gepubliceerd op 10 maart 2008
Koninklijk besluit betreffende een maandelijkse enquête naar de industriële productie
20 FEBRUARI 2008. - Koninklijk besluit betreffende een maandelijkse enquête naar de industriële productie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek, inzonderheid op artikel 1quinquies, vernummerd en gewijzigd bij de wet van 22 maart 2006, en op artikel 16, gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1985;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 januari 1994 betreffende een maandelijkse enquête naar de industriële productie, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 15 december 1998 en 5 november 2001;
Gelet op Verordening (EEG) nr. 3924/91 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de totstandbrenging van een communautaire enquête naar de industriële productie, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006;
Gelet op Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad van 19 mei 1998 inzake kortetermijnstatistieken, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Statistiek, gegeven op 28 november 2007;
Gelet op het advies 43.904/1 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De enquête naar de industriële productie behandelt de activiteiten van de secties B en C van de nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap NACE Rev. 2 met uitzondering van de afdelingen 5, 6 en 19.
Art. 2.De productie wordt bepaald door de "PRODCOM-lijst", waarvan de rubrieken in principe zijn samengesteld uit artikelen of groepen van artikelen van de gecombineerde nomenclatuur, die overeenstemmen met de andere gemeenschaps-nomenclaturen van producten, overeenkomstig artikel 2, §2 van bovengenoemde verordening (EEG) nr. 3924/91 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de totstandbrenging van een communautaire enquête naar de industriële productie.
Art. 3.De enquête behandelt: 1° productievariabelen, die worden opgevraagd per rubriek van de "PRODCOM-lijst": a) leveringen van producten, in waarde en in fysieke hoeveelheid wanneer die wordt vermeld in de rubriek van de PRODCOM-lijst, die door de onderneming werden vervaardigd of die in loonarbeid aan andere ondernemingen werden gegeven, met uitzondering van producten die volledig in onderaanneming werden vervaardigd door ondernemingen die in het buitenland gevestigd zijn;b) de voortgebrachte productie in fysieke hoeveelheid, inclusief degene die verwerkt werd in andere producten van dezelfde onderneming, ook totale productie genoemd;c) loonarbeid geleverd aan derden gevestigd in het buitenland, in waarde en in fysieke hoeveelheid wanneer die wordt vermeld in de rubriek van de PRODCOM-lijst;d) industriële behandelingen en diensten, in waarde en in fysieke hoeveelheid wanneer die wordt vermeld in de rubriek van de PRODCOM-lijst;2° over het geheel opgevraagde variabelen: a) industriële behandelingen en diensten, in waarde, die niet worden opgevraagd per rubriek van de "PRODCOM-lijst";b) handelsleveringen, in waarde;c) leveringen, in waarde, van loonarbeid geleverd aan derden gevestigd in België;d) leveringen, in waarde, waarvan de productie volledig in het buitenland is gebeurd voor rekening van de onderneming (loonarbeid in onderaanneming door ondernemingen die in het buitenland zijn gevestigd);e) nieuwe orders, in waarde, voor de Belgische en buitenlandse markt, voor volgende afdelingen en groepen van de NACE Rev.2: 13, 14, 17, 20, 21, 24, 25, 26, 27, 28, 29 en 30.
Art. 4.De enquête is maandelijks.
Art. 5.De enquête geldt voor : 1° elke industriële onderneming of vestiging waarvan de activiteit vermeld is in artikel 1 en die 20 personen en meer tewerkstelde volgens een van haar driemaandelijkse RSZ-aangiften van het voorgaande jaar of waarvan in het voorgaande jaar de jaaromzet ten minste 3.500.000 euro bedroeg; 2° elke nieuwe industriële onderneming of vestiging waarvan de activiteit vermeld is in artikel 1 en die 20 personen en meer tewerkstelde volgens een van haar driemaandelijkse RSZ-aangiften van het lopende jaar of waarvan in de loop van het jaar de gecumuleerde omzet ten minste 3.500.000 euro bedroeg.
De hierboven genoemde drempels met betrekking tot de omzet worden om de vijf jaar op 1 januari herzien op basis van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de volgende formule: herziene drempel = basisdrempel X (nieuw indexcijfer van de consumptieprijzen/basisindexcijfer van de consumptieprijzen).
De basisdrempel is de drempel bepaald in dit besluit.
Het basisindexcijfer is dat van de maand december 2007 en het nieuwe indexcijfer is dat van de maand december die aan de herziening van de drempel voorafgaat.
De herziene drempel wordt wiskundig afgerond op één tiende van een miljoen euro.
De eerste herziening gebeurt op 1 januari 2013.
Art. 6.Elke onderneming of vestiging bedoeld in artikel 5 vult een vragenlijst in per lokale eenheid.
De lokale eenheid is een eenheid gelegen op een geografisch bepaalde plaats, waarin één of meer personen regelmatig onder eenzelfde leiding een of meer economische activiteiten uitoefenen.
Art. 7.De statistiek wordt opgemaakt aan de hand van een vragenlijst waarin de verschillende in artikel 3 gedefinieerde variabelen zijn opgenomen.
Art. 8.Elke onderneming of vestiging als omschreven in artikel 5 bezorgt de gegevens via de transmissiekanalen en volgens de voorschriften gegeven door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie.
Art. 9.De vragenlijst genoemd in artikel 7 moet behoorlijk ingevuld aan de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie worden toegezonden vóór de 15e van de maand na die waarop de enquête betrekking heeft.
Art. 10.Het koninklijk besluit van 28 januari 1994 betreffende een maandelijkse enquête naar de industriële productie, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 15 december 1998 en 5 november 2001, wordt opgeheven.
Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008.
Art. 12.Onze Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 februari 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Mevr. S. LARUELLE