gepubliceerd op 31 juli 1998
Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijzondere toepassingsregels en -modaliteiten van het betaald educatief verlof voor de werknemers van K.M.O's in uitvoering van artikel 119bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen
20 JULI 1998. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijzondere toepassingsregels en -modaliteiten van het betaald educatief verlof voor de werknemers van K.M.O's in uitvoering van artikel 119bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikel 119bis;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 juni 1998;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 7 juli 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de werkgevers uit de K.M.O.'s spoedig moeten ingelicht worden over de bepalingen van dit besluit zodat dit systeem een aanvang kan nemen in het schooljaar 1998-1999;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen; 2° werkgevers : de K.M.O.'s namelijk de ondernemingen waarvan : het gemiddeld aantal werknemers op jaarbasis niet meer dan 50 bedraagt; niet meer dan 25 % van de aandelen of deelbewijzen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen of van de eraan verbonden stemrechten in het bezit is van één of meerdere ondernemingen, andere dan K.M.O.'s; en waarvan ofwel de jaaromzet 7 miljoen ECU niet overschrijdt, ofwel het jaarlijks balanstotaal 5 miljoen ECU niet overschrijdt.
Het gemiddeld aantal werknemers op jaarbasis wordt berekend in jaar-arbeidseenheden, zijnde het aantal gedurende een jaar voltijds werkende werknemers, waarbij deeltijdsen en seizoenarbeiders in fracties van jaar-arbeidseenheden worden uitgedrukt. Het in aanmerking te nemen referentiejaar is, net als voor de drempels voor de jaaromzet en het balanstotaal, het laatste afgesloten volledige boekjaar.
Een onderneming verliest de hoedanigheid van K.M.O. pas indien ze gedurende twee opeenvolgende boekjaren niet meer beantwoordt aan het criterium van tewerkstelling, jaaromzet of balanstotaal.
Behoudens bewijs van het tegendeel, wordt het bewijs dat de onderneming aan deze definitie beantwoordt, geacht geleverd te zijn door een verklaring op eer. 3° werknemers : de werknemers van K.M.O.'s die per kwartaal minstens 51 % presteren van het aantal arbeidsuren of -dagen zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst, die op hen van toepassing is, voor een voltijdse werknemer. 4° opleidingen : de opleidingen waarvan kan worden aangetoond dat de werknemer erdoor zijn beroepskwalificatie binnen de onderneming kan verhogen en die in aanmerking komen voor betaald educatief verlof in het kader van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en de uitvoeringsbesluiten van deze wet;5° normaal loon : het loon berekend overeenkomstig de wetgeving betreffende de betaalde feestdagen.
Art. 2.Voor de opleidingen die de werknemer met toestemming van de werkgever volgt buiten de normale arbeidsuren heeft de werknemer recht op een vergoeding ten laste van de werkgever.
Het maximum aantal uren opleidingen waarvoor de werknemer recht heeft op deze vergoeding wordt vastgesteld op 100 uren per schooljaar.
Deze vergoeding is gelijk aan het normale loon, vastgesteld bij de aanvang van de opleiding begrensd overeenkomstig artikel 16 van het koninklijk besluit van 23 juli 1985 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, gedurende het aantal uren dat overeenstemt met dat van de effectief gevolgde opleidingen.
Deze vergoeding wordt beschouwd als loon in de zin van artikel 14 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
Deze vergoeding wordt niet meegerekend voor de berekening van de maximale marge voor de loonkostontwikkeling zoals voorzien bij de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.
Art. 3.§ 1. De werkgevers kunnen bij aangetekend schrijven bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid de terugbetaling verkrijgen van de helft van de betaalde vergoedingen bedoeld in dit besluit en de sociale bijdragen bedoeld in artikel 18 van hetzelfde besluit van 23 juli 1985, die erop betrekking hebben.
Om recht te hebben op de terugbetaling moeten de werkgevers de in bijlage bij dit besluit gevoegde formulieren (nr. 1 en 2) en de daarin vermelde bijlagen behoorlijk ingevuld aan het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid bij aangetekend schrijven overmaken uiterlijk één maand voor de aanvang van de opleiding De terugbetaling zal ten laatste plaatsvinden gedurende het vierde kwartaal dat volgt op het verzenden bij aangetekend schrijven na het einde van de opleiding door de werkgever van de verklaring ondertekend door de werkgever en de werknemer dat de vergoeding zoals bepaald in artikel 2 met betrekking tot de afgelopen opleiding en zoals bepaald in dit besluit, zijn uitbetaald aan de werknemer. De werkgever gebruikt het formulier nr. 3 van de bijlage bij dit besluit. Hij voegt hier bij het aangetekend schrijven het formulier nr. 4, in te vullen door de opleidingsinstelling aan toe.
Art. 4.De Dienst Betaald Educatief Verlof deelt binnen de 14 werkdagen na het binnenkomen van het volledig ingevuld formulier, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid mee aan de werkgever of de opleiding beantwoordt aan de definitie zoals vermeld in artikel 1, 4°.
Indien geen antwoord wordt verzonden binnen de 14 werkdagen wordt de beslissing geacht positief te zijn. In geval van een negatieve beslissing kan de werkgever beroep aantekenen bij de Erkenningscommissie die hierover zal beslissen in haar eerstvolgende vergadering.
Art. 5.De werknemers die recht hebben op de vergoeding bedoeld in artikel 2, kunnen voor dezelfde opleidingen de bepalingen van artikel 111 van de wet niet genieten.
Art. 6.Het recht van de werkgever om terugbetaling te verkrijgen van de lonen en de sociale bijdragen met betrekking tot het betaald educatief verlof voor werknemers in de K.M.O.'s zoals bepaald in dit besluit, en waarvoor de schuldvorderingen met betrekking tot de bewuste betalingen en stortingen niet werden ingediend volgens de nadere regelen vastgesteld door dit besluit, binnen een termijn van twee jaar te rekenen vanaf 1 januari van het begrotingsjaar in de loop waarvan zij ontstonden, vervalt.
Voor de toepassing van deze paragraaf, worden de schuldvorderingen betreffende het betaald educatief verlof, toegekend in de loop van een opleiding, geacht ontstaan te zijn de laatste dag van de opleiding of, wanneer de opleiding zich uitstrekt over meerdere jaren, de laatste dag van elk jaar van de opleiding.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1998 en houdt op van kracht te zijn op 1 september 2000.
Art. 8.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Middenstand en Landbouw, zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 juli 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN
Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 20 juli 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN