gepubliceerd op 16 september 1997
Koninklijk besluit tot regeling van de subsidiëringsmodaliteiten van de selectieproeven en de beroepsopleidingen georganiseerd door de erkende trainings- en opleidingscentra voor de gemeentepolitie
19 AUGUSTUS 1997. - Koninklijk besluit tot regeling van de subsidiëringsmodaliteiten van de selectieproeven en de beroepsopleidingen georganiseerd door de erkende trainings- en opleidingscentra voor de gemeentepolitie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op de artikelen 55 tot 58;
Gelet op de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr. 474 van 28 oktober 1986 en nr. 502 van 31 december 1986 en bij de wetten van 7 november 1987, 22 december 1989, 20 juli 1991, 30 maart 1994 en 21 december 1994;
Gelet op de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij de wet van 21 december 1994, inzonderheid op de artikelen 69 tot en met 72;
Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid op artikel 227;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 april 1968 houdende organisatie en coördinatie van de controle op het toekennen en gebruik van subsidies;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 november 1983 betreffende de trainings- en opleidingscentra voor gemeentelijke politieagenten en veldwachters, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 maart 1987, 23 juni 1994 en 10 april 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 december 1988 betreffende de organisatie van de selectie-examens voor aspirant-politieagent of aspirant-veldwachter, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 september 1991, 20 maart 1995 en 10 april 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende de opleiding en de bevordering tot de graad van inspecteur van politie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 juni 1991, 7 juni 1993, 19 oktober 1994, 3 maart 1995 en 10 april 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de Procureur des Konings, uitgereikt aan sommige leden van de gemeentepolitie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 januari 1991, 7 juni 1993, 19 oktober 1994 en 10 april 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 december 1990 houdende de algemene bepalingen betreffende de aanwerving en de benoeming van de hulpagent van politie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 januari 1991, 7 juni 1993, 23 juni 1994 en 10 april 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleiding van de gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graden van officier van politie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 februari 1993, 20 maart 1995 en 10 april 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 betreffende de subsidiëring van de voortgezette opleiding van de leden van de gemeentepolitie;
Gelet op het advies van de inspectie van Financiën d.d. 22 augustus 1996 en 24 maart 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting d.d. 5 november 1996 en 27 mei 1997;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat het noodzakelijk is om zo spoedig mogelijk een einde te maken aan de verscheidenheid die momenteel bestaat in de subsidiëringsmodaliteiten van de onderscheiden opleidingen verstrekt door de politiescholen;
Dat dergelijke verscheidenheid belangrijke vertragingen en extra werk met zich brengt voor de politiescholen en de administratie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken bij het voorbereiden van de subsidiedossiers en dat hier dus moet aan verholpen worden;
Dat het samenbrengen van de subsidiëringsmodaliteiten in één enkele reglementaire tekst eveneens aangewezen is;
Dat het voor het academiejaar 1996-1997 belangrijk is dat de politiescholen tijdig op de hoogte worden gebracht van de nieuwe subsidiëringsmodaliteiten om hun subsidie-aanvragen naar behoren te kunnen indienen;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 20 juni 1997, met toepasslng van artikel 84, eerste lid, 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Voorwerp van de subsidies
Artikel 1.Binnen de perken van de beschikbare kredieten op het specifiek begrotingsartikel opgenomen in de begroting van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten, overeenkomstig artikel 1, § 2quater van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, worden subsidies toegekend : 1° aan de trainings- en opleidingscentra erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 7 november 1983 betreffende de trainings- en opleidingscentra voor gemeentelijke politieagenten en veldwachters voor : - de selectie van kandidaten aspirant-politieagent en veldwachter overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 december 1988 betreffende de organisatie van de selectie-examens voor aspirant-politieagent of aspirant-veldwachter, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 september 1991, 20 maart 1995 en 10 april 1995; - de selectie van kandidaten aspirant-officier van politie overeenkomstig het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleiding van de gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graden van officier van politie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 februari 1993, 20 maart 1995 en 10 april 1995; - de beroepsopleiding van de kandidaat-hulpagenten van politie overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 december 1990 houdende de algemene bepalingen betreffende de aanwerving en de benoeming van de hulpagent van polltie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 januari 1991, 7 juni 1993, 23 juni 1994 en 10 april 1995; - de versnelde opleiding tot politieagent overeenkomstig het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleidlng van de gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graden van officier van politie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 februari 1993, 20 maart 1995 en 10 april 1995; - de beroepsopleiding van de kandidaat-veldwachters en politieagenten overeenkomstig het koninklijk besluit van 7 november 1983 betreffende de trainings- en opleidingscentra voor gemeentelijke politieagenten en veldwachters, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 maart 1987, 23 juni 1994 en 10 april 1995; - de opleiding tot inspecteur van politie overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende de opleiding en de bevordering tot de graad van inspecteur van politie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 juni 1991, 7 juni 1993, 19 oktober 1994, 3 maart 1995 en 10 april 1995; - de opleiding tot officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de Procureur des Konings, uitgereikt aan sommige leden van de gemeentepolitie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 januari 1991, 7 juni 1993, 19 oktober 1994 en 10 april 1995; - de opleiding tot officier van de gemeentepolitie overeenkomstig het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleiding van de gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graden van officier van politie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 februari 1993, 20 maart 1995 en 10 april 1995; - de voortgezette opleiding van de leden van de gemeentepolitie overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 april 1995 betreffende de subsidiëring van de voorgezette opleiding van de leden van de gemeentepolitie; 2° aan iedere andere instelling waaraan de Minister van Binnenlandse Zaken overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 betreffende de subsidiëring van de voortgezette opleiding van de leden van de gemeentepolitie de hoedanigheid van vormingscentrum heeft toegekend voor de cycli van cursussen van voortgezette opleiding die hij bepaalt. HOOFDSTUK II. - Subsidiëringsvoorwaarden Afdeling I. - Bekwaamheids- en selectieproeven
Art. 2.Om van de subsidie vermeld in artikel 5 te kunnen genieten moet de inrichtende macht van de erkende trainings- en opleidingscentra uiterlijk tegen 15 oktober van elk jaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken een verslag toezenden betreffende het aantal kandidaten die sedert 1 oktober van het vorig jaar hebben deelgenomen aan de bekwaamheids- en selectieproeven voor aspirant-politieagenten en veldwachters en aan deze voor aspirant-officieren van politie. Afdeling II. - Beroepsopleidingen
Art. 3.Om aanspraak te kunnen maken op de subsidie venmeld in artikel 8 moet de inrichtende macht van de erkende trainings- en opleidingscentra : 1° minimum 1 maand voorafgaand aan de organisatie van elke lessencyclus de volgende stukken ter goedkeuring aan de Minister van Binnenlandse Zaken voorleggen : a) het gedetailleerd lessenprogramma;b) de samenstelling van het lerarenkorps, met inbegrip van het curriculum vitae van elke leraar en assistent van de leraar en de motivering waarom zij aangesteld werden;c) het lessenrooster;d) de regels inzake de samenstelling van de examencommissie;e) de vereiste minimumcijfers voor het slagen in de opleiding. Bij gebreke aan enige reactie vanwege de Minister van Binnenlandse Zaken voor de aanvang van de lessencyclus, wordt de cursus als aanvaard beschouwd. 2° aan het einde van elke lessencyclus en tegen uiterlijk 15 oktober van het referentiejaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken een verslag laten geworden dat de volgende inlichtingen bevat : a) het aantal leerlingen die regelmatig voor de lessencyclus waren ingeschreven, regelmatig de lessen hebben bijgewoond en aan de afsluitende examens hebben deelgenomen;b) de identiteit van de ingeschreven leerlingen, evenals het politiekorps waartoe ze behoren;c) voor wat betreft de voortgezette opleiding een staat van de inkomsten en uitgaven die zijn gedaan voor elk van de georganiseerde lessencycli.3° zich aan de inspectie onderwerpen waarvan de modaliteiten zijn vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken.
Art. 4.Het niet naleven van de voorwaarden vermeld in artikel 3, brengt het verlies van de subsidies met zich mee. HOOFDSTUK III. - Subsidieberekening Afdeling I. - Bekwaamheids- en selectieproeven
Art. 5.Het bedrag van de subsidies voor het organiseren van de bekwaamheids- en selectieproeven voor aspirant-politieagent, aspirantveldwachter of aspirant-officier van de politie wordt berekend op grond van het aantal kandidaten die aan de bekwaamheids- en selectieproeven hebben deelgenomen.
De subsidie per kandidaat wordt vastgesteld op : 1) 450 frank voor de lichamelijke selectieproef;2) 750 frank voor de schriftelijke selectieproef;3) 1 250 frank voor het psycho-technisch onderzoek;4) 750 frank voor de mondelinge selectieproef.
Art. 6.Het bedrag van deze subsidie kan niet meer dan tweemaal voor eenzelfde kandidaat worden toