Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 juli 2006
gepubliceerd op 29 september 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, betreffende de sociale vorming en de voorlichting van de werklieden en werksters die in de ondernemingen van de leerlooierij zijn tewerkgesteld

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006202207
pub.
29/09/2006
prom.
19/07/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 JULI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, betreffende de sociale vorming en de voorlichting van de werklieden en werksters die in de ondernemingen van de leerlooierij zijn tewerkgesteld (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, betreffende de sociale vorming en de voorlichting van de werklieden en werksters die in de ondernemingen van de leerlooierij zijn tewerkgesteld.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 juli 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 2005 Sociale vorming en voorlichting van de werklieden en werksters die in de ondernemingen van de leerlooierij zijn tewerkgesteld (Overeenkomst geregistreerd op 26 juli 2005 onder het nummer 75699/CO/128.01)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de sector leerlooierij die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalt de wijze en de financiering van de vorming en de voorlichting van de werklieden en werksters.

Art. 2.Teneinde op ondernemingsvlak de dialoog tussen werkgevers en werknemers te stimuleren, zullen de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen zich inspannen om de sociale vorming en de voorlichting van de werklieden en werksters van de ondernemingen bedoeld in artikel 1 te bevorderen.

Art. 3.Het geheel van de ondernemingen van de sector leerlooierij neemt deel in de financiële lasten van deze sociale vorming en voorlichting, volgens de modaliteiten hierna vastgesteld, uitgezonderd voor de leerlooierij Masure. Voor de leerlooierij Masure is alleen artikel 12 van toepassing.

Art. 4.Ten laste van de ondernemingen wordt een jaarlijkse bijdrage geheven, waarvan het bedrag per onderneming is vastgesteld op 80,57 EUR vermenigvuldigd met het aantal effectieve mandaten waarop de leden van het werkliedenpersoneel aanspraak hebben kunnen maken bij de meest recente sociale verkiezingen voor de ondernemingsraden en voor de comités voor bescherming en preventie op het werk, alsmede deze die voortvloeien uit de toepassing van de overeenkomst betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging voor het lederbedrijf, of deze mandaten worden uitgeoefend of niet.

Art. 5.De aldus berekende bijdrage is opvorderbaar op het einde van het eerste kalenderkwartaal van het jaar. Zij is betaalbaar aan de V.Z.W. "Unitan".

Art. 6.De V.Z.W. "Unitan" maakt de als bijdrage ontvangen fondsen integraal over tijdens de maand volgend op de datum van invorderbaarheid aan de werknemersorganisaties bedoeld in artikel 2 volgens de daaraan verbonden gezamenlijke instructies die deze laatsten op de gepaste tijd aan de V.Z.W. "Unitan" zullen hebben gegeven. Ter gelegenheid van deze overdracht geeft de V.Z.W. "Unitan" aan bedoelde werknemersorganisaties kennis van de ondernemingen die hun verplichtingen niet nakwamen, alsmede van de stand van de procedure die zij voor de incassering van deze achterstallige bijdrage heeft ingezet.

Art. 7.De V.Z.W. "Unitan" is bevoegd om bij de betrokken ondernemingen zowel als bij de R.S.Z. alle gewenste attesten op de vragen ter rechtvaardiging bij de werknemersorganisaties bedoeld in artikel 2 van de juistheid van de berekening van de bijdragen.

Art. 8.Met inachtneming van de organisatorische noodwendigheden van de diensten, hebben de werklieden en werksters, aangeduid door de werknemersorganisaties bedoeld in artikel 2, voor het volgen van de vormingscursussen en het bekomen van de inlichtingen die het voorwerp uitmaken van deze collectieve arbeidsovereenkomst, recht op afwezigheidsdagen ten einde hen in de gelegenheid te stellen er aan deel te nemen.

Art. 9.De werkgevers worden door de werknemersorganisaties bedoeld in artikel 2 minstens drie weken op voorhand ingelicht over deze aanduidingen en eveneens over de inhoud van de voorziene vormingscursussen.

Enkel de werklieden die een anciënniteit van minstens één jaar in de ondernemingen bedoeld in artikel 1 kunnen rechtvaardigen, kunnen genieten van deze afwezigheidsdagen, die per kalenderjaar voor ieder geval individueel niet meer dan tien werkdagen, al dan niet opeenvolgend, mogen overschrijden (twaalf dagen in het stelsel van de zesdagenweek).

Art. 10.De werkgever staat niet in voor de loonderving van de werklieden en werksters voor de tijd dat zij aan vormingscursussen deelnemen.

De werkgever is echter gehouden deze afwezigheidsdagen te beschouwen als gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen en ze als dusdanig aan te geven bij de R.S.Z.

Art. 11.In elke onderneming en voor ieder kalenderjaar mag het totaal aantal afwezigheidsdagen voor syndicale vorming volgende cijfers niet overschrijden, hetzij : -5 dagen in de ondernemingen met minder dan 25 tewerkgestelden; - 10 dagen in de ondernemingen met 25 tot 49 tewerkgestelden; - 20 dagen in de ondernemingen met 50 tot 99 tewerkgestelden; - 30 dagen in de ondernemingen met 100 tot 149 tewerkgestelden; - 35 dagen in de ondernemingen met 150 tot 199 tewerkgestelden; - 40 dagen in de ondernemingen met meer dan 200 tewerkgestelden.

Het aantal tewerkgestelden is datgene vermeld in het statistisch kader van de aangifte bij de R.S.Z. van het vierde kwartaal van het voorgaande dienstjaar.

Art. 12.Voor de leerlooierij Masure telt men 1 afwezigheidsdag per kalenderjaar per effectief mandaat in de ondernemingsraad, het comité voor bescherming en preventie op het werk, alsmede deze die voortvloeien uit de toepassing van de overeenkomst betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging. Deze afwezigheidsdag wordt gebruikt voor de syndicale opdrachten buiten de onderneming, gemotiveerd door de syndicale organisaties. Deze afwezigheidsdagen zijn betaald door de werkgever en zijn gelijkgesteld aan arbeidsdagen.

Art. 13.De werknemersorganisaties bedoeld in artikel 2 geven aan het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen jaarlijks bij het begin van het dienstjaar kennis van de verwezenlijking van het vorig dienstjaar, alsmede een verslag over de aanwending van de fondsen die hen te dien einde werden overgemaakt bij de toepassing van artikel 6.

Art. 14.Eventuele geschillen omtrent de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden voorgelegd aan het verzoeningsbureau van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen.

Art. 15.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005 en is gesloten voor onbepaalde tijd. Zij kan door een van de partijen worden opgezegd, mits inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juli 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^