Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 december 2012
gepubliceerd op 23 januari 2013

Koninklijk besluit tot regeling van de zeegewenning aan boord van zeeschepen en tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de inning en invordering van de solidariteitsbijdrage voor de zeegewenning door de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2013022007
pub.
23/01/2013
prom.
19/12/2012
ELI
eli/besluit/2012/12/19/2013022007/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot regeling van de zeegewenning aan boord van zeeschepen en tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de inning en invordering van de solidariteitsbijdrage voor de zeegewenning door de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Onderhavig koninklijk besluit werd opgemaakt tot uitvoering van artikel 3, paragraaf 3sexies, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij.

Dit artikel 3, paragraaf 3sexies werd ingevoegd in voormelde besluitwet van 7 februari 1945 door artikel 2 van de wet van 29 maart 2012 houdende diverse bepalingen die gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad van 30 maart 2012, Ed. 3.

De wettelijke regeling in artikel 3, paragraaf 3sexies van voormelde besluitwet is er gekomen op vraag van de sociale partners die een sterke gemeenschappelijke wil hebben geuit om de zeegewenning voor de toekomst voort te zetten en om deze tevens wettelijk te regelen.

Onderhavig koninklijk besluit heeft tot doel 2 materies te regelen, nl. 1) De zeegewenning aan boord van zeeschepen. Deze materie behoort tot de bevoegdheid van de Minister van Werk; en 2) De vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de inning en invordering van de solidariteitsbijdrage voor de zeegewennning door de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden. Deze materie behoort tot de bevoegdheid van de Minister van Sociale Zaken.

Artikel 1 regelt de voorwaarden voor het aanwerven aan boord van zeeschepen van bepaalde categorieën van studenten aan maritieme instituten, in het kader van de zeegewenning.

De artikelen 2 en 3 bepalen de voorwaarden om aangeworven te kunnen worden in het kader van de zeegewenning.

De artikelen 4 en 6 bevatten bepalingen i.v.m. de uitkering voor zeegewenning van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden (HVKZ), de welvaartstoeslag ten laste van het Bedrijfsfonds voor de koopvaardij en de compensatie van de reder in geval van prestaties buiten de normale uren.

De artikelen 5, 7 en 10 bepalen de administratieve verplichtingen waaraan de reder, de kadet en de HVKZ moeten voldoen in het kader van de zeegewenning.

Artikel 5 bevat bovendien bepalingen i.v.m. de vestiging van een ambshalve aangifte voor de solidariteitsbijdrage op de totale vergoeding voor een zeegewenningsreis door de HVKZ en de termijn waarover de reder beschikt om de verschuldigde solidariteitsbijdrage te betalen.

Artikel 8 bepaalt de kosten die de reder moet dragen.

Artikel 9 bevat bepalingen met betrekking tot de opdrachten van de kadetten in het kader van de zeegewenning. De kadetten moeten overigens boventallig worden ingescheept.

Artikel 11 bepaalt dat de inwerkingtreding van onderhavig koninklijk besluit wordt vastgesteld op 1 juni 2012.

De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, heeft op 27 september 2012, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, advies uitgebracht over onderhavig koninklijk besluit.

Het koninklijk besluit werd aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State ter zake. - In het eerste lid van de aanhef werd de verwijzing naar artikel 2octies van voormelde besluitwet geschrapt; - In de tweede aanhefverwijzing werd de datum van 19 april 2012 van het advies van de Inspectie van Financiën vervangen door de datum van 23 april 2012; en - In artikel 3 werd de verplichting om het bewijs van een officiële woonplaats in België van minimum 8 maanden te leveren geschrapt.

De datum van inwerkingtreding van het besluit werd echter behouden ondanks de opmerking van de Raad van State.

Voor wat betreft de opmerking van de Raad van State betreffende de retroactiviteit kan het volgende opgemerkt worden : De sociale partners zijn altijd zelf vragende partij geweest voor een wettelijke regeling rond de zeegewenning. Ze zijn nauw betrokken geweest bij de uitwerking van een wettelijke regeling. Ze zijn tevens akkoord gegaan met de regeling in onderhavig koninklijk besluit.

In afwachting dat de wettelijke regeling in voege zou treden werd er in overleg met de betrokken partijen, zowel op administratief vlak als op het vlak van de betaling van de vergoeding van de zeegewenning een praktische regeling uitgewerkt.

Gelet op bovenstaande kan er geconcludeerd worden dat onderhavige regelgeving in de praktijk reeds werd toegepast d.m.v. een praktische regeling die door de betrokken partijen werd uitgewerkt in afwachting van het in voege treden van de wettelijke regeling. Bijgevolg wordt er met onderhavige regelgeving de facto geen aanleiding gegeven tot nieuwe verplichtingen of een aantasting van bestaande rechten.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

ADVIES 51.992/1 VAN 27 SEPTEMBER 2012 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE Op 30 augustus 2012 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Sociale Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit 'tot regeling van de zeegewenning aan boord van zeeschepen en tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de inning en invordering van de solidariteitsbijdrage voor de zeegewenning door de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden'. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit regelt de voorwaarden voor het aanwerven aan boord van zeeschepen van bepaalde categorieën van studenten aan maritieme instituten (zie artikel 1 van het ontwerp), in het kader van de zeegewenning.Die studenten moeten met name ingeschreven zijn op de Poollijst (artikel 2) en daartoe voldoen aan een reeks voorwaarden (artikel 3).

De deelnemer aan een zeegewenningsreis (hierna ook « kadet » genoemd) ontvangt een vergoeding, bestaande uit een uitkering voor zeegewenning van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden (HVKZ), een welvaartstoeslag ten laste van het Bedrijfsfonds voor de koopvaardij en eventueel een compensatie van de reder in geval van prestaties buiten de normale uren (artikel 4, §§ 1 tot 3). Het ontwerp bepaalt hoe die vergoeding wordt vastgesteld en betaald (artikelen 4, §§ 4 tot 6 en 7). Op de totale vergoeding dient de reder een solidariteitsbijdrage te betalen (artikel 5, eerste tot derde lid).

Hij dient ook bepaalde kosten te dragen (artikel 8).

Het ontwerp bevat voorts bepalingen in verband met inlichtingen en documenten die moeten worden verstrekt of medegedeeld (artikel 5, vierde tot zesde lid, en 10) en met betrekking tot de opdrachten van de kadetten, die overigens boventallig moeten worden ingescheept (artikel 9).

RECHTSGROND 3. Artikel 1bis van de besluitwet van 7 september 1945 'betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij' bepaalt dat de HVKZ belast wordt met het opmaken van de lijst van inschrijving van hen die kunnen worden aangeworven als lid van het varend personeel op Belgische zeeschepen of om werk aan boord van die schepen te verrichten gedurende de aanwezigheid in een Belgische haven (« shoregangers » genoemd).Deze lijst van inschrijving wordt de Poollijst genoemd.

Artikel 2quinquies van dezelfde besluitwet bepaalt welke personen in aanmerking komen om op de Poollijst te worden ingeschreven. Het gaat om de personen die in de hoedanigheid van zeelieden of shoregangers onder de toepassing vallen van de besluitwet, alsook om de personen die wensen dienst te nemen als zeevarende of shoreganger. De Koning is gemachtigd om te bepalen onder welke voorwaarden deze personen voor inschrijving in aanmerking komen, alsook om de voorwaarden voor toelating van de inschrijving vast te stellen.

Artikel 3, § 3sexies, van dezelfde besluitwet bepaalt dat voor een zeegewenningsreis de totale vergoeding bestaat uit een uitkering vanwege de HVKZ, uit een welvaartstoeslag vanwege het Bedrijfsfonds voor de Koopvaardij, en uit een compensatie lastens de reder. De wet legt eveneens een solidariteitsbijdrage van 5,42 procent op ten laste van de reder. In het laatste lid van artikel 3, § 3sexies, wordt de Koning gemachtigd om de nadere regels van de zeegewenning en van de inning en invordering van de solidariteitsbijdrage te bepalen.

