Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 juli 2022
gepubliceerd op 01 augustus 2022

Koninklijk besluit tot vaststelling van de criteria voor toekenning van een subsidie in het kader van het Klimaat-, Transitie- en Relancefonds voor de aanleg van een waterstoftransportnetwerk

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2022015495
pub.
01/08/2022
prom.
20/07/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 JULI 2022. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de criteria voor toekenning van een subsidie in het kader van het Klimaat-, Transitie- en Relancefonds voor de aanleg van een waterstoftransportnetwerk


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, de artikelen 121 tot 124;

Gelet op de programmawet van 20 december 2020Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 20/12/2020 pub. 04/02/2022 numac 2022030188 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Programmawet type programmawet prom. 20/12/2020 pub. 30/12/2020 numac 2020044541 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, artikel 91;

Gelet op de wet van 23 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/12/2021 pub. 29/12/2021 numac 2021034312 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2022 sluiten houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2022, artikel 2.06.4, Programma 41/1 - Het Klimaat, transitie en relance fonds;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 16 februari 2022;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 20 maart 2022;

Gelet op advies 70.952/3 van de Raad van State, gegeven op 4 maart 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de oproep van 5 maart 2020 tot indiening van blijken van belangstelling van de federale en regionale Belgische overheden in het kader van het belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI) in de waterstofsector, gepubliceerd op de website van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, die zich richtte naar alle in België gevestigde marktdeelnemers die deel wilden uitmaken van innovatieve waterstofprojecten op Europese schaal via verschillende partnerschappen in de Europese economische waardeketen;

Overwegende de Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit;

Overwegende het Uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie van 6 juli 2021 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor België;

Overwegende fiche I-1.14 van het Plan voor Herstel en Veerkracht voor België (hierna: Belgisch PHV) betreffende de financiering van een waterstof- en CO2-transportnetwerk ten bedrage van 95 miljoen euro;

Overwegende de federale waterstofstrategie gepubliceerd op 29 oktober 2021 op de website van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;

Overwegende dat naar aanleiding van de oproep van 5 maart 2020 tot indiening van blijken van belangstelling van de federale en regionale Belgische overheden in het kader van het belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI) in de waterstofsector, enkele projecten werden geselecteerd om mogelijks deel te nemen aan deze IPCEI's onder voorbehoud van goedkeuring vanwege de Europese Commissie ingevolge een voorstel tot integratie in het Europese project en ingevolge een aanmeldingsprocedure overeenkomstig artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en overeenkomstig de Mededeling van de Commissie van 30 december 2021 met als titel "Criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang 2021/C 528/02";

Overwegende dat een overzicht van projecten, die geselecteerd werden ten gevolge van de oproep van 5 maart 2020 tot indiening van blijken van belangstelling van de federale en regionale Belgische overheden in het kader van het belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI) in de waterstofsector, gepubliceerd op de website van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, die zich richtte naar alle in België gevestigde marktdeelnemers die deel wilden uitmaken van innovatieve waterstofprojecten op Europese schaal via verschillende partnerschappen in de Europese economische waardeketen om mogelijks deel te nemen aan deze IPCEI's, is gepubliceerd op de website van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;

Overwegende dat de oproep van 5 maart 2020 tot indiening van blijken van belangstelling van de federale en regionale Belgische overheden in het kader van het belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI) in de waterstofsector, niet louter specifiek gericht was op het ontwikkelen van een waterstoftransportnetwerk toegankelijk voor derden (open access) en dat bijgevolg in dit besluit de mogelijkheid wordt ingeschreven om een aanvraag tot mededinging in te dienen voor projecten die eveneens menen te voldoen aan de voorwaarden vervat in de artikelen 2 en 3 van dit besluit waarmee beoogd wordt tegemoet te komen aan de opmerking in punt 5 van het advies met kenmerk 70.952/3 van de Raad van State van 4 maart 2022;

Overwegende dat de oproep van 5 maart 2020 tot indiening van blijken van belangstelling van de federale en regionale Belgische overheden in het kader van het belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI) in de waterstofsector, klaarblijkelijk de link legt met een IPCEI en de hieruit voortkomende procedure inzake staatssteun;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, geen staatssteun kan worden uitgevoerd vooraleer de procedure bedoeld in hetzelfde lid heeft geleid tot een eindbeslissing en dus alvorens de Europese Commissie een besluit tot goedkeuring van die steun heeft genomen of wordt geacht dat te hebben genomen, wordt in dit besluit een "Standstill"-clausule ingevoegd;

Overwegende dat deze subsidie een toegestane uitgave van het organiek begrotingsfonds "06-1 Het klimaat, transitie en relance fonds" betreft daar dit een eenmalige investering is in het kader van het federaal investeringsplan, namelijk fiche I-1.14 van het Belgisch PHV, zoals goedgekeurd door het Uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie van 6 juli 2021 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor België, en dat maximaal 95 miljoen euro op het Klimaat-, transitie- en relancefonds, zoals bedoeld in artikel 91 van de programmawet van 20 december 2020Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 20/12/2020 pub. 04/02/2022 numac 2022030188 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Programmawet type programmawet prom. 20/12/2020 pub. 30/12/2020 numac 2020044541 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, kan worden toegekend voor de aanleg van een waterstoftransportnetwerk dat beantwoordt aan de criteria van artikel 2 tot 3 van dit besluit;

Overwegende dat waterstof nieuwe perspectieven biedt om de energietransitie te verwezenlijken van sommige toepassingen waarvoor elektrificatie technisch niet haalbaar of economisch niet realistisch is;

Overwegende dat de industrie alsook het zwaar transport en langeafstandsvervoer deze energiedrager snel nodig zullen hebben om hun activiteiten te decarboniseren;

Overwegende dat waterstof en de daarvan afgeleide moleculen nieuwe perspectieven bieden voor invoer van hernieuwbare energie;

Overwegende dat ondanks de uitrol van hernieuwbare energie op zijn grondgebied, België zijn energiebevoorrading verder zal moeten diversifiëren en verder hernieuwbare energie zal moeten invoeren;

Overwegende dat de snelle uitrol van een robuuste waterstofmarkt de energietransitie kan versnellen van de toepassingen die van die energiedrager gebruik zullen maken;

Overwegende dat een waterstoftransportnetwerk via leidingen met open toegang essentieel is voor de uitrol van een robuuste waterstofmarkt waarbij een grotere concurrentie voor waterstofproductie en -levering gegarandeerd wordt en de toegang tot de waterstofmolecule gefaciliteerd wordt;

Overwegende dat bij gebrek aan subsidie de uitrol van een waterstoftransportnetwerk met open toegang op Belgische bodem slechts op veel kleinere schaal zal worden gerealiseerd (minder locaties aangesloten in België en minder interconnecties met waterstoftransportnetwerken in buurlanden) en in een aanzienlijk trager tempo, welk een latere realisatie impliceert;

Overwegende dat de toekenning van deze eenmalige subsidie ten bedrage van maximaal 95 miljoen euro de aanleg van de eerste leidingen van een waterstoftransportnetwerk toegankelijk voor derden (open access) kan versnellen door het vereiste investeringsbedrag (na subsidie) te verminderen. In de eerste fasen van de marktuitrol wanneer de vraag nog gedeeltelijk gematerialiseerd moet worden, zal dit bijzonder nuttig zijn om de nettarieven op een concurrentieel niveau te handhaven wanneer een regeling van de activiteit in werking zal treden;

Op de voordracht van de Minister van Energie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Aard van de subsidie Een subsidie van maximaal 95 miljoen euro op het Klimaat-, transitie- en relancefonds, zoals bedoeld in artikel 91 van de programmawet van 20 december 2020Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 20/12/2020 pub. 04/02/2022 numac 2022030188 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Programmawet type programmawet prom. 20/12/2020 pub. 30/12/2020 numac 2020044541 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, wordt toegekend voor de aanleg van een waterstoftransportnetwerk dat beantwoordt aan de criteria van de artikelen 2 en 3.

In ieder geval wordt de subsidie bedoeld in het eerste lid, die krachtens artikel 4 wordt toegekend, slechts toegekend onder de opschortende voorwaarde van de ontvangst door de Belgische Staat van de beslissing van de Europese Commissie volgens dewelke de steunmaatregelen bedoeld in dit besluit geen onverenigbare staatssteun vormen in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Art. 2.Toekenningsvoorwaarden met betrekking tot het project Om aanspraak te maken op de subsidie bedoeld in artikel 1, beantwoordt een project aan de volgende criteria: 1° het voorgestelde waterstoftransportnetwerk bestrijkt het nationale grondgebied, hetgeen projectrealisaties inhoudt in ten minste twee gewesten;2° het voorgestelde waterstoftransportnetwerk biedt toegang en tarieven aan aan derden op open en niet-discriminerende basis, en de uitbating ervan wordt op niet-discriminerende basis verzekerd; 3° het project beantwoordt aan de voorwaarden van de Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en aan fiche I-1.14 van het Plan voor Herstel en Veerkracht voor België, met andere woorden: a) het project benadeelt niet in belangrijke mate de milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van de Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van de Verordening (EU) 2019/2088, en omvat een gunstige evaluatie « Do no significant Harm »;b) het project bevat een realistische planning teneinde de volledige realisatie en indienststelling voor 1 augustus 2026 mogelijk te maken;c) het project beoogt de indienststelling en uitbating van in totaal ten minste 150 km aan waterstoftransportleidingen;4° het voorgestelde waterstoftransportnetwerk is ontworpen rekening houdend met de toekomstige vraag, zowel in termen van volume als van geografische omvang;5° het voorgestelde waterstoftransportnetwerk is ontworpen rekening houdend met de opportuniteiten die geboden worden door toekomstige invoerterminals en de koppelingen met de waterstoftransportnetwerken van de buurlanden;6° het project doet, wanneer dat technisch haalbaar en economisch relevant is, zijn voordeel met de herbestemming van bestaande leidingen die bestemd zijn om buiten dienst te worden gesteld;7° het project bevat een businessplan.In het businessplan dient te worden bepaald dat het bedrag van de subsidie niet kan worden aangewend om het investeringsrendement van de door de projectopsteller toegezegde middelen te verhogen en, bij regulering van waterstoftransport per pijpleiding, niet wordt opgenomen in de waarde van de activa die wordt gebruikt voor de berekening van de gereglementeerde vergoeding; 8° de gevraagde subsidie mag niet meer bedragen dan vijftig procent van de totale kostprijs van het project.

Art. 3.Toekenningsvoorwaarden met betrekking tot de projectbeheerder Om aanspraak te maken op de subsidie bedoeld in artikel 1, beantwoordt de projectbeheerder aan de volgende criteria: 1° de projectbeheerder getuigt van voldoende ervaring om een leidingnetwerk voor gasachtige producten te ontwerpen, te ontwikkelen en uit te baten;2° de projectbeheerder toont aan dat hij over de technische, operationele, organisatorische en economische capaciteiten beschikt om het in artikel 2 bedoelde project te implementeren met respect voor de voorgestelde planning;3° de projectbeheerder voldoet aan de toelaatbaarheidscriteria die door de Europese Commissie bepaald zijn op het vlak van financieringen.

Art. 4.Selectie van het project § 1. De Koning kan een subsidie toekennen voor de realisatie van het project dat geselecteerd werd om mogelijk deel te nemen aan het belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang ten gevolge van de oproep van 5 maart 2020 tot indiening van blijken van belangstelling van de federale en regionale Belgische overheden in het kader van het belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang in de waterstofsector, gepubliceerd op de website van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, die zich richtte naar alle in België gevestigde marktdeelnemers die deel wilden uitmaken van innovatieve waterstofprojecten op Europese schaal via verschillende partnerschappen in de Europese economische waardeketen, dat voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 2 en 3, behoudens indien een aanvraag tot mededing betreffende het bekomen van de subsidie bedoeld in artikel 1 werd ingediend overeenkomstig het tweede lid.

Een aanvraag tot mededinging betreffende het bekomen van de subsidie bedoeld in artikel 1 is ontvankelijk indien aan volgende voorwaarden is voldaan: 1° de aanvraag is bij aangetekende brief met ontvangstbewijs aan de minister bevoegd voor Energie ter kennis gebracht, binnen zestig dagen na de publicatie van dit besluit;2° de aanvraag is ingediend door een rechtspersoon opgericht volgens het recht van een lidstaat van de Europese Unie met maatschappelijke zetel in de Europese Unie;3° het project voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 2 en 3. Indien een aanvraag tot mededinging betreffende het bekomen van de subsidie bedoeld in artikel 1 ontvankelijk is ingediend overeenkomstig het tweede lid, rechtvaardigt de Koning zijn keuze op basis van de voorwaarden bedoeld in de artikelen 2 en 3. § 2. Binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in paragraaf 1 dient de overeenkomst bedoeld in artikel 7 te worden gesloten. § 3. Het besluit waarmee de subsidie wordt toegekend bepaalt de duurtijd van het project, hetgeen als uiterlijke datum een volledige realisatie en indienststelling voor 1 augustus 2026 voorziet, en de kalender voor de uitbetaling van de subsidie gedurende de verschillende jaren van het project.

Art. 5.Rapportering en toezicht De Algemene Directie Energie van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie is belast met het toezicht op de bestemming door de begunstigde van de toegekende subsidie.

De begunstigde bezorgt elk jaar ten laatste tegen 30 januari en 31 augustus aan de Algemene Directie Energie een schriftelijk rapport betreffende de vordering van de uitvoering van het project, de naleving van de richtsnoeren en doelen die bepaald zijn door de Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en fiche I-1.14 van het Plan voor Herstel en Veerkracht voor België en de bestemming van de subsidie. Na afloop van het project legt de begunstigde betreffende die punten een eindrapport voor en werkt hij mee aan de evaluatie ervan.

De begunstigde brengt de Algemene Directie Energie onmiddellijk op de hoogte van elke gebeurtenis die een impact heeft of kan hebben op de continuïteit en de goede uitvoering van het project.

Art. 6.Sancties en terugvordering § 1. Bij niet-naleving van de voorwaarden van dit besluit, de beslissing tot toekenning van de subsidie of de overeenkomst bedoeld in artikel 7, gaat de Algemene Directie Energie over tot stopzetting van betaling en herziening van het subsidiebedrag. Zij kan tevens: 1° de begunstigde in gebreke stellen om zich te voegen naar de voorwaarden bepaald in dit besluit, de beslissing tot toekenning van de subsidie of de overeenkomst bedoeld in artikel 7;2° bijkomende voorwaarden opleggen. § 2. De minister bevoegd voor Energie beveelt de terugbetaling van de subsidie in de volgende gevallen: 1° de niet-naleving van de voorwaarden voor toekenning van de subsidie ondanks de ingebrekestelling bedoeld in paragraaf 1, 1° ;2° het gebruik van de subsidie voor andere doeleinden dan die waarvoor zij werd toegekend;3° de niet-naleving van de wettelijke informatie- en consultatieprocedures in geval van collectief ontslag. Bij terugvordering wordt vanaf de datum van toekenning van de subsidie de Europese referentierentevoet voor terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun toegepas.t

Art. 7.Modaliteiten die van toepassing zijn bij de toekenning en de aanwending van de subsidie De modaliteiten die van toepassing zijn bij de toekenning en de aanwending van de subsidie zijn nader omschreven in een overeenkomst die de minister bevoegd voor Energie sluit met de begunstigde.

In de overeenkomst bedoeld in het eerste lid worden minstens de volgende aspecten van technische en bijkomende aard opgenomen: 1° de wijze waarop de betaling van de subsidie dient te worden aangevraagd en overige betalingsmodaliteiten; 2° de begunstigde dient de Algemene Directie Energie van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, hierna "de Algemene Directie Energie", onverwijld in kennis te stellen van de steun die voor het project is aangevraagd of verkregen bij andere overheidsinstanties; 3° de begunstigde moet alle belangrijke wijzigingen aan het project vooraf meedelen aan de Algemene Directie Energie;4° de wijze waarop de begunstigde aan de Algemene Directie Energie tussentijds dient te rapporteren over de voortgang van het project;5° de begunstigde verbindt er zich toe op alle drukwerk en op alle publiciteit in verband met dit project het opschrift "Met de steun van het Belgische Klimaat-, Transitie- en Relancefonds" te vermelden.

Art. 8.Slotbepaling De minister bevoegd voor Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 juli 2022.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Energie, T. VAN DER STRAETEN

^