gepubliceerd op 08 februari 2008
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid
20 DECEMBER 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 2, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;
Gelet op de wet van 26 juli 1960 tot herinrichting van de instellingen voor kinderbijslag, inzonderheid op artikel 9, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;
Gelet op de wet van 25 april 1963 op het beheer van de instellingen van openbaar nut voor maatschappelijke zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikelen 9 en 18, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;
Gelet op de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 21, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikel 48, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 177 en 180, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd bij de wet van 12 december 1997, inzonderheid op artikel 19, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003 en op artikel 21;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 januari 2002 houdende vaststelling van het statuut van het personeel van de openbare instellingen van sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 2, op de artikelen 5, 6, 8 en 10, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 juli 2004, op artikel 13, op artikel 16, op artikel 17, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 oktober 2006, op artikel 20, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 oktober 2006 en op artikel 21;
Overwegende dat uit een globale evaluatie van het stelsel van de managementfuncties binnen de openbare instellingen van sociale zekerheid blijkt dat de managementfuncties N-2 en N-3 de hoogste functies van de loopbaan van niveau A overlappen; dat een goed beheer van de diensten betekent dat een onnodige toename van directieposten wordt vermeden en dat de meest dynamische ambtenaren van niveau A worden gevaloriseerd;
Overwegende dat het dus aangewezen is de managementfuncties N-2 en N-3 te vervangen door directiefuncties binnen niveau A, te meer daar de managementfuncties N-2 en N-3 niet toegankelijk zijn voor personen die niet behoren tot het federaal administratief openbaar ambt;
Overwegende dat het management staat of valt met de inrichting van stafdiensten die meer bepaald instaan voor het operationeel beleid inzake geldmiddelen, mensen en het gebruik van informatie- en communicatietechnologie;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 maart 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 16 maart 2007;
Gelet op de adviezen van het College van de openbare instellingen van sociale zekerheid, gegeven op 13 januari 2006, 29 augustus 2006, 15 december 2006, 8 januari 2007 en 27 maart 2007;
Gelet op het protocol van 4 april 2007 van het Sectorcomité XX - Openbare instellingen van sociale zekerheid;
Gelet op het advies 42.947/1 van de Raad van State, gegeven op 24 mei 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Onze Minister van Middenstand en Landbouw, Onze Minister van Pensioenen, Onze Minister van Werk en Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het opschrift van het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid wordt vervangen als volgt : « Koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties alsook de aanduiding en de uitoefening van staffuncties en directiefuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid ».
Art. 2.Het opschrift van Hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Titel I. - Toepassingsgebied ».
Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een opschrift ingevoegd, luidende : « Titel II. - De managementfuncties ».
Art. 4.Het opschrift van Hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk I. - De managementfuncties en hun juridische aard ».
Art. 5.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid worden in drie groepen ingedeeld, in de volgende hiërarchische volgorde : 1° de administrateur-generaal;2° de adjunct-administrateur-generaal;3° de managementfunctie -1 »;2° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.In elke openbare instelling van sociale zekerheid wordt het aantal managementfuncties -1 bepaald door het beheerscomité mits akkoord van de ministers die respectievelijk ambtenarenzaken en begroting onder hun bevoegdheden hebben. ».
Art. 6.Het opschrift van Hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk II. - De selectie, werving en aanstelling van de houders van de managementfuncties ».
Art. 7.Artikel 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 juli 2004, wordt vervangen als volgt : «
Art. 5.Om deel te nemen aan de vergelijkende selecties voor de functies van administrateur-generaal, adjunct-administrateur-generaal en voor een managementfunctie -1 moeten de kandidaten houder zijn van een functie van niveau A of kunnen deelnemen aan een vergelijkende selectie voor een functie van niveau A. De kandidaten voor een functie van administrateur-generaal, adjunct-administrateur-generaal of een managementfunctie -1 dienen over een managementervaring van minstens zes jaar te beschikken of minstens tien jaar nuttige beroepservaring te hebben. Onder managementervaring wordt verstaan ervaring inzake beheer in een overheidsdienst of in een organisatie uit de privé-sector. ».
Art. 8.Artikel 6, § 2, 3° en 4°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 juli 2004, wordt opgeheven.
Art. 9.In artikel 8 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, tweede lid, worden de woorden « bedoeld in artikel 2, § 1, 3° tot 5° » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 2, § 1, 3° »;2° in § 4, tweede lid, worden de woorden « bedoeld in artikel 2, § 1, 3° tot 5° » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 2, § 1, 3° ».
Art. 10.Artikel 10, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 juli 2004, wordt vervangen als volgt : « Er wordt voorzien in een aanvullend gesprek met de kandidaten van groep A om hen op het vlak van hun specifieke competenties, hun relationele vaardigheden en hun leidinggevende capaciteiten te vergelijken met de functiebeschrijving en het competentieprofiel betreffende de in te vullen managementfunctie -1. Dit gesprek wordt gevoerd door de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal. ».
Art. 11.Het opschrift van Hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk III. - Regels betreffende de uitoefening van de managementfuncties ».
Art. 12.Artikel 13, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Voor de toepassing van het statuut van de Rijksambtenaren maken de houders van een managementfunctie deel uit van niveau A. Zij staan hiërarchisch boven de klasse A5 ».
Art. 13.Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 16.Artikel 15 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten is van toepassing op de houders van managementfuncties bedoeld in artikel 2, § 1, van onderhavig besluit ».
Art. 14.Het opschrift van Hoofdstuk V van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk IV. - De evaluatie van de houder van een managementfunctie ».
Art. 15.Artikel 17, § 4, 4° en 5°, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 16.Het opschrift van Hoofdstuk VI van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk V. - Einde van het mandaat ».
Art. 17.In artikel 20, § 2, eerste en vierde lid van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 oktober 2006, worden de woorden « -2 of -3 » geschrapt.
Art. 18.Artikel 21, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Het mandaat eindigt van rechtswege op het einde van de periode bedoeld in artikel 11 en wanneer de houder van de managementfunctie de leeftijd van 65 jaar bereikt ».
Art. 19.Het opschrift van Hoofdstuk VII van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk VI. - Hernieuwing van het mandaat ».
Art. 20.Het opschrift van Hoofdstuk VIII van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk VII. - De weging van de managementfuncties ».
Art. 21.In hetzelfde besluit wordt een Titel III ingevoegd, luidende : « Titel III. - De staffuncties en de directiefuncties.
Art. 28bis.§ 1. Een of meerdere staffuncties kunnen worden gecreëerd in heel of een deel van één of meerdere van de volgende domeinen : 1° Personeel en Organisatie;2° Budget en Beheerscontrole;3° Informatie- en Communicatietechnologie;4° Interne Audit, volgens bepalingen door Ons vastgelegd in een in Ministerraad overlegd besluit. Er kan door Ons worden voorzien in extra staffuncties in het organigram van elke openbare instelling van sociale zekerheid, op voordracht van het beheerscomité mits het akkoord van de ministers die respectievelijk ambtenarenzaken en begroting onder hun bevoegdheden hebben.
De staffuncties bedoeld in het eerste lid kunnen worden uitgeoefend in het kader van één of meerdere managementfuncties -1. In deze veronderstelling zijn enkel de bepalingen van titel II van toepassing op de houder van deze managementfunctie. § 2. In het niveau A kunnen de klassen A3, A4 en A5 directiefuncties omvatten. § 3. De functies die, voor de wegingsmatrices die voorkomen in kolom 1 van de hiernavolgende tabel, en ten minste de vereiste kenmerken uit kolom 2 van dezelfde tabel vertonen, kunnen worden beschouwd als directiefuncties of als staffuncties : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 4. De directiefuncties alsook hun aantal en de klasse van het niveau A waartoe ze behoren worden vastgelegd door het beheerscomité mits akkoord van de ministers tot wiens respectievelijke bevoegdheid ambtenaren en begroting behoort.
Het aantal van de staffuncties en de klasse van het niveau A waartoe ze behoren worden vastgelegd door het beheerscomité mits akkoord van de minister tot wiens respectievelijke bevoegdheid ambtenarenzaken en begroting behoort. § 5. Er wordt voorzien in staffuncties en directiefuncties door een aanstelling voor een duur van zes jaar.
De ambtenaren belast met een staffunctie dragen de titel van functioneel directeur tijdens hun aanstelling. De ambtenaren belast met een directiefunctie dragen de titel van directeur tijdens hun aanstelling.
De aanstelling eindigt van rechtswege : 1° na afloop van de periode van zes jaar;2° wanneer de houder van de staffunctie of van de directiefunctie de leeftijd van 65 jaar bereikt;3° wanneer de houder van de staffunctie of van de directiefunctie bevorderd wordt door verhoging naar de hogere klasse, behalve indien het beheerscomité beslist zijn aanstelling te bevestigen. De houder van een staffunctie of van een directiefunctie kan vragen dat een einde wordt gesteld aan zijn aanstelling, mits een opzegtermijn van zes maanden. Indien het beheerscomité akkoord gaat, kan deze termijn worden ingekort.
In de in het derde lid, 1° en 3° bedoelde gevallen kan de aanstelling verlengd worden voor maximaal zes maanden.
Op het einde van de periode van aanstelling wordt de houder van de staffunctie of van de directiefunctie ter beschikking van zijn dienst van oorsprong gesteld, behalve in het in het derde lid, 2°, bedoelde geval.
Art. 28ter.§ 1. Indien de staffunctie of de directiefunctie aan de klasse A5 behoort, wordt een beroep gedaan op de ambtenaren van de openbare instelling van sociale zekerheid waar de functie vacant is, die benoemd zijn in de klasse A5 en A4 en die voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld in de functiebeschrijving. § 2. Indien de staffunctie of de directiefunctie aan de klasse A4 behoort, wordt een beroep gedaan op de ambtenaren van de openbare instelling van sociale zekerheid waar de functie vacant is die benoemd zijn in de klasse A3 en A4 en die voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld in de functiebeschrijving. § 3. Indien de staffunctie of de directiefunctie aan de klasse A3 behoort, wordt een beroep gedaan op de ambtenaren die benoemd zijn in de klasse A3, A2 en A1 in de openbare instelling van sociale zekerheid waar de functie vacant is en die voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld in de functiebeschrijving. De ambtenaren die benoemd zijn in de klassen A1 en A2 moeten de statutaire voorwaarden vervullen die noodzakelijk zijn om tot de klasse A3 te worden bevorderd. ».
De functiebeschrijving en het competentieprofiel worden bepaald door de administrateur-generaal en worden gepubliceerd in de vacature. § 4. De vacature van de staffunctie of van de directiefunctie wordt door een bekendmaking van vacante betrekking ter kennis gebracht van de ambtenaren die zich kandidaat kunnen stellen. Bovenop de functiebeschrijving en het competentieprofiel omvat dit bericht alle andere elementen die betrekking hebben op de vacante betrekking om de kandidaten de mogelijkheid te bieden met volle kennis van zaken te solliciteren.
De bekendmaking van vacante betrekking wordt ofwel overhandigd aan elk der betrokken ambtenaren tegen voor een door hen ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst der bekendmaking vermeldt, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven gezonden aan het door de betrokkene laatst opgegeven adres. Wanneer de ambtenaar om welke reden ook tijdelijk uit de dienst verwijderd is, wordt hem de bekendmaking van vacante betrekking bij een ter post aangetekend schrijven gezonden aan het door hem laatst opgegeven adres.
De ambtenaren stellen hun kandidaturen voor door een ter post aangetekend schrijven binnen een termijn van tien werkdagen die ingaat op de eerste werkdag volgend op die waarop de bekendmaking van de vacante betrekking aan de betrokkene werd overhandigd of door de post is aangeboden. Wanneer de eerste of de laatste dag van de termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de volgende werkdag.
Het is aan de ambtenaren toegelaten bij voorbaat naar elke betrekking te dingen die tijdens hun afwezigheid zou worden open verklaard. De geldigheid van die sollicitatie is vastgesteld op één maand.
Art. 28quater.- § 1.- De aanstelling in een staffunctie of een directiefunctie gebeurt door het beheerscomité, na voordracht door de administrateur-generaal. Hiertoe wordt door de administrateur-generaal een voorstel opgesteld dat maximum vijf kandidaten per vacante betrekking omvat. § 2. Het voorstel van rangschikking opgesteld voor elke staffunctie of elke directiefunctie wordt schriftelijk betekend aan alle kandidaten die hun kandidatuur geldig hebben ingediend.
De betekening behelst ten minste de volgende elementen : 1° de rangschikking van de kandidaten;2° het aangeven aan de ambtenaar die zich benadeeld acht van de mogelijkheid, binnen tien werkdagen na de betekening, een klacht in te dienen bij het beheerscomité en van deze om te vragen door dit comité te worden gehoord;3° het deel van de notulen van de zitting van het beheerscomité betreffende het voorstel van rangschikking. § 3. De in § 2, tweede lid, 2° bedoelde klacht wordt schriftelijk gericht aan de voorzitter van het beheerscomité.
De raadpleging gebeurt met naleving van het vertrouwelijk karakter van de feiten die op andere ambtenaren zouden betrekking hebben. § 4. De ambtenaar dient zijn klacht in bij een ter post aangetekend schrijven. Indien hij vraagt gehoord te worden, verschijnt hij persoonlijk, hij mag zich noch laten bijstaan, noch doen vertegenwoordigen.
Indien, alhoewel rechtmatig opgeroepen, de ambtenaar zonder geldige verontschuldiging niet verschijnt, wordt de procedure uit zijn hoofde als afgesloten beschouwd.
Het beheerscomité spreekt zich uit op grond van de schriftelijke klacht zelfs indien de ambtenaar zich op een geldige verontschuldiging kan beroepen, zodra de klacht een tweede maal op de agenda van een zitting is geplaatst. § 5. Indien, ingevolge het onderzoek van de klacht, het beheerscomité de oorspronkelijke rangschikking niet verandert, wordt deze beslissing enkel aan de kandidaat die de klacht heeft ingediend, bekendgemaakt.
Indien het beheerscomité integendeel een nieuwe rangschikking opmaakt, wordt deze volgens de in § 2 bedoelde procedure, betekend aan alle kandidaten die geldig hun kandidatuur hadden ingediend.
Indien een ambtenaar zich opnieuw benadeeld acht, kan hij een schriftelijke klacht volgens de in §§ 3 en 4 voorziene procedure indienen. Hij kan niet vragen om gehoord te worden.
Aan het einde van een nieuwe beraadslaging maakt het beheerscomité de definitieve rangschikking bekend aan alle kandidaten die hun kandidatuur geldig ingediend hebben.
Art. 28quinquies.§ 1. Voor de aanstelling in een staffunctie of een directiefunctie wordt voorrang gegeven aan diegene van de kandidaten bedoeld in artikel 28quater, § 1, die bij eenparigheid wordt voorgesteld met betrekking tot de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de in te vullen functie.
De aanstelling in een staffunctie of een directiefunctie geeft geen aanspraak op een bevordering in de klasse die overeenkomt met deze functie. § 2. De ambtenaar aangesteld in een directiefunctie of in een staffunctie behoudt het voordeel van zijn premie voor competentieontwikkeling. § 3. De ambtenaar aangesteld in een staffunctie of in een directiefunctie die een gecertificeerde opleiding wil volgen en wil deelnemen aan de validatie van de verworven kennis die hierop volgt, kiest een opleiding in de lijst die overeenkomt met het domein of de vakrichting die met zijn ambt overeenkomt. De ambtenaar stelt zijn keuze voor aan zijn hiërarchische meerdere. Voor het overige zijn de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel die betrekking hebben op de gecertificeerde opleidingen van niveau A toepasselijk. § 4. De ambtenaar aangesteld in een directiefunctie of in een staffunctie wordt tijdens de duur van zijn aanstelling onderworpen aan het statuut van het personeel van de instellingen van sociale zekerheid, met uitzondering van de afwijkende bepalingen in dit besluit.
Art. 28sexies.§ 1. Elke houder van een staf- of directiefunctie wordt om de twee jaar geëvalueerd. Uiterlijk zes maanden vóór het einde van zijn mandaat krijgt hij een globale eindevaluatie.
De evaluatie van de houder van een staf- of directiefunctie gebeurt door de administrateur-generaal en door zijn directe meerdere. § 2. De houder van een staf- of directiefunctie wordt geëvalueerd op basis van de manier waarop de dienst die hij beheert, heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen bepaald in de bestuursovereenkomst, zoals bepaald in het bestuursplan bepaald in artikel 10, eerste lid, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd door de programmawet van 12 december 1997 betreffende de geëvalueerde jaren, rekening houdend met de resultaatdomeinen die in zijn functieprofiel worden gepreciseerd. § 3. De tweejaarlijkse evaluatie en de eindevaluatie van de houder van een staf- of directiefunctie geeft aanleiding tot de vermelding « onvoldoende » wanneer de doelstellingen bepaald voor de dienst die hij beheert in het bestuursplan duidelijk niet werden verwezenlijkt tijdens de geëvalueerde periode, in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in zijn functieprofiel worden gepreciseerd.
De eindevaluatie van de houder van een staf- of directiefunctie geeft aanleiding tot de vermelding « goed » wanneer de doelstellingen bepaald voor de dienst die hij beheert in het bestuursplan werden verwezenlijkt voor het merendeel van de geëvalueerde jaren, in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in zijn functieprofiel worden gepreciseerd.
Artikelen 18 en 19 zijn van toepassing. § 4. De houder van een staf- of directiefunctie waarvan een tussentijdse evaluatie of een eindevaluatie aanleiding geeft tot de vermelding « onvoldoende », kan per aangetekende brief beroep indienen bij een comité dat is opgericht bij de minister bevoegd voor ambtenarenzaken en comité van beroep wordt genoemd. Het beroep wordt ingediend binnen de vijftien kalenderdagen volgend op de betekening van de eindevaluatie.
Het comité omvat een Franstalige en een Nederlandstalige afdeling. De taalrol van de houder van de staf- of directiefunctie bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.
Elke afdeling is samengesteld uit zes administrateurs-generaal en/of adjunct-administrateurs-generaal, door Ons aangewezen op voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren. Ze wordt voorgezeten door het oudste lid, dat een ondervoorzitter aanwijst die de voorzitter in geval van afwezigheid vervangt.
De administrateurs-generaal en/of adjunct-administrateurs-generaal die aan het evaluatieproces van de houder van een staf- of directiefunctie hebben deelgenomen, mogen noch de beraadslaging van de afdeling bijwonen, noch eraan deelnemen. Ze kunnen evenwel worden gehoord.
Het beroep wordt ingediend bij de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, die, in elke zaak, een griffierverslaggever aanwijst; deze laatste is niet stemgerechtigd.
Het comité maakt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren.
Het beroep is opschortend.
De procedure bepaald door de §§ 3 tot 6 van artikel 20, is van toepassing. § 5. Indien de evaluatie van een houder van een staffunctie of van een directiefunctie leidt tot een vermelding « onvoldoende », komt aan zijn aanstelling een einde op de eerste dag van de maand die volgt op de toekenning van de vermelding; de betrokkene wordt ter beschikking van zijn dienst van oorsprong gesteld.
Art. 28septies.§ 1. De houder van een staffunctie of van een directiefunctie ontvangt, tijdens zijn aanstelling naast de bezoldiging die overeenstemt met de weddenschaal verbonden aan de klasse waarin hij benoemd wordt en, in voorkomend geval, de premie voor competentieontwikkeling verbonden aan zijn klasse, een maandelijkse directiepremie van : 1° 735 euro indien de staf- of directiefunctie behoort tot klasse A5;2° 670 euro indien de staf- of directiefunctie behoort tot klasse A4;3° 600 euro indien de staf- of directiefunctie behoort tot klasse A3. De directiepremie wordt maandelijks uitbetaald in dezelfde mate en tegen dezelfde voorwaarden als het loon.
Het bedrag van de premie wordt gekoppeld aan spilindex 138,01. § 2. Een staffunctie of een directiefunctie kan niet worden toegekend door aanstelling voor de uitoefening van een hoger ambt. ».
Wijzigende-, overgangs- en eindbepalingen.
Art. 22.De houders van een managementfunctie die reeds waren aangesteld op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, en die tijdens hun mandaat de leeftijd van 65 jaar bereiken, kunnen in dienst blijven na de leeftijd van 65 jaar, mits het akkoord van de minister onder wie ze ressorteren, voor een duur die niet langer mag zijn dan de duur die nog loopt tot aan het einde van hun mandaat. Hun mandaat kan niet meer worden hernieuwd in toepassing van artikel 24 van voornoemd koninklijk besluit van 30 november 2003.
Art. 23.Artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 24 januari 2002 houdende vaststelling van het statuut van het personeel van de openbare instellingen van sociale zekerheid wordt vervangen als volgt : « 1° het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, met uitzondering van artikel 15sexies ».
Art. 24.De bevoegdheden toegekend aan de opleidingsdirecteur worden uitgeoefend door de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie vanaf zijn aanstelling; daar waar er geen stafdienst Personeel en Organisatie bestaat, worden ze uitgeoefend door de verantwoordelijke van de personeelsdienst.
Art. 25.De huidige titularissen van de functie van opleidingsdirecteur behouden ten persoonlijke titel en tot het verstrijken van de lopende aanwijzingsperiode het voordeel van de bepalingen van artikel 15sexies, § 3, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut. Tot de indiensttreding van de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie blijven ze de aan hun aanwijzing als opleidingsdirecteur verbonden bevoegdheden verder uitoefenen.
Art. 26.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 27.Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Onze Minister van Middenstand en Landbouw, Onze Minister van Pensioenen, Onze Minister van Werk en Onze Minister van Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 december 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK Voor de Minister van Werk, afwezig : De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, D. DONFUT