De artikelen 2quinquies en 3, § 3sexies, van de besluit van 7 februari 1945 vormen aldus de rechtsgrond voor het ontwerp. 4. Artikel 2octies van de besluitwet, dat ook in de aanhef wordt vermeld, heeft betrekking op de wachtgelden, en is niet nodig als rechtsgrond voor het ontwerp.De verwijzing ernaar dient te worden geschrapt in het eerste lid van de aanhef.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 5. Het tweede advies van de Inspectie van Financiën dateert van 23 april 2012.In de tweede aanhefverwijzing dient de datum « 19 april 2012 » te worden vervangen door de datum « 23 april 2012 ».

Artikel 3 6. Uit artikel 3, 2°, van het ontwerp volgt dat als voorwaarde voor inschrijving op de Poollijst geldt dat de student een bewijs bij de aanvraag voegt dat hij gedurende minimum 8 maanden een officiële woonplaats heeft in België. Aan de gemachtigde is gevraagd hoe die voorwaarde wordt verantwoord.

Zij antwoordde wat volgt : « Het is de bedoeling om de zeegewenning (uitkering door de HVKZ) te beperken tot studenten die in België wonen. Dit naar analogie met wachtgelden. De termijn van 8 maanden is een buffer om te vermijden dat studenten enkel en alleen om een uitkering te kunnen krijgen plots hun domicilie verplaatsen. De termijn van 8 maanden biedt ook de kans aan buitenlandse studenten die gedurende hun studies gedomicilieerd zijn in België en die in oktober het academiejaar aanvangen, om vanaf juni een zeegewenningsreis aan te vatten. Op dat moment zijn deze immers reeds 8 maanden gedomicilieerd in België. » 7. Artikel 3 van het ontwerp bepaalt de voorwaarden voor inschrijving van studenten op de Poollijst.De inschrijving op de Poollijst is een voorwaarde om aangeworven te kunnen worden door een reder in het kader van de zeegewenning (artikel 2 van het ontwerp) en aldus in aanmerking te komen voor een vergoeding (artikel 4 van het ontwerp). De deelnemers aan de zeegewenningsreizen zijn weliswaar studenten, maar zeegewenningsreizen zijn te onderscheiden van de eigenlijke opleiding (artikel 1, laatste lid, van het ontwerp). De voorwaarden in artikel 3 moeten bijgevolg beschouwd worden als voorwaarden voor het uitoefenen van een bepaalde beroepsactiviteit, die vergoed wordt - weliswaar via een solidariteitsmechanisme - door de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden.

Voor zover de zeegewenning gepaard gaat met een economische activiteit, zal aldus rekening gehouden moeten worden met het beginsel van vrij verkeer der werknemers, zoals gewaardborgd door artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (1).

Artikel 45, lid 2, van het VWEU verbiedt iedere directe en indirecte discriminatie tussen onderdanen van een lidstaat en die van een andere lidstaat (2).Volgens het Hof van Justitie kan een verkapte discriminatie op grond van nationaliteit voorkomen wanneer een lidstaat in zijn wetgeving het criterium van de woonplaats van de werknemer hanteert en dit criterium tot een niet te rechtvaardigen benadeling leidt (3).

De verwijzing van de gemachtigde naar het wachtgeld voor de zeelieden is niet ter zake. In de eerste plaats gaat het in dat geval om een sociale uitkering voor economisch niet-actieve personen, voor welke aangelegenheid het Hof van Justitie aanvaardt dat een verblijfsvereiste van een bepaalde duur gerechtvaardigd kan zijn (4).

In de tweede plaats zijn EU-onderdanen in dat geval vrijgesteld van de verblijfsvoorwaarde (5).

De Raad van State ziet op het eerste gezicht geen legitieme doelstelling om in dit geval een verblijfsvoorwaarde te verantwoorden.

Voor zover de regeling betrekking heeft op kadetten die een economische activiteit verrichten, zal artikel 3, 2°, in overeenstemming moeten worden gebracht met artikel 45, lid 2, van het VWEU. Artikel 11 8. Volgens het ontworpen artikel 11 zal aan het koninklijk besluit uitwerking worden gegeven met ingang van 1 juni 2012.Onder meer omwille van het gegeven dat met het ontwerp nieuwe verplichtingen worden ingevoerd, is de terugwerkende kracht niet aanvaardbaar.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter;

Jo BAERT en Wilfried VAN VAERENBERGH, staatsraden;

Marc RIGAUX, assesor;

Wim GEURTS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Wouter PAS, eerste auditeur.

De griffier, Wim GEURTS. De voorzitter, Marnix VAN DAMME. _______ Nota's (1) Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie moet het communautaire begrip 'werknemer' ruim worden uitgelegd. Bij de omschrijving van dit begrip moet worden uitgegaan van objectieve criteria die, wat de rechten en plichten van de betrokkene betreft, kenmerkend zijn voor de arbeidsverhouding. Het hoofdkenmerk van de arbeidsverhouding is dat iemand gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag prestaties levert en als tegenprestatie een vergoeding ontvangt (HvJ 3 juli 1986, C-66/85, Lawrie Blum v. Land Baden-Württemberg, punten 16-17). (2) Zie bv.HvJ 12 februari 1974, C 152/73, Sotgiu v. Deutsche Bundespost, punten 10-13. (3) Zie bv.HvJ 7 mei 1998, C 350/96, Clean Car Autoservice v.

Landeshauptmann von Wien, punten 26-43. (4) K.LENAERTS, « Burgerschap van de Unie en sociale solidariteit : kanttekening bij de Europese rechtspraak », RW 2011-12, 1013-1014. (5) Artikel 32 van het koninklijk besluit van 9 april 1965 'betreffende de Pool van de zeelieden ter koopvaardij', waarin wordt bepaald wie aanspraak op wachtgeld kan maken, verwijst naar de in de Pool ingeschreven zeelieden en shoregangers en dus ook naar artikel 7, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit van 9 april 1965, dat EU-onderdanen vrijstelt van de verblijfsvereiste. 19 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot regeling van de zeegewenning aan boord van zeeschepen en tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de inning en invordering van de solidariteitsbijdrage voor de zeegewenning door de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, artikel 2quinquies, ingevoegd bij de wet van 17 juni 2009, artikel 3, paragraaf 3sexies, ingevoegd bij de wet van 29 maart 2012 en artikel 12;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 april 2012 en op 23 april 2012;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden, gegeven op 4 april 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 13 juni 2012;

Gelet op advies 51.992/1 van de Raad van State, gegeven op 27 september 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het kader van de zeegewenning kunnen volgende categorieën van studenten aangeworven worden aan boord van zeeschepen : 1. Kandidaten in opleiding aan maritieme instituten van de Europese Unie voor zover deze instituten en opleidingen door de nationale overheid zijn erkend en aanleiding geven tot diploma's, brevetten of getuigschriften waarvan de gelijkwaardigheid in België door de bevoegde instantie wordt gewaarborgd;2. De afgestudeerden van het hoger secundair onderwijs die het bewijs leveren van inschrijving aan een maritiem instituut zoals hierboven vermeld. Deze studenten worden in dienst genomen volgens de vraag en de mogelijkheden aangeboden door de rederijen. Zij worden aangeworven in de hoedanigheid van kadet aan boord van schepen geëxploiteerd door een reder die ressorteert onder het Paritair Comité nr. 316 en die voorkomen op een lijst van schepen die door de sociale partners van dit paritair comité ten behoeve van de zeegewenning werd goedgekeurd.

Zij kunnen aanmonsteren van 15 juni tot 15 september. Indien hun afmonstering valt na 31 oktober zal hun uitkering worden beperkt tot en met 31 oktober van datzelfde jaar.

Maritieme gewenningsreizen als verplicht of facultatief onderdeel of module van een opleiding komen niet in aanmerking voor zeegewenning.

Art. 2.Om aangeworven te kunnen worden in het kader van de zeegewenning moeten de in artikel 1 bedoelde studenten ingeschreven zijn op de Poollijst. Zij bezorgen daartoe een formulier voor inschrijving op de Poollijst ingevuld en ondertekend aan de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden, hierna HVKZ genoemd, afdeling Pool, vóór aanvang van de reis.

Dit formulier voor inschrijving op de Poollijst wordt op aanvraag kosteloos aan de kandidaten verstrekt door de HVKZ, afdeling Pool.

Art. 3.Om te kunnen worden ingeschreven op de Poollijst moeten de in artikel 1 bedoelde studenten aan de volgende voorwaarden voldoen : 1. een recent getuigschrift van goed gedrag en zeden 'model 1' bij de aanvraag voegen;2. het bewijs leveren van inschrijving aan een maritiem instituut zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid;3. een attest voorleggen waaruit blijkt dat de kandidaat voldoet aan de medische eisen om te varen als kadet, zoals bepaald in artikel 102 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement;4. indien de volle leeftijd van 18 jaar, op datum van de aanvraag voor inschrijving nog niet werd bereikt, wordt een machtiging vereist van de ouders of voogd;5. een verklaring op erewoord ondertekenen dat men geen andere uitkeringen of vervangingsinkomen geniet bij een andere instelling in het kader van een vormingsproject voor beroepsopleiding hetzij om een andere reden;6. een schriftelijke verklaring tot keuze van een uitbetalingsinstelling voor de eventuele uitbetaling van de totale vergoeding voor een zeegewenningsreis;7. een ingevulde overeenkomst tussen een reder en de kadet.

Art. 4.§ 1. De deelnemer aan een zeegewenningsreis, ontvangt van de HVKZ, afdeling Pool een uitkering voor zeegewenning a rato van zes vergoedbare dagen per week. Er wordt geen uitkering verleend voor zondagen en voor wettelijke feestdagen.

De inschrijvings- en uitkeringsvoorwaarden worden beoordeeld op datum van ontvangst van een volledige aanvraag tot inschrijving.

Onder vergoedbare dag wordt verstaan een dag aan boord van het schip en/of een reisdag in het stelsel van de zesdagenweek. Reisdagen dienen gestaafd te worden met reisdocumenten.

Het bedrag van de uitkering is datgene van toepassing tijdens de overeenkomstige periode, vastgesteld in de categorie B1 van het koninklijk besluit van 9 april 1965 betreffende de Pool van de zeelieden ter koopvaardij. § 2. Bovenop de uitkering in categorie B1 wordt er ten laste van het Bedrijfsfonds voor de koopvaardij een welvaartstoeslag betaald. Het bedrag van de welvaartstoeslag wordt jaarlijks uiterlijk op 15 juni door het Bedrijfsfonds voor de koopvaardij aan de HVKZ, afdeling Pool meegedeeld. Iedere wijziging van dit bedrag tijdens de periode van de zeegewenning wordt onmiddellijk meegedeeld. § 3. Voor eventuele prestaties buiten de normale uren kan de reder een compensatie voorzien in de vorm van een geldelijke vergoeding bovenop de uitkering van de HVKZ, afdeling Pool en de tussenkomst van het Bedrijfsfonds voor de koopvaardij. § 4. De totale vergoeding voor een zeegewenningsreis met toepassing van § 2, inclusief de reisdagen mag niet hoger liggen dan gemiddeld 67,92 euro per vergoedbare dag op datum van 1 juni 2012. Indien dit maximumbedrag wordt overschreden zal de uitkering van de HVKZ, afdeling Pool met het bedrag van de overschrijding worden verminderd. § 5. De bedragen vermeld in § 1, lid 4 en § 4 worden geïndexeerd volgens de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. § 6. De uitkering van de HVKZ, afdeling Pool en de welvaartstoeslag van het Bedrijfsfonds voor de koopvaardij worden uitbetaald via de uitbetalingsinstellingen bevoegd voor de uitkering van de wachtgelden.

Art. 5.Op het einde van de zeegewenningsreis bezorgt de reder de kadet de volgende documenten : - een attest met het bedrag van de compensatie vermeld in artikel 4, § 3, de aan- en afmonsteringsdata en eventuele reisdata; - een certificate of service.

De reder verbindt er zich toe om binnen de twee weken na de afmonstering van de kadet, een afschrift van het attest vermeld in lid 1, spontaan ter beschikking te stellen van de administratie van de HVKZ, afdeling Pool.

Na afmonstering verbindt de kadet zich ertoe om het certificate of service en de eventuele reisdocumenten onmiddellijk over te maken aan de HVKZ, afdeling Pool.

De HVKZ, afdeling Pool gaat hierna over tot berekening van de totale vergoeding voor een zeegewenningsreis.

Nadat de HVKZ, afdeling Pool het bedrag van de totale vergoeding voor een zeegewenningsreis heeft vastgesteld, gaat de HVKZ over tot het vestigen van een ambtshalve aangifte voor de solidariteitsbijdrage.

Na ontvangst van deze aangifte, beschikt de reder over één maand om de verschuldigde solidariteitsbijdrage vermeld in artikel 3, § 3sexies van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij te betalen.

Bij gebreke aan betaling gelden de sancties die de wet oplegt voor de sociale zekerheidsbijdragen zoals bepaald in artikel 12 van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij.

Art. 6.Onafhankelijk van de totale duur van de zeegewenningsreis, inclusief eventuele reisdagen, en onder voorbehoud van uitzonderlijke omstandigheden, wordt de totale vergoeding voor een zeegewenningsreis beperkt tot 50 vergoedbare dagen.

Het beheerscomité van de HVKZ beoordeelt de ernst van de uitzonderlijke omstandigheden en beslist over toekenning van supplementair vergoedbare dagen zonder de periode van de zeegewenningsreis zoals bepaald in artikel 1, lid 2 te overschrijden.

Art. 7.§ 1. Om de totale vergoeding voor een zeegewenningsreis te kunnen behouden, dienen de studenten : - het academiejaar volgend op de zeegewenningsreis ingeschreven te zijn aan een maritiem instituut zoals bepaald in artikel 1, lid 1; - een bewijs van deze inschrijving over te maken aan de HVKZ, afdeling Pool. § 2. De studenten die niet aan beide bovenvermelde voorwaarden voldoen op 30 november van het jaar waarin de zeegewenningsreis heeft plaatsgevonden, dienen de totale vergoeding voor een zeegewenningsreis terug te betalen. § 3. Via een gemotiveerd schrijven aan de HVKZ, afdeling Pool, kan de student om een uitstel verzoeken. Binnen de 10 werkdagen na ontvangst van dit verzoek zal de HVKZ, afdeling Pool een schriftelijke beslissing overmaken aan de student.

Art. 8.De reder betaalt de kosten van voeding en logies, alsook de eventuele reis- en/of repatriëringskosten.

De reder is verplicht een verzekeringspolis af te sluiten voor alle risico's van toepassing op de deelnemers van de zeegewenningsreis voor de duur van de zeegewenningsreis inclusief reisdagen.

Tijdens de duur van de zeegewenningsreis, inclusief reisdagen, zal de reder instaan voor alle medische kosten van de kadet.

Art. 9.De kadet wordt boventallig ingescheept.

De kadet mag overuren presteren maar kan daartoe niet verplicht worden.

De reder mag de kadet geen onderhoudswerken laten uitvoeren die het aantal werkuren van de scheepsgezellen zou aantasten.

De kadet volgt de reisweg van en naar het schip, zoals die door de reder of zijn vertegenwoordiger wordt aangeduid.

Art. 10.De kadet en de reder zullen op verzoek van de administratie van de HVKZ, afdeling Pool alle inlichtingen verschaffen en documenten voorleggen die in het kader van de afhandeling van hun dossier als relevant worden beschouwd.

Art. 11.Dit koninklijk besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2012.

Art. 12.De minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 december 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

^