gepubliceerd op 10 juni 1999
Koninklijk besluit houdende oprichting van de Hoge Raad van Ambtenarenzaken
20 APRIL 1999. - Koninklijk besluit houdende oprichting van de Hoge Raad van Ambtenarenzaken
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op de wet van 16 maart1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen door de wet van 22 juli 1993;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juni 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 9 juni 1998;
Gelet op het protocol, nr. 299 van 15 juni 1998 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 27 november 1998, over het verzoek van de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 februari 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Er wordt bij het Ministerie van Ambtenarenzaken, een Hoge Raad van Ambtenarenzaken opgericht, hierna « De Raad » genoemd.
De Raad heeft als opdracht : - advies te geven over de kandidaturen die zijn ingediend om bij mandaat te voorzien in de betrekkingen die bedoeld zijn in het koninklijk besluit van 20 april 1999 tot organisatie van de benoeming, de loopbaan en de evaluatie van de ambtenaren die belast worden met het beheer van sommige overheidsdiensten; - advies te geven over de bezwaarschriften die werden ingediend door de ambtenaren die bij mandaat aangewezen zijn voor een in het voormelde koninklijk besluit van 20 april 1999 bedoelde betrekking, tegen een negatieve evaluatiebeslissing.
Art. 2.De voorzitter van de Raad is de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren. Ingeval hij afwezig is of verhinderd, wordt hij vervangen door de vice-voorzitter die de voorzitter van het College van Secretarissen-generaal is.
De Voorzitter leidt de debatten. Hij neemt niet deel aan de stemming.
Art. 3.De Raad bestaat uit volgende leden : 1° drie Secretarissen-generaal van verschillende taalrol waaronder de voorzitter van het College van Secretarissen-generaal en een plaatsvervanger;één van de drie Secretarissen-generaal moet van de andere taalrol zijn dan de twee andere leden; 2° een lid van het College van Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid en een leidend ambtenaar van een federale openbare instelling van een andere taalrol en een plaatsvervanger;3° drie leden, gekozen onder personen die hun bekwaamheid inzake beheer bewezen hebben, van verschillende taalrol, die bepaald is door de taal waarin hun diploma is gesteld;4° twee universiteitsprofessoren, gespecialiseerd in overheidsmanagement, van verschillende taalrol, die bepaald is door de taal van de Gemeenschap waartoe hun universiteit behoort. De in het eerste lid, 1° en 2°, bedoelde leden van de raad die in welke hoedanigheid ook bij het door de raad onderzochte dossier zouden betrokken zijn, nemen geen zitting en worden vervangen door een plaatsvervanger.
Art. 4.De leden van de Raad worden door Ons benoemd bij een in de Ministerraad overlegd besluit, op voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren.
Art. 5.Het mandaat van de leden van de Raad, bedoeld in artikel 4, heeft een duurtijd van vijf jaar. Het kan hernieuwd worden.
Art. 6.Een secretariaat, waarvan de leden worden aangesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, staat de Raad bij. De leden van dit secretariaat worden gekozen onder het statutair personeel van het Ministerie van Ambtenarenzaken.
De leiding van het secretariaat wordt waargenomen door de Secretaris-generaal van het Ministerie van Ambtenarenzaken.
Art. 7.§ 1. Het huishoudelijk reglement van de Raad wordt door Ons vastgelegd bij een in Ministerraad overlegd besluit. Het moet in het bijzonder bepalen : - het vereiste minimum aantal aanwezigen; - de wijze van oproeping; - de wijze van beraadslaging; - het opstellen en het bijhouden van de processen-verbaal; - het beroep op personen, van wie het advies hem nuttig lijkt; - de werkingsmodaliteiten van het secretariaat. § 2. De terugbetaling van de reis- en verblijfkosten gebeurt tegen de door Ons vastgestelde voorwaarden.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op een door Ons bepaalde datum.
Art. 9.Onze Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 april1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT