gepubliceerd op 24 oktober 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, betreffende de uitvoering van het centraal akkoord voor de jaren 2001 en 2002
19 JULI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, betreffende de uitvoering van het centraal akkoord voor de jaren 2001 en 2002 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, betreffende de uitvoering van het centraal akkoord voor de jaren 2001 en 2002 met uitzondering van de bepalingen in strijd met artikel 4, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 juli 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2001 Uitvoering van het centraal akkoord voor de jaren 2001 en 2002 (Overeenkomst geregistreerd op 23 augustus 2001 onder het nummer 58614/CO/142.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen vallen. HOOFDSTUK II. - Lonen
Art. 2.De baremieke en effectieve lonen worden in de enkele ploeg verhoogd met 4 BEF op 1 juli 2001, met 4 BEF op 1 januari 2002 en met 4 BEF op 1 juli 2002.
Voor de andere arbeidsstelsels worden voornoemde forfaitaire bedragen vermeerderd met de daartoe voorziene coëfficiënten.
Art. 3.De arbeiders(sters), jonger dan 21 jaar, die geen zes maanden beroepservaring hebben in de sector zijn gerechtigd op 80 pct. van de nationale baremieke functielonen voor de 18-jarigen, op 87,5 pct. voor de 19-jarigen en op 95 pct. voor de 20-jarigen.
De aldus vastgestelde baremieke loonschalen zijn op bedoelde arbeiders(sters) van toepassing tijdens de eerste zes maanden van hun tewerkstelling en worden vanaf de eerste van de maand volgend op hun verjaardag aangepast aan het percentage voor die hogere leeftijdscategorie.
Op het ogenblik dat de arbeiders(sters) jonger dan 21 jaar zes maanden beroepservaring hebben in de sector van de terugwinning van de lompen, en vanaf de dag waarop zij 21 jaar worden, zijn zij gerechtigd op 100 pct. van de nationale baremieke functielonen.
De collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 1971 (geregistreerd onder nr. 524/CO/42) inzake "het statuut voor de minderjarige werklieden en werksters uit de sector van de textielrecuperatie lompen" wordt opgeheven vanaf 1 januari 2001. HOOFDSTUK III. -Tewerkstellingsmaatregelen Principe
Art. 4.In het kader van de wet betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid, worden de volgende tewerkstellingsbevorderende maatregelen genomen : - verlenging van de tewerkstellingsverbintenissen; - verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst loopbaanonderbreking gedurende het jaar 2001; - verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst deeltijdse arbeid gedurende het jaar 2001; - halftijds brugpensioen; - toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 van de Nationale Arbeidsraad vanaf 1 januari 2002.
Tewerkstellingsverbintenissen
Art. 5.Een werkgever die van plan is om over te gaan tot afdanking(en) om economische of technische redenen moet de voorziene meldings- en overlegprocedures respecteren zoals voorzien bij de wet en bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972.
Uitsluitend in de ondernemingen waar er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie aanwezig is moet de werkgever die wenst over te gaan tot afdanking(en) om economische of technische redenen voorafgaandelijk volgende gegevens verstrekken aan de regionale vakbonden : - de reden; - het aantal betrokken werklieden; - de lijst van de afdelingen en arbeidsposten die zullen getroffen worden; - de datum van de voorziene afdanking(en).
Deze gegevens dienen minstens één maand voor de datum van de voorziene afdanking(en) verstrekt te worden.
Vooraleer een definitieve beslissing te nemen moet de werkgever overleg plegen met de regionale vakbonden. Hierbij zullen alle maatregelen onderzocht worden om afdankingen te voorkomen.
In geval van betwisting aangaande de naleving van de in dit artikel vermelde bepalingen wordt de voorzitter van het paritair subcomité, op vraag van de vakbond, met een onderzoek belast. Indien hij vaststelt dat de werkgever tot de afdanking is overgegaan in strijd met deze bepalingen dan heeft de ontslagen werknemer recht op een éénmalige forfaitaire schadevergoeding van 40 000 BEF. Loopbaanonderbreking
Art. 6.De bepalingen van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1999 betreffende de loopbaanonderbreking worden verlengd tot 31 december 2001.
De nadere regels vastgelegd in de afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1999 inzake loopbaanonderbreking worden verlengd tot 31 december 2001 en maken integrerend deel uit van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.
Deeltijdse arbeid
Art. 7.De bepalingen van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1999 betreffende het recht op deeltijdse arbeid worden verlengd tot 31 december 2001.
De nadere regels vastgelegd in de afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1999 inzake deeltijdse arbeid worden verlengd tot 31 december 2001 en maken integrerend deel uit van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.
Halftijds brugpensioen
Art. 8.Er wordt een stelsel van halftijds brugpensioen ingesteld overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, in geval van halvering van de arbeidsprestaties. De minimumleeftijd om op halftijds brugpensioen gesteld te worden is vastgelegd op 55 jaar.
Aan de werklieden die in de loop van de jaren 2001 en 2002 tot het halftijds brugpensioen toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven". Het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven" draagt eveneens de kost van de eventuele kapitatieve bijdrage en staat in voor de administratieve verwerking. De nadere regels worden vastgelegd in een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die integrerend deel uitmaakt van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst. Tevens worden de statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven" aangepast met hetgeen voorafgaat.
Toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001
Art. 9.Overeenkomstig de mogelijkheden geboden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 van de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, worden volgende afwijkingen overeengekomen : in uitvoering van artikel 3, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 wordt de duur van uitoefening van het recht op tijdskrediet van 1 jaar op 3 jaar gebracht over de gehele loopbaan; voor de werklieden die gedurende het jaar 2001 in loopbaanonderbreking zijn, op grond van de herstelwet van 22 januari 1985, kan de totale duur van de loopbaanonderbreking, samen met het tijdskrediet, voormelde termijn van 3 jaar overschrijden, zonder in totaal meer dan 5 jaar te bedragen over de gehele loopbaan. HOOFDSTUK IV. - Conventioneel brugpensioen Algemeen stelsel
Art. 10.Het stelsel van de aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen zoals voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 1991, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 31 maart 1992, verlengd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 1993, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 20 januari 1994, verlengd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1995, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 december 1995, verlengd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, (geregistreerd onder nummer 44926/CO/142.02 - Belgisch Staatsblad van 30 oktober 1997), verlengd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1999 (geregis-treerd onder nummer 56297/CO/142.02 - Belgisch Staatsblad van 13 maart 2001) wordt verlengd tot 31 december 2002.
Conventioneel brugpensioen voor werklieden met nachtprestaties
Art. 11.Er wordt een stelsel van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werklieden, indien zij worden ontslagen, ingesteld vanaf 1 januari 2001 ten voordele van de werklieden van 56 jaar met nachtprestaties.
Deze werklieden moeten voldoen aan alle wettelijke en reglementaire voorwaarden die de toegang tot dit bijzonder conventioneel brugpensioen mogelijk maken.
Art. 12.Aan voormelde werklieden die in de loop van de jaren 2001 en 2002 tot het brugpensioenstelsel toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven".
Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen, opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989, door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, door voornoemde wet betreffende het Belgisch actieplan voor werkgelegenheid en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven".
Art. 13.De verbintenissen aangaande dit brugpensioenstelsel maken het voorwerp uit van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die integrerend deel uitmaakt van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.
Tevens worden de statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven" in deze zin aangepast. HOOFDSTUK V. - Opleiding en vorming
Art. 14.In uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 wordt voor de jaren 2001 en 2002 de inspanning van 0,10 pct. voor de vorming en opleiding van risicogroepen verlengd.
De bijdrage van 0,10 pct. wordt berekend op grond van het volledig loon van de arbeid(st)ers, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 2 juli 1981) houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet. De bijdragen zijn om het kwartaal verschuldigd en worden gestort aan het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven".
Art. 15.De collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, algemeen verbindend gemaakt bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998 (Belgisch Staatsblad van 13 oktober 1998), verlengd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1999 betreffende de maatregelen ten voordele van de risicogroepen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven" wordt verlengd tot 31 december 2002.
Art. 16.Bovenop de in artikel 14 genoemde bijdrage doet de sector in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 een bijkomende inspanning op het vlak van vorming en opleiding.
Deze bijkomende inspanning wordt gerealiseerd door een sectorale bijdrage van 0,15 pct. op de lonen gedurende de jaren 2001 en 2002.
De statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven" zullen in die zin aangepast worden.
Art. 17.De opbrengst van de in artikel 16 geïnde bijdrage wordt aangewend voor de uitvoering van door de werknemersvertegenwoordigers goedgekeurde bedrijfsopleidingsplannen en dit volgens modaliteiten bepaald in de raad van beheer van het "Sociaal Fonds van de lompenbedrijven". HOOFDSTUK VI. - Sociale vergoedingen
Art. 18.Het bedrag van de opleg bij tijdelijke werkloosheid, waarvan sprake in artikel 7 van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven", wordt met ingang van 1 januari 2001 van 125 BEF op 150 BEF gebracht.
Het maximum aantal dagen per kalenderjaar, waarvan sprake in artikel 6 van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven", wordt met ingang van 1 januari 2001 van 60 dagen op 75 dagen gebracht.
De statuten van het "Sociaal Fonds voor lompenbedrijven" zullen in die zin aangepast worden.
Art. 19.De sociale uitkering, waarvan sprake in artikel 9 van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven", wordt voor het jaar 2001 verhoogd tot 4 500 BEF en vanaf het jaar 2002 op 4 700 BEF gebracht. De statuten van het "Sociaal Fonds voor lompenbedrijven" zullen in die zin aangepast worden. HOOFDSTUK VII. - Sociale begeleiding
Art. 20.De werklieden die wegens economische redenen ontslagen worden uit een bedrijf ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen en die minimum 20 jaar anciënniteit hebben in de sector waarvan 10 jaar in het bedrijf dat hen ontslaat, hebben recht op een aanvullende werkloosheidsvergoeding van 2 000 BEF per maand gedurende maximum 6 maand.
Art. 21.De werklieden die na de leeftijd van 54 jaar ontslagen worden uit een bedrijf ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de lompenbedrijven om welke reden ook, behoudens zwaarwichtige reden, en die minimum 40 jaar beroepsloopbaan kunnen voorleggen overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, § 5, van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, hebben recht op een aanvullende werkloosheidsvergoeding van 3 000 BEF per maand en dit tot hun pensioengerechtigde leeftijd. Deze vergoeding kan niet gecumuleerd worden met het stelsel van het conventioneel brugpensioen noch met het wettelijk pensioenstelsel.
Art. 22.Deze aanvullende werkloosheidsvergoedingen worden betaald door het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven".
De modaliteiten zullen vastgesteld worden binnen de raad van beheer van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven".
De statuten van het "Sociaal Fonds voor lompenbedrijven" zullen in die zin aangepast worden. HOOFDSTUK VIII. - Getrouwheid aan de onderneming
Art. 23.De bepalingen van artikel 20 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1999 betreffende het toekennen van een bezoldigde afwezigheidsdag blijven onverminderd van toepassing.
Onder dezelfde voorwaarden wordt vanaf 1 januari 2001 aan een arbeider(ster) die minstens 25 jaar ononderbroken anciënniteit heeft in de onderneming een bijkomende dag (tweede dag) bezoldigde afwezigheid toegekend in de loop van elk kalenderjaar.
De statuten van het "Sociaal Fonds voor lompenbedrijven" zullen in die zin aangepast worden. HOOFDSTUK IX. - Mobiliteit
Art. 24.In artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 1991 (koninklijk besluit van 31 maart 1992 - Belgisch Staatsblad van 15 mei 1992) betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werklieden in de sector voor de terugwinning van lompen, wordt met ingang van 1 april 2001 het percentage 59 pct. vervangen door 65 pct. en dit overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 maart 2001 (Belgisch Staatsblad van 6 april 2001) houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.
Art. 25.In artikel 6 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst wordt, vanaf 1 april 2001, het percentage van 50 pct. vervangen door 60 pct.
Art. 26.Tussen artikel 6 en artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 1991 wordt een artikel 6bis toegevoegd dat als volgt luidt : "Onverminderd de bepalingen van artikel 6 heeft elke arbeider/arbeidster die met ingang van 1 juli 2001, met de fiets van en naar het werk komt recht op een vergoeding van 15 BEF per effectief gepresteerde dag. » . HOOFDSTUK X. - Opzegtermijn
Art. 27.Binnen de sector van de textielrecuperatie van lompen, worden vanaf 1 januari 2002 de opzegtermijnen in hoofde van de werkgever, als volgt vastgesteld : 1) 28 kalenderdagen wat de werklieden betreft die minder dan 5 jaar anciënniteit in de onderneming tellen;2) 42 kalenderdagen wat de werklieden betreft die tussen 5 en minder dan 20 jaar anciënniteit in de onderneming tellen;3) 112 kalenderdagen wat de werklieden betreft die 20 jaar of meer jaar anciënniteit in de onderneming tellen. Deze termijnen zijn niet van toepassing in geval van afdanking met het oog op het brugpensioen.
De opzegtermijn die de arbeider(ster) moet respecteren is de helft van de opzegtermijn die de werkgever moet respecteren, in de mate dat in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 de wetgeving in die zin wordt aangepast. HOOFDSTUK XI. - Kwaliteit van de arbeid
Art. 28.Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst zal een paritaire werkgroep nagaan hoe het stressbeleid in de sector van de textielrecuperatie van lompen kan worden geoptimaliseerd.
Art. 29.De werkgevers en d werknemers verbinden zich ertoe elke vorm van racisme binnen hun bedrijf tegen te gaan. Elke discriminatie op grond van seksuele geaardheid, ras, huidskleur, afkomst of overtuiging is verboden bij het aanbieden van banen, de aanwerving, de uitvoering van een arbeidsovereenkomst of het ontslag van een werknemer. Bij eventuele klachten kan de meest gerede partij de zaak aanhangig maken bij het paritair subcomité.
Art. 30.Partijen bevelen de werkgevers aan om de bijkomende tewerkstelling van uitzendkrachten als instroomkanaal voor een vaste aanwerving aan te wenden.
De werkgevers verbinden er zich toe jaarlijks aan de ondernemingsraad, of bij ontstentenis aan de syndicale delegatie of bij ontstentenis aan de regionale vakbondssecretarissen een verslag voor te leggen inzake de interim arbeid binnen het bedrijf. HOOFDSTUK XII. - Eindejaarspremie
Art. 31.In artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 december 1985, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 maart 1986 en gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 december 1990, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 4 juni 1991 (Belgisch Staatsblad van 18 oktober 1991) en gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 1991, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 januari 1992 (Belgisch Staatsblad van 28 februari 1992) en gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1999, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 2001 (Belgisch Staatsblad van 4 september 2001) worden de woorden : "Voor de berekening van het bedrag van de eindejaarspremie worden de dagen van arbeidsonderbreking ten gevolge van een arbeidsongeval en de dagen van arbeidsonderbreking ten gevolge van tijdelijke werkloosheid, gelijkgesteld met werkelijke" vervangen door : "Voor de berekening van het bedrag van de eindejaarspremie worden de dagen van arbeidsonderbreking ten gevolge van een arbeidsongeval, de dagen van arbeidsonderbreking, ten gevolge van tijdelijke werkloosheid en de dagen van moederschapsrust, gelijkgesteld met werkelijke prestaties. » . HOOFDSTUK XIII. - Classificatie
Art. 32.Partijen engageren zich om binnen de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst de sectorale classificatie op punt te stellen, op basis van de voorstellen uitgewerkt in de paritaire technische werkgroep functieclassificatie, sector terugwinning van lompen. HOOFDSTUK XIV. - Betaling carenzdag bij ziekte of ongeval
Art. 33.Per kalenderjaar heeft elke arbeider/arbeidster, tewerkgesteld in een bedrijf ressorterend onder de sector van de terugwinning van lompen, recht op de betaling van het normale loon voor de eerste carenzdag bij ziekte of ongeval.
Onder "normale loon" kan wordt verstaan : het loon berekend op basis van de wetgeving inzake betaalde feestdagen. HOOFDSTUK XV. - Klein verlet
Art. 34.Bij het sluiten van een samenlevingscontract zoals geregeld door artikel 1475 en volgende van het Burgerlijk Wetboek heeft de arbeider(ster) het recht op het werk afwezig te zijn met behoud van loon onder dezelfde voorwaarden als voorzien in het artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 voor het huwelijk van de arbeider(ster).
Voor de toepassing van artikel 2, 2° van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 wordt het sluiten van voormeld samenlevingscontract gelijkgesteld met een huwelijk. HOOFDSTUK XVI. - Uitbouw 2de pensioenpijler - sector pensioenfonds
Art. 35.Partijen engageren zich om vanaf 1 januari 2003 een sector pensioenfonds op te richten. Dit fonds wordt gefinancierd door werkgeversbijdragen en paritair beheerd. Alle modaliteiten hieromtrent zullen worden vastgelegd in een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst.
In het raam van de toekomstige wetgeving betreffende de sectorale pensioenfondsen en de uitvoeringsbesluiten wordt een paritaire werkgroep opgericht die de uitbouw van een sectoraal pensioen in de sector van de textielrecuperatie van lompen zal onderzoeken. HOOFDSTUK XVII. - Sociale vrede
Art. 36.Zowel de gewestelijke als de nationale vakbondsafgevaardigden gaan, voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de verbintenis aan zich te onthouden van elke aansporing tot staking en tot het stellen van nieuwe eisen, in de materies opgenomen in bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst. Voor bijzondere of abnormale gevallen of voor alle nieuwe problemen die niet in deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn opgenomen, verbinden de gewestelijke afgevaardigden zich ertoe, zich te wenden tot hun nationale vakbondscentrale. Deze zal ze rechtstreeks bespreken met de werkgeversafgevaardigden. HOOFDSTUK XVIII. - Slotbepaling
Art. 37.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 31 december 2002, met uitzondering van de artikelen 3 en 33 die voor een onbepaalde duur worden afgesloten en door de partijen opzegbaar zijn met een vooropzeg van zes maanden.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juli 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN