekhouding in waren, en een patrimoniumboekhouding bijgehouden, evenals een inventaris van het patrimonium, waarvan de regels bepaald worden door de Minister of door de overheid die hij aanduidt.

Art. 11.Op het einde van elk begrotingsjaar wordt een beheersrekening opgesteld, een rekening van uitvoering van de begroting en een staat van activa en passiva. De beheersrekening omvat het beginsaldo, alle verrichtingen van ontvangsten en uitgaven omvat die werden uitgevoerd gedurende het begrotingsjaar en het eindsaldo.

Na akkoord van de Minister worden de rekeningen voor 31 maart van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de Minister van Financiën toegestuurd met het oog op hun verzending aan het Rekenhof.

De vorm en de inhoud van de rekeningen worden bepaald door de Minister na akkoord van de Minister van Financiën. HOOFDSTUK IV. - De beheersorganen en het beheer

Art. 12.Het beheer van de RHDD wordt verzekerd door een beheerscommissie, waarvan de samenstelling, de bevoegdheden en de werkingsregels bepaald worden door de Minister.

Art. 13.De boekhouding van de RHDD wordt gehouden door een centrale rekenplichtige die benoemd wordt door de Minister en die rekening aflegt aan het Rekenhof.

Per installatie of per groep van installaties, wordt een lokale rekenplichtige aangesteld, belast met de financiële verrichtingen en met het afleggen van rekening aan de centrale rekenplichtige. De Minister bepaalt de regels voor de benoeming van de lokale rekenplichtigen.

De bevoegdheden van de rekenplichtigen worden bepaald door de Minister of door de overheid die hij aanduidt.

Art. 14.Per installatie of per groep van installaties, wordt een beheerscomité samengesteld waarvan de samenstelling, de bevoegdheden en de functioneringswijze bepaald worden door de Minister of door de overheid die hij aanduidt.

Art. 15.De inkomsten en uitgaven van fondsen van de RHDD gebeuren door tussenkomst van de rekenplichtigen.

De fondsen worden bewaard op financiële rekeningen die speciaal daartoe zijn geopend.

Een deel van die fondsen kan in speciën bewaard worden wanneer het commercieel gebruik dit vereist. De rekenplichtigen zijn verantwoordelijk voor de bewaring van deze fondsen.

Art. 16.Binnen de beperkingen bepaald door de Minister en, in voorkomend geval, onder voorbehoud van de toepassing van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten van werken, leveringen en diensten, kan de RHDD alle uitgaven verrichten die noodzakelijk zijn om aan de specifieke noodzaken van zijn taak te voldoen.

Meer in het bijzonder kan hij personeel aanwerven en meubilair verwerven ten laste van zijn begroting. Hij kan eveneens sociale en culturele activiteiten ten voordele van de deelnemers aan de installaties geheel of gedeeltelijk financieren.

De RHDD mag rechtstreeks de roerende goederen die tot zijn patrimonium behoren ontvreemden en het resultaat van de verkoop in ontvangst nemen. HOOFDSTUK V. - De controle

Art. 17.De directeur-generaal Budget en Financiën van de Defensiestaf is belast met het organiseren van de interne controle van de RHDD.

Art. 18.Bij afwijking van artikel 14 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole, worden de dossiers met betrekking tot de aankoop van levensmiddelen of aanverwante verbruiksgoederen die noodzakelijk zijn voor de werking van de RHDD niet onderworpen aan het voorafgaand advies van de Inspecteurs van Financiën.

Niettemin kunnen de in de 1ste alinea bedoelde overheidsopdrachten waarvan de dossiers in uitvoering van de artikelen 14 en 15 van het vernoemd besluit voorgelegd dienen te worden aan het voorafgaandelijk advies van de Inspectie van Financiën, het voorwerp uitmaken van een controle a posteriori, eventueel ter plaatse, volgens de modaliteiten die in gemeenschappelijk akkoord tussen de Minister van Begroting en de Minister van Landsverdediging vastgelegd worden.

Art. 19.De uitgaven van de RHDD zijn vrijgesteld van het voorafgaand visum van het Rekenhof.

Het Rekenhof kan ter plaatse de controle van de boekhouding en de rechtvaardigingsstukken uitvoeren. HOOFDSTUK VI. - Overgangsmaatregelen en slotbepalingen

Art. 20.Op de datum van inwerkingtreding van dit besluit neemt de RHDD alle financiële tegoeden, schulden en schuldvorderingen, evenals het patrimonium over van al de installaties van het Ministerie die op die datum restauratie- en hotelactiviteiten uitoefenen.

Bij het voorstellen van het eerste begrotingsontwerp is het initieel te vermelden saldo gelijk aan een schatting van de financiële tegoeden van de installaties bedoeld in het eerste lid.

Voor de opstelling van de rekening van de vermogenswijzingen wordt een inventaris van het vermogen opgesteld door de installaties bedoeld in alinea 1.

Art. 21.Hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2003 : 1° artikel 47, § 1, van de programmawet voor het begrotingsjaar 2001 van 19 juli 2001;2° dit besluit.

Art. 22.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^