gepubliceerd op 12 september 2013
Besluit van de Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 oktober 1964 waarbij wordt geregeld hoe dikwijls en op welke wijze de geneeskundige onderzoeken worden verricht en onder welke voorwaarden het medisch schooltoezicht wordt uitgeoefend
19 JULI 2013. - Besluit van de Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 oktober 1964 waarbij wordt geregeld hoe dikwijls en op welke wijze de geneeskundige onderzoeken worden verricht en onder welke voorwaarden het medisch schooltoezicht wordt uitgeoefend
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 21 maart 1964 op het medisch schooltoezicht, artikel 8, derde lid, vervangen bij het decreet van 13 februari 2012;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 oktober 1964 waarbij wordt geregeld hoe dikwijls en op welke wijze de geneeskundige onderzoeken worden verricht en onder welke voorwaarden het medisch schooltoezicht wordt uitgeoefend, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 september 1981;
Gelet op het advies van de Adviesraad voor Gezondheidspromotie, uitgebracht op 29 maart 2013;
Gelet op advies 53.498/1 van de Raad van State, gegeven op 5 juli 2013 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister bevoegd voor Gezondheid;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 4, tweede lid, 2°,van het koninklijk besluit van 12 oktober 1964 waarbij wordt geregeld hoe dikwijls en op welke wijze de geneeskundige onderzoeken worden verricht en onder welke voorwaarden het medisch schooltoezicht wordt uitgeoefend wordt vervangen als volgt : « 2° de toepassing van alle noodzakelijke profylactische maatregelen om besmettelijke ziekten in de schoolomgeving te voorkomen overeenkomstig de nadere regels bepaald in de bijlage bij dit koninklijk besluit. »
Art. 2.De bijlage van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 juli 1972, 3 juli 1974 en 4 september 1981, wordt vervangen door de bijlage gevoegd bij dit besluit.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2013.
Art. 4.De minister bevoegd voor Gezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 19 juli 2013.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. MOLLERS Bijlage bij het besluit van de Regering van 19 juli 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 oktober 1964 waarbij wordt geregeld hoe dikwijls en op welke wijze de geneeskundige onderzoeken worden verricht en onder welke voorwaarden het medisch schooltoezicht wordt uitgeoefend Profylactische maatregelen tegen besmettelijke ziekten op scholen en hogescholen De beschreven maatregelen gelden in principe voor de leerlingen/studenten van de volgende scholen : - basisscholen, met inbegrip van de kleuterscholen; - gespecialiseerde scholen; - secundaire scholen; - hogescholen.
A. Specifieke maatregelen per ziekte De specifieke maatregelen die bij het optreden van besmettelijke ziekten moeten worden genomen, worden per ziekte uitvoerig beschreven op basis van de volgende vijf aspecten : a) maatregelen die betrekking hebben op de zieke leerling/student;b) maatregelen die betrekking hebben op de andere leerlingen/studenten van de school;c) de informatie die meegedeeld moet worden aan de personen belast met de opvoeding van de minderjarige leerling en aan de minderjarige leerling die het nodige beoordelingsvermogen bezit, respectievelijk aan de meerderjarige leerling/student;d) algemene hygiënische maatregelen;e) melding aan de gezondheidsinspecteur : hersenvliesontsteking, difterie, poliomyelitis.1° Meningokokkeninfectie : een noodgeval a) Verwijdering uit de school tot klinische genezing.b) Zodra een klinisch vermoeden van meningokokkeninfectie bestaat, schrijft de verantwoordelijke geneesheer van het bevoegde centrum voor preventieve schoolgezondheidszorg een passende antibioticaprofylaxe voor die wordt aanbevolen voor de leerlingen en studenten die in de tien dagen voor het uitbreken van de ziekte in contact waren met de zieke en een verhoogd risico lopen. De leerlingen en studenten krijgen alleen een antibioticaprofylaxe als kan worden aangetoond dat het gaat om contactpersonen met een verhoogd risico.
Als contactpersonen met een verhoogd risico worden personen beschouwd die - tot de naaste familie van de zieke behoren; - met de zieke onder hetzelfde dak wonen; - intieme of nauwe contacten met de zieke hebben (elkaar kussen, tandenborstel delen, bestek delen, herhaaldelijk lichamelijk contact, zakdoeken delen, bed delen, sportactiviteiten in groep doen, activiteiten doen waarbij men lichamelijk nauw met elkaar in contact komt enz.); - deel uitmaken van een klas van het kleuter- of gespecialiseerd onderwijs waarin zich een ziektegeval heeft voorgedaan.
Indien zich over een periode van minder dan één maand binnen een school minstens twee gevallen in twee verschillende gezinnen voordoen, wordt de antibioticaprofylaxe uitgebreid tot de hele klas van de betrokkenen en tot alle personen die met het zieke kind activiteiten hebben gedaan (op school of in de vrije tijd), ongeacht de leeftijd van die kinderen.
Indien zich binnen een periode van één maand twee gevallen binnen één school voordoen, wordt aanbevolen om alle contactpersonen met een verhoogd risico in te enten. Die vaccinatie moet aangepast zijn aan het serotype.
Wat internaatscholen of door de school georganiseerde pedagogische verblijven betreft, onderzoekt de verantwoordelijke geneesheer van het bevoegde centrum voor preventie schoolgezondheidszorg of - bij gebrek aan zo'n arts - elke andere arts van het centrum het risico geval per geval. Hij bepaalt op basis van de situatie welke leerlingen of studenten een antibioticaprofylaxe krijgen.
De antibioticaprofylaxe wordt zo snel mogelijk toegediend. Meer dan tien dagen na het uitbreken van de ziekte is antibioticaprofylaxe niet meer van toepassing.
De antibioticaprofylaxe die aangewezen is voor contactpersonen met een verhoogd risico wordt ook toegediend aan elke leerling/student die, op het ogenblik dat het eerste ziektegeval zich voordeed, sinds tien dagen of minder afwezig was. De arts die verantwoordelijk is voor het centrum of - bij gebrek aan zo'n arts - elke andere arts van het centrum moet over de lijst van de betrokken personen beschikken.
Indien de personen belast met de opvoeding van de minderjarige leerling, de minderjarige leerling die het nodige beoordelingsvermogen bezit of de meerderjarige leerling/student de voorgestelde antibioticaprofylaxe schriftelijk weigert, blijft de betrokkene voor een periode van tien dagen uit de school verwijderd.
Wanneer de betrokkenen het wensen of de noodsituatie het vereist, kan een arts van hun keuze, in de plaats van de arts die verantwoordelijk is voor het centrum voor preventieve schoolgezondheidszorg, de gepaste antibioticaprofylaxe toedienen. De personen belast met de opvoeding van de minderjarige leerling of de meerderjarige leerlingen/studenten moeten een attest overleggen waaruit blijkt dat de bedoelde antibioticaprofylaxe werd nageleefd opdat de leerling/student school kan lopen. Indien dit attest niet wordt overgelegd, wordt de leerling/student voor een periode van tien dagen uit de school verwijderd. c) Zodra een eerste geval is opgetreden, zorgt de arts die verantwoordelijk is voor het bevoegde centrum voor preventieve schoolgezondheidszorg of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum ervoor dat de personen genoemd in punt A, c), over de ziekte en over de toepassing van de maatregelen ingelicht worden. Dezelfde informatie wordt gegeven aan de personen belast met de opvoeding van een minderjarige leerling of aan de meerderjarige leerlingen/studenten die, op het ogenblik dat het eerste geval zich voordoet, sinds tien dagen of minder afwezig zijn. d) De hygiënische maatregelen die genomen worden bij ziekten die via de lucht worden overgedragen, moeten versterkt worden (zie deel B).e) De arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum, meldt het ziektegeval binnen de 24 uur bij de gezondheidsinspecteur.Wanneer de gezondheidsinspecteur als eerste ingelicht wordt, meldt hij het ziektegeval aan de arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, aan elke andere arts van het centrum. De arts van het centrum informeert ook de dienst voor arbeidsgeneeskunde die bevoegd is voor het personeel van de school. 2° Difterie : een noodgeval a) Verwijdering uit de school tot klinische genezing en overlegging van een attest waaruit blijkt dat twee bacteriologische onderzoeken die op basis van keeluitstrijken verricht zijn en die minstens 24 uur uit elkaar lagen, negatief waren.Die keeluitstrijken worden minstens 24 uur na het einde van de antibioticumtherapie gemaakt. b) Aan de naaste omgeving moet een antibioticaprofylaxe worden aanbevolen.Met de naaste omgeving worden de personen bedoeld die met de zieke in contact zijn gekomen en een verhoogd risico lopen. Als contactpersonen met een verhoogd risico worden personen beschouwd die - tot de naaste familie van de zieke behoren; - met de zieke onder hetzelfde dak wonen; - intieme of nauwe contacten met de zieke hebben (elkaar kussen, tandenborstel delen, bestek delen, herhaaldelijk lichamelijk contact, zakdoeken delen, bed delen, sportactiviteiten in groep doen, activiteiten doen waarbij men lichamelijk nauw met elkaar in contact komt enz.); - deel uitmaken van een klas van het kleuter- of gespecialiseerd onderwijs waarin zich een ziektegeval heeft voorgedaan.
Indien de leerling of student de antibioticaprofylaxe weigert, wordt hij veertien dagen uit de school verwijderd.
Herhaling van vaccinatie voor de leerlingen die meer dan twee jaar geleden voor het laatst gevaccineerd werden. Vaccinatie van de niet-gevaccineerde leerlingen/studenten, volgens het van kracht zijnde schema. De personen bevoegd voor de opvoeding van een minderjarige leerling of de minderjarige leerling die het nodige beoordelingsvermogen bezit, resp. de meerderjarige leerling/student worden ervan in kennis gesteld dat de vaccinatie tegen difterie een vrijwillige vaccinatie is. c) De arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum bespreekt met de gezondheidsinspecteur welke inlichtingen de personen genoemd in punt A, c), moeten krijgen.d) De hygiënische maatregelen die genomen worden bij ziekten die via de lucht worden overgedragen, moeten versterkt worden (zie deel B).e) De arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum meldt het ziektegeval binnen de 24 uur bij de gezondheidsinspecteur.Wanneer de gezondheidsinspecteur als eerste ingelicht wordt, meldt hij het ziektegeval aan de arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, aan elke andere arts van het centrum. De arts van het centrum informeert ook de dienst voor arbeidsgeneeskunde die bevoegd is voor het personeel van de school. 3° Poliomyelitis of kinderverlamming : een noodgeval a) Verwijdering uit de school tot het virologisch onderzoek in twee opeenvolgende fecale stalen, verkregen met een tijdsverschil van minstens 24 uur en binnen de 14 dagen volgend op de verlamming, negatief is bevonden.b) Voor de begeleiding van de naaste gezinsomgeving van de zieke neemt de arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum, contact op met de gezondheidsinspecteur.c) De personen genoemd in punt A, c), worden geïnformeerd over de ziekte en over de nadere regels voor de toepassing van de maatregelen.d) De hygiënische maatregelen die genomen worden bij ziekten die fecaal-oraal worden overgedragen, moeten versterkt worden (zie deel B).e) De arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum meldt het ziektegeval binnen de 24 uur bij de gezondheidsinspecteur.Wanneer de gezondheidsinspecteur als eerste ingelicht wordt, meldt hij het ziektegeval aan de arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, aan elke andere arts van het centrum. De arts van het centrum informeert ook de dienst voor arbeidsgeneeskunde die bevoegd is voor het personeel van de school. 4° Gastro-enteritis a) Verwijdering uit de school tot klinische genezing met aanbeveling om de leerling/student door een arts te laten onderzoeken.b) Geen bijzondere maatregelen, behalve bij uitzonderlijke epidemische situaties. Of het om een epidemische situatie gaat, hangt af van het aantal gevallen dat binnen een bepaalde tijd binnen een collectiviteit optreedt. Dat aantal varieert naargelang van de ziekteverwekker.
Uitzonderlijke epidemische situaties worden gekenmerkt door ernstige klinische ziektebeelden, een hoog aantal zieke leerlingen/studenten, een lange besmettingsperiode, moeilijkheden om de epidemie of de aanwezigheid van een ziekteverwekker die niet in onze regio's endemisch is, zoals Salmonella typhi, in te dijken.
Bij uitzonderlijke epidemische situaties bepaalt de arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum welke maatregelen moeten worden genomen. Het zoeken naar de besmettingsbronnen wordt aanbevolen. c) Bij uitzonderlijke epidemische situaties worden de personen genoemd in punt A, c), geïnformeerd over de ziekte en over de eventueel te treffen maatregelen.d) De hygiënische maatregelen die genomen worden bij ziekten die fecaal-oraal worden overgedragen, moeten versterkt worden (zie deel B).d) In uitzonderlijke epidemische situaties meldt de arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum de ziektegevallen binnen de 24 uur bij de gezondheidsinspecteur.Hij informeert ook de dienst voor arbeidsgeneeskunde die bevoegd is voor het personeel van de school. 5° Hepatitis A a) Verwijdering uit de school voor een periode van twee weken vanaf het begin van de symptomen.b) Wanneer twee niet-familiaal gebonden gevallen binnen een termijn van een maand in eenzelfde klas voorkomen, wordt de vaccinatie voor alle leerlingen/studenten van de klas aanbevolen.De vaccinatie wordt eveneens aanbevolen voor de leerlingen/studenten van het gespecialiseerd onderwijs of van de internaten die in nauw contact gekomen zijn met de zieke.
De arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum bespreekt met de gezondheidsinspecteur of het relevant is naar de besmettingsbron te zoeken. c) Zodra het eerste geval optreedt, worden de personen genoemd in punt A, c), geïnformeerd over de manier waarop de ziekte wordt overgedragen en welke vaccinatiemogelijkheden er bestaan.d) De hygiënische maatregelen die genomen worden bij ziekten die fecaal-oraal worden overgedragen, moeten versterkt worden (zie deel B).e) De arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum, meldt alle niet-familiaal gebonden ziektegevallen bij de gezondheidsinspecteur.Hij informeert ook de dienst voor arbeidsgeneeskunde die bevoegd is voor het personeel van de school. 6° Roodvonk a) Verwijdering uit de school gedurende 24 uur vanaf het begin van de antibioticumtherapie.b) Geen antibioticaprofylaxe.c) De personen vermeld in punt A, c), worden geïnformeerd over de ziekte en de eventueel te treffen maatregelen.d) De hygiënische maatregelen die genomen worden bij ziekten die via de lucht worden overgedragen, moeten versterkt worden (zie deel B).e) Geen meldingsplicht.7° Tuberculose a) Bij besmettelijke tuberculose : verwijdering uit de school gedurende de besmettelijke periode.Tuberculose wordt als besmettelijk beschouwd als ze gedetecteerd wordt in een staal van de luchtwegen, met aanwezigheid van mycobacteriën bij direct microscopisch onderzoek.
De aanwezigheid van een belangrijke besmettingshaard op het röntgenbeeld kan op besmettelijke tuberculose wijzen, zelfs als het bacteriologisch onderzoek negatief was.
Voor de zieke terug naar school mag, moet een medisch attest worden overgelegd waaruit blijkt dat geen besmettingsgevaar meer bestaat, dat de ziekte uit radiologisch en klinisch oogpunt goed genezen is, dat een antituberculeuze behandeling die aangepast is aan de resultaten van het antibiogram strikt nageleefd werd en dat de patiënt tot het einde van de behandeling regelmatig door een arts onderzocht is.
Bij niet-besmettelijke tuberculose mag de zieke naar school zodra de klinische staat het toelaat.
Geen verwijdering uit de school indien de tuberculeuze infectie zich alleen in een positieve intradermoreactie uit. b) Wanneer een besmettelijke tuberculose optreedt, wordt de ziekte systematisch in de schoolomgeving opgespoord.De opsporingsmodaliteiten variëren naargelang van de besmettelijkheid van de zieke en naargelang van de aard van zijn contacten met zijn omgeving.
Bij een recente tuberculeuze infectie met als enig teken een positieve intradermoreactie kunnen in overleg met het Fonds des Affections respiratoires (FARES) eventueel preventieve onderzoeken worden verricht om de besmettingsbron te vinden (centripetale opsporing).
Bij de regelmatige gezondheidsonderzoeken wordt bijzondere aandacht besteed aan de risicoleerlingen, zoals de nieuwkomers.
In elk geval moet de door FARES aanbevolen strategie voor het indijken van tuberculose in de scholen worden gevolgd. c) Als er maatregelen moeten worden getroffen, worden de personen genoemd in punt A, c), geïnformeerd over het doel van de onderzoeken, de manier waarop de onderzoeken worden uitgevoerd en de opvolging. Vooral het onderscheid tussen een tuberculeuze infectie met een positieve intradermoreactie als enig teken en een actieve tuberculose moet duidelijk worden uitgelegd.
Ook het besmettingsrisico wordt uitgelegd. d) De hygiënische maatregelen die genomen worden bij ziekten die via de lucht worden overgedragen, moeten versterkt worden (zie deel B).e) De arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum, is ertoe verplicht alle gevallen bij de gezondheidsinspecteur te melden.Wanneer de gezondheidsinspecteur als eerste ingelicht wordt, brengt hij de arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum via het FARES op de hoogte van het ziektegeval. De arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum informeert ook de dienst voor arbeidsgeneeskunde die bevoegd is voor het personeel van de school. 8° Kinkhoest a) Verwijdering uit de school gedurende vijf dagen vanaf het begin van een geschikte antibioticumtherapie.Bij weigering van de behandeling duurt de verwijdering uit de school tot drie weken na de vaststelling van de eerste symptomen. b) Bij de leerlingen van een klas van het kleuter- of lager onderwijs die onvolledig of helemaal niet gevaccineerd zijn, moet een antibioticaprofylaxe en een vaccinatie worden aanbevolen.Bij weigering van de vaccinatie wordt de leerling voor een periode van vijf dagen uit de school verwijderd, op voorwaarde dat de antibioticaprofylaxe bij hem correct toegediend werd. Indien zowel de vaccinatie als de antibioticaprofylaxe geweigerd wordt, wordt de leerling eeentwintig dagen verwijderd.
Voor leerlingen van het secundair onderwijs en hogeschoolstudenten die onvolledig of helemaal niet gevaccineerd zijn, wordt alleen vaccinatie aanbevolen. Een systematische antibioticaprofylaxe wordt niet aanbevolen.
Voor leerlingen/studenten die volledig gevaccineerd zijn, wordt geen enkele bijzondere profylactische maatregel genomen. c) De personen genoemd in punt A, c), worden geïnformeerd over de kenmerken van de ziekte en over de nadere regels voor de toepassing van de maatregelen.Aan de personen belast met de opvoeding van de minderjarige leerling respectievelijk de meerderjarige leerlingen/studenten wordt aanbevolen met hun huisarts te bespreken of de profylactische maatregelen die op de omgeving worden toegepast voor hen relevant zijn. d) De hygiënische maatregelen die genomen worden bij ziekten die via de lucht worden overgedragen, moeten versterkt worden (zie deel B).e) De arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum meldt het ziektegeval binnen de 24 uur bij de gezondheidsinspecteur.Wanneer de gezondheidsinspecteur als eerste ingelicht wordt, meldt hij het ziektegeval aan de arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, aan elke andere arts van het centrum. 9° Bof a) Verwijdering uit de school tot klinische genezing.b) De vaccinatie via driewaardig MBR-vaccin wordt aanbevolen aan de leerlingen/studenten van klassen waarvan de vaccinatiegeschiedenis onvolledig of onbestaand is.c) De personen vermeld in punt A, c), worden geïnformeerd over de kenmerken van de ziekte en over de maatregelen.d) Nihil.e) De arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum, meldt het ziektegeval binnen de 24 uur bij de gezondheidsinspecteur.Wanneer de gezondheidsinspecteur als eerste ingelicht wordt, meldt hij het ziektegeval aan de arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, aan elke andere arts van het centrum. 10° Mazelen a) Verwijdering uit de school tot klinische genezing.b) De vaccinatie via driewaardig MBR-vaccin wordt aanbevolen aan de leerlingen/studenten van klassen waarvan de vaccinatiegeschiedenis onvolledig of onbestaand is.Ze wordt toegediend binnen de 72 uur nadat het eerste ziektegeval is opgetreden.
Een herhaling van de vaccinatie wordt bijzonder aanbevolen bij de personen geboren na 1970. c) De personen vermeld in punt A, c), worden geïnformeerd over de kenmerken van de ziekte en over de maatregelen.d) Nihil.e) De arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum, meldt het ziektegeval binnen de 24 uur bij de gezondheidsinspecteur.Wanneer de gezondheidsinspecteur als eerste ingelicht wordt, meldt hij het ziektegeval aan de arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, aan elke andere arts van het centrum. De arts van het centrum informeert ook de dienst voor arbeidsgeneeskunde die bevoegd is voor het personeel van de school. 11° Rubella of rodehond a) Verwijdering uit de school tot klinische genezing.b) De vaccinatie via driewaardig MBR-vaccin wordt aanbevolen aan de leerlingen/studenten van klassen waarvan de vaccinatiegeschiedenis onvolledig of onbestaand is.c) De personen vermeld in punt A, c), worden geïnformeerd over de kenmerken van de ziekte en over de maatregelen.d) Nihil.e) De gevallen worden niet gemeld bij de gezondheidsinspecteur, maar bij de arts van de dienst voor arbeidsgeneeskunde en dit via de school, zodat die arts aangepaste maatregelen kan nemen voor zwangere vrouwen en vrouwen op vruchtbare leeftijd.12° Waterpokken a) Verwijdering uit de school tot de blaasjes verkorst zijn.Aan de personen belast met de opvoeding van een minderjarige leerling eventueel vragen om, zodra de zieke weer naar school gaat, diens nagels zorgvuldig te knippen om te voorkomen dat hij de blaasjes openkrabt (zie deel B). b) Geen bijzondere maatregelen.c) De personen vermeld in punt A, c), worden geïnformeerd over de kenmerken van de ziekte en over de maatregelen bij personen met een verminderde weerstand.d) De hygiënische maatregelen die genomen worden bij ziekten die via de lucht worden overgedragen, moeten versterkt worden (zie deel B).e) Geen meldingsplicht.Melding bij de arts van de dienst voor arbeidsgeneeskunde via de school, zodat die arts passende maatregelen kan nemen voor zwangere vrouwen. 13° Impetigo a) De leerlingen/studenten die aan impetigo lijden, kunnen school lopen op voorwaarde dat de aandoening behandeld wordt en de blaasjes droog zijn.De personen belast met de opvoeding van minderjarige leerlingen worden eventueel verzocht de nagels van de zieken zorgvuldig te knippen om te voorkomen dat ze de blaasjes openkrabben.
Bij afwezigheid van behandeling, verwijdering uit de school tot klinische genezing. b) Geen antibioticaprofylaxe.c) De personen genoemd in punt A, c), worden geïnformeerd over de kenmerken van de ziekte en over de nadere regels voor de toepassing van de maatregelen.d) De hygiënische maatregelen die genomen worden bij rechtstreeks overdraagbare huidziekten moeten versterkt worden (zie deel B).e) Geen meldingsplicht.14° Scabiës of schurft a) Geen verwijdering uit de school op voorwaarde dat het gaat om correct behandelde gewone schurft.De huisarts moet de behandeling schriftelijk bevestigen. Aan de personen belast met de opvoeding van minderjarige leerlingen eventueel vragen om de nagels van de zieken zorgvuldig te knippen om te voorkomen dat ze de uitslag openkrabben.
Bij niet-naleving van de behandeling, verwijdering uit de school en toepassing van de maatregelen die een behandeling mogelijk maken.
Bij gevallen van scabiës crustosa (Noorse scabiës) worden de betrokkenen behandeld en uit de school verwijderd tot ze genezen zijn. b) Er is sprake van een epidemie wanneer in de klas minstens twee gevallen van gewone scabiës of één geval van scabiës crustosa optreden.In geval van een epidemie wordt scabiës opgespoord bij de leerlingen/studenten van de klas. c) In geval van een epidemie wordt aan de schoolhoofden en aan de personen belast met de opvoeding van een minderjarige leerling of de meerderjarige leerlingen/studenten meegedeeld hoe ze de omgeving, de kleding, het beddengoed en het schoolmateriaal moeten reinigen.Er wordt hen ook meegedeeld dat het belangrijk is aandacht te besteden aan nachtjeuk. d) De hygiënische maatregelen die genomen worden bij rechtstreeks overdraagbare huidziekten moeten versterkt worden (zie deel B). In geval van een epidemie moet de omgeving van de zieke zorgvuldig gepoetst worden. Kledingstukken en schoolbenodigdheden die gebruikt zijn in de week voordat de epidemie uitbrak, worden op 60 °C gewassen.
Kledingstukken en schoolbenodigdheden die niet gewassen kunnen worden, worden minstens zeven dagen in plastic zakken of gesloten ruimten opgeborgen. e) Geen meldingsplicht.In geval van een epidemie informeert de arts die verantwoordelijk is voor het centrum of, bij gebrek aan zo'n arts, elke andere arts van het centrum via de school de arts van de dienst voor arbeidsgeneeskunde die bevoegd is voor het personeel van de school. 15° Tinea capitis of hoofdschimmel a) Geen verwijdering uit de school, op voorwaarde dat de zieke correct behandeld wordt.De huisarts moet de behandeling schriftelijk bevestigen. Bij niet-naleving van de behandeling wordt de zieke uit de school verwijderd; de nodige contacten moeten worden opgenomen om hem educatief en sociaal te begeleiden, onder meer via thuisonderwijs op maat. b) Zodra in de klas een tweede geval wordt vastgesteld bij een leerling uit een andere familie, is sprake van een epidemie.De behandelende arts moet door identificatie van de bron vaststellen of het niet om een antropofiele tinea gaat (overdraagbaar van mens op mens). De ziekte moet ook bij alle leerlingen van de klas worden opgespoord. c) Indien het om antroprofiele dermatofyten gaat, moeten de personen genoemd in punt A, c), geïnformeerd worden over de kenmerken van de ziekte en de nadere regels voor de toepassing van de maatregelen.d) De hygiënische maatregelen die genomen worden bij rechtstreeks overdraagbare huidziekten moeten versterkt worden (zie deel B).In geval van een epidemie moet in de omgeving van de zieke naar de ziekteverwekker worden gezocht. De omgeving en het linnengoed moeten zorgvuldig gereinigd worden. e) Geen meldingsplicht.16° Pediculose (besmetting met hoofdluizen) a) Geen systematische verwijdering van de leerlingen/studenten die aan pediculose lijden (neten en luizen).Enkel de leerlingen/studenten die ondanks de aanbevelingen van het centrum aan hardnekkige pediculose lijden en de leerlingen/studenten die de behandeling niet gevolgd hebben, worden hoogstens drie dagen uit de school verwijderd. Ze mogen terug naar school op voorwaarde dat ze een medisch attest overleggen waaruit blijkt dat ze geen luizen meer hebben of op voorwaarde dat ze op het centrum langsgekomen zijn. b) Geen bijzondere maatregelen.In geval van een chronische besmetting moeten de contacten worden opgenomen die voor de uitvoering van de behandeling nodig zijn; binnen de collectiviteit moet een geconcerteerd sociaal-pedagogisch actieplan worden uitgevoerd. c) Informeren van de personen belast met de opvoeding van de minderjarige leerling of informeren van de meerderjarige leerlingen/studenten van de afdeling of de klas over de pediculosegevallen.Aanbeveling aan de personen genoemd in punt A, c), om een werkzame behandeling te volgen en bij alle familieleden naar neten en luizen te zoeken, zodat ze behandeld kunnen worden. d) De hygiënische maatregelen die genomen worden bij rechtstreeks overdraagbare huidziekten moeten versterkt worden (zie deel B).e) Geen meldingsplicht. B. Versterking van de algemene hygiënische maatregelen in geval van besmettelijke ziekten 1° Algemene preventieve maatregelen die permanent in acht moeten worden genomen : - Regelmatig onderhoud van de lokalen met zeep en water.Dagelijks onderhoud van de sanitaire inrichtingen en de keukens. - In het sanitair : terbeschikkingstelling van toiletpapier, stromend water, vloeibare zeep en papieren handdoeken om de handen te drogen. - Handen wassen. 2° Specifieke maatregelen bij ziekten die via de lucht worden overgedragen : - De kinderen op een hygiënische manier leren hoesten en niezen. - De kinderen correct leren snuiten. - De lokalen voldoende verluchten. - Regelmatig handen wassen, vooral na contact met neusvocht. - Wegwerpzakdoeken ter beschikking stellen. 3° Specifieke maatregelen bij ziekten die fecaal-oraal worden overgedragen : - Vloeibare zeep gebruiken om de handen te wassen en wegwerpbare doeken gebruiken om de handen te drogen, vooral vóór het hanteren van voedsel en na de stoelgang. - Het ruilen van materiaal (bijv. bekers, bestek enz.) vermijden. - Regelmatig onderhoud van het sanitair. Tot het regelmatig onderhoud van het sanitair behoort ook dat de volgende voorwerpen met water en zeep worden gereinigd : de deurklinken, de kranen, de knoppen van de waterspoeling en de vloer. - Onderhoud van de keukens. - Levensmiddelenhygiëne in de keukens. 4° Specifieke maatregelen bij ziekten die via bloed worden overgedragen - Wanneer de slijmhuid of beschadigde huid bebloed is of wanneer het om een bijtwonde gaat, onmiddellijk een arts van het bevoegde centrum daarvan inlichten. De met bloed besmette wonde niet laten bloeden, maar de volgende maatregelen treffen : 1° de wonde uitspoelen onder stromend water;2° ontsmetten;3° het ontsmettingsmiddel twee minuten laten inwerken;4° de wonde afdekken met een steriel verband. De bloedsporen op de neus- of mondslijmhuid grondig wegspoelen.
Bloedspatten in de ogen met helder water of fysiologisch serum wegspoelen. - In het algemeen vermijden dat huid en slijmvliezen in contact komen met bloed. - Handwonden van de verzorger altijd met een waterbestendige pleister afdekken. - Bij de verzorging of bij contact met bloed altijd handschoenen aantrekken. - Handen (voor en na elke verzorging), materiaal en besmette zones (ook linnen- en beddengoed) wassen en ontsmetten. - Vuile verbanden in zakken doen. De zakken veilig opbergen. De zakken samen met het gewone afval laten afhalen. - De naalden in daartoe bestemde collectors doen. De collectors door de arts of door de verpleegkundigen als afval laten afhalen. 5° Specifieke maatregelen bij ziekten die via rechtstreeks contact worden overgedragen : - Geen kledingstukken, in het bijzonder geen mutsen en sjaals, ruilen. - Voldoende afstand tussen de kledinghaken voorzien. - De kinderen niet met dezelfde borstel of dezelfde kam kammen. - Geen handdoeken ruilen. - Huidhygiëne. - Handhygiëne. - Kortgeknipte vinger- en teennagels.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van 19 juli 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 oktober 1964 waarbij wordt geregeld hoe dikwijls en op welke wijze de geneeskundige onderzoeken worden verricht en onder welke voorwaarden het medisch schooltoezicht wordt uitgeoefend.
Eupen, 19 juli 2013.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. MOLLERS