Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 juli 2006
gepubliceerd op 11 augustus 2006

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 november 2003 houdende de uitvoering van de hoofdstukken III, V en VI van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2006014173
pub.
11/08/2006
prom.
19/07/2006
ELI
eli/besluit/2006/07/19/2006014173/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 JULI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 november 2003 houdende de uitvoering van de hoofdstukken III, V en VI van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 199, § 1, 6° ingevoegd bij koninklijk besluit van 14 juni 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, inzonderheid op artikel 7 gewijzigd bij artikel 5 van het koninklijk besluit van 11 juni 2004, artikel 21, artikel 36, § 4, artikel 38 gewijzigd bij artikel 19 van het koninklijk besluit van 11 juni 2004, artikel 43, artikel 44 gewijzigd bij artikel 23 van het koninklijk besluit van 11 juni 2004 en artikel 47;

Gelet op het feit dat de Gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies 39.479/4 van de Raad van State, gegeven op 21 december 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 7, 1°, van het koninklijk besluit houdende de uitvoering van de hoofdstukken III, V en VI van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur worden de woorden « in de artikelen 24 tot 29 » vervangen door de woorden « in de artikelen 24 tot 28 ».

Art. 2.In artikel 7, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden « en een voor eensluidend verklaard afschrift van de inschrijving in het Handelsregister wanneer deze inschrijving is vereist » vervangen door de woorden « en het ondernemingsnummer of vestigingseenheidsnummer toegekend door de Kruispuntbank van Ondernemingen ».

Art. 3.In artikel 7, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden « teneinde zijn burgerlijke aansprakelijkheid voldoende te dekken » vervangen door de woorden « teneinde zijn burgerlijke aansprakelijkheid tegenover derden en de beheerder van de spoorweginfrastructuur voldoende te dekken, overeenkomstig artikel 27 van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur ».

Art. 4.In artikel 8, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « en aan de Spoordienst belast met de toewijzing en tarifering » geschrapt.

Art. 5.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 9.§ 1. Het dossier met betrekking tot het nieuw onderzoek van de vergunning van spoorwegonderneming, bedoeld in artikel 30 van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003, bevat de documenten en stukken bedoeld in artikel 7. Ze worden per aangetekende brief gestuurd of via afgifte met ontvangstmelding bezorgd aan de Minister, uiterlijk negentig dagen vóór de vervaldag van de vergunning. § 2. Het dossier met betrekking tot het nieuw onderzoek van de vergunning van spoorwegonderneming, bedoeld in artikel 34 van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003 in geval van uitbreiding of verandering van de activiteiten, bevat de documenten en stukken bedoeld in artikel 7. Ze worden per aangetekende brief gestuurd of via afgifte met ontvangstmelding bezorgd aan de Minister, uiterlijk negentig dagen vóór de effectieve uitbreiding of verandering van de activiteiten. »

Art. 6.In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de woorden « in de artikelen 24 tot 29 » vervangen door de woorden « in de artikelen 24 tot 28 ».

Art. 7.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°. in § 1 worden de woorden « , Kantersteen 12, te 1000 Brussel » geschrapt; 2°. de §§ 3 en 4 worden vervangen door de volgende bepalingen : « § 3. Het bedrag van de te betalen heffing voor het jaar van afgifte van de vergunning wordt berekend naar rata van het aantal volle maanden tussen de datum van toekenning van de vergunning en 1 januari van het volgende jaar. » § 4. De heffing wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de waarde van de dienstenindex van de maand oktober van het voorgaande jaar. »

Art. 8.De artikelen 16 tot 24 van hetzelfde besluit worden vervangen door de volgende bepalingen : « Afdeling 1. - Over de afgifte van de certificatieattesten inzake het personeel en het materieel «

Art. 16.§ 1. Voorafgaand aan de aanvraag van het veiligheidsattest verzoekt de spoorwegonderneming om certificatieattesten inzake het personeel en het materieel. De spoorwegonderneming moet de beheerder van de spoorweginfrastructuur aantonen dat ze voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 39 van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003 en dat met name haar personeel en materieel geschikt zijn om de spoorweginfrastructuur te gebruiken, overeenkomstig het bestek voor het personeel en het bestek voor het materieel die in de technische normen en regels met betrekking tot de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en het gebruik ervan zijn opgenomen. § 2. De beheerder van de spoorweginfrastructuur verklaart de spoorwegonderneming geschikt voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur door haar een certificatieattest inzake het personeel en het materieel af te geven. «

Art. 17.Om de attesten bedoeld in artikel 16 te verkrijgen, stuurt de spoorwegonderneming per aangetekende brief, of bezorgt ze via afgifte met ontvangstmelding, een ondertekende aanvraag aan de beheerder van de spoorweginfrastructuur.

De aanvraag is vergezeld van een technisch dossier waarin wordt aangetoond : 1°. dat de spoorwegonderneming daadwerkelijk geschikt is om te voldoen aan de veiligheidseisen en aan de maatregelen die ze uitvoert om te waarborgen dat haar personeel op elk moment de vaardigheden en competenties vereist in het bestek voor het personeel bezit; 2° dat het materieel voldoet aan de eisen bedoeld in het bestek voor het materieel dat in de technische normen en regels met betrekking tot de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en het gebruik ervan is opgenomen. De spoorwegonderneming stuurt een kopie van haar aanvraag aan de Minister. «

Art. 18.§ 1. Wanneer het technisch dossier bedoeld in artikel 17 overeenstemt met de bepalingen van het bestek voor het personeel en van het bestek voor het materieel die in de technische normen en regels met betrekking tot de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en het gebruik ervan zijn opgenomen, levert de beheerder van de spoorweginfrastructuur de certificatieattesten inzake het personeel en het materieel binnen zestig dagen na de aanvraag af. § 2. Ingeval de beheerder van de spoorweginfrastructuur vaststelt dat het dossier bedoeld in artikel 17 niet overeenstemt met de bepalingen van het bestek voor het personeel of van het bestek voor het materieel die in de technische normen en regels met betrekking tot de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en het gebruik ervan zijn opgenomen, brengt hij de spoorwegonderneming daarvan onmiddellijk op de hoogte en motiveert hij zijn beslissing, meer bepaald door te verduidelijken welke gegevens en documenten ontbreken.

Hij brengt tevens de Minister op de hoogte.

De beheerder van de spoorweginfrastructuur beschikt over een termijn van zestig dagen vanaf de ontvangst van alle vereiste gegevens en documenten om de certificatieattesten inzake het personeel en het materieel af te geven of, bij negatief gevolg, om aan de spoorwegonderneming de redenen te betekenen waarom ze niet worden afgegeven. «

Art. 19.Het Bestuur kan op elk moment nagaan of de voorwaarden bedoeld in artikel 16, § 1 en de procedure bedoeld in artikel 18 worden nageleefd. «

Art. 20.§ 1. De beheerder van de spoorweginfrastructuur brengt de Minister op de hoogte van zijn beslissing betreffende de afgifte van de certificatieattesten inzake het personeel en het materieel aan de spoorwegonderneming.

Deze beslissing is het technisch advies bedoeld in artikel 38 van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003. § 2. Bij een negatieve beslissing deelt de beheerder van de spoorweginfrastructuur de beweegredenen van die beslissing aan de Minister mee. «

Art. 21.De beheerder van de spoorweginfrastructuur respecteert de vertrouwelijkheid van de gegevens die de spoorwegondernemingen hem meedelen. Afdeling 2. - Over de afgifte van het veiligheidsattest

«

Art. 22.De spoorwegonderneming, die in het bezit is van de overeenkomstig de bepalingen bedoeld in artikel 18 afgegeven certificatieattesten inzake het personeel en het materieel, stuurt per aangetekende brief, of bezorgt via afgifte met ontvangstmelding, een ondertekende aanvraag aan de Minister voor het verkrijgen van het veiligheidsattest. «

Art. 23.§ 1. De aanvraag om het veiligheidsattest vermeldt de spoorwegdienst of spoorwegdiensten, de vervoerscategorie en de reiswegen waarvoor het attest wordt gevraagd. § 2. De attestaanvraag omvat daarenboven : - een afschrift van de spoorvergunning.

Indien de aanvrager houder is van een spoorvergunning afgegeven door een andere lidstaat van de Europese Unie, voegt hij bij zijn aanvraag een afschrift van deze vergunning dat door een bevoegde overheid van het land van oorsprong of door een Europese bevoegde overheid eensluidend werd verklaard. Indien de vergunning niet in overeenstemming is met de Aanbeveling van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 april 2004, wordt de spoorwegonderneming verzocht alle aanvullende informatie, met name wat de dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid betreft, bij te voegen teneinde deze Aanbeveling in acht te nemen. - het certificatieattest inzake het personeel en het certificatieattest inzake het materieel, afgegeven door de beheerder van de spoorweginfrastructuur. «

Art. 24.§ 1. Binnen dertig dagen na ontvangst van de documenten bedoeld in artikel 23 betekent de Minister aan de spoorwegonderneming de beslissing over de afgifte van het veiligheidsattest en het bedrag van de verschuldigde heffing. Bij negatief gevolg betekent hij haar de redenen waarom het veiligheidsattest haar niet wordt afgegeven. Hij brengt de beheerder van de spoorweginfrastructuur hiervan op de hoogte. § 2. Nadat de spoorwegonderneming de heffing bedoeld in artikel 30 heeft betaald, wordt het attest verstuurd per aangetekende brief met ontvangstbevestiging. »

Art. 9.De artikelen 25 en 27 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 10.In artikel 28 van hetzelfde besluit wordt het woord « kan » vervangen door het woord « kunnen ».

Art. 11.In artikel 29, § 1, van hetzelfde besluit wordt het woord « besluit » vervangen door het woord « hoofdstuk ».

Art. 12.In artikel 30 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°. de woorden « , Kantersteen 12, te 1000 Brussel » worden geschrapt; 2°. de §§ 3 en 4 worden vervangen door de volgende bepalingen : « § 3. Het bedrag van de te betalen heffing voor het jaar van afgifte van het attest wordt berekend naar rata van het aantal volle maanden tussen de datum van toekenning van het attest en 1 januari van het volgende jaar. § 4. De heffing wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de waarde van de dienstenindex van de maand oktober van het voorgaande jaar. »

Art. 13.In artikel 31 van hetzelfde besluit wordt § 1 geschrapt.

Art. 14.In hetzelfde besluit wordt een artikel 31bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 31bis.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op regelmatig of uitzonderlijk georganiseerde diensten met historisch materieel, waarvoor de Minister op voorstel van de beheerder van de spoorweginfrastructuur bijzondere regels kan vaststellen.

Onder historisch materieel wordt in dit besluit verstaan : elk oud materieel dat niet over alle noodzakelijke technische uitrustingen beschikt en waarbij bijzondere maatregelen zijn vereist om de spoorweginfrastructuur in alle veiligheid te gebruiken. »

Art. 15.Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 32.§ 1. Ingevolge artikel 44 van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003 wordt de erkenning van de geschiktheid van het personeel van de spoorwegonderneming belast met het besturen en begeleiden van de treinen bekrachtigd door de afgifte van een geschiktheidsbrevet. § 2. Het geschiktheidsbrevet bedoeld in § 1 wordt opgemaakt, afgeleverd, verlengd, geschorst of ingetrokken door de beheerder van de spoorweginfrastructuur, op de wijze bepaald in de technische normen en regels met betrekking tot de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en het gebruik ervan en in artikel 44 van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003. § 3. Elke aanvraag om een geschiktheidsbrevet van treinbestuurder of treinbegeleider wordt door de spoorwegonderneming aan de beheerder van de spoorweginfrastructuur gericht. § 4. De aanvraag om het geschiktheidsbrevet van treinbegeleider is vergezeld van alle documenten die de fysieke, psychische en technische geschiktheid van de kandidaten staven zoals beschreven in de technische normen en regels met betrekking tot de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en het gebruik ervan en in het bijzonder in het bestek voor het personeel. § 5. De aanvraag om het geschiktheidsbrevet van treinbestuurder is vergezeld van alle documenten die de fysieke en psychische geschiktheid van de kandidaten staven. De technische geschiktheid wordt getest aan de hand van een theoretisch en een praktisch examen, ingericht door de beheerder van de spoorweginfrastructuur op de wijze bepaald in de technische normen en regels met betrekking tot de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en het gebruik ervan. § 6. De beheerder van de spoorweginfrastructuur onderzoekt de aanvragen binnen dertig dagen en organiseert de examens bedoeld in § 5 op de wijze bepaald in de technische normen en regels met betrekking tot de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en het gebruik ervan. § 7. Het Bestuur staat ervoor garant dat de examens op niet discriminerende wijze verlopen. § 8. De kosten die de beheerder van de spoorweginfrastructuur maakt met het oog op de aflevering van het geschiktheidsbrevet bedoeld in § 1 zijn ten laste van de aanvrager.

Ze worden berekend op basis van facturen of bewijsstukken, opgemaakt in de vereiste vorm, waarop de prestaties in detail worden gerechtvaardigd op basis van een uurtarief, het aantal bezoeken, de kilometerstand en een forfaitair bedrag voor administratieve kosten. »

Art. 16.In artikel 33 van hetzelfde besluit worden de woorden « met uitzondering van het hoofdstuk III » geschrapt.

Art. 17.Bijlage II van hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Art. 18.Onze Minister van Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 19.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 19 juli 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 juli 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

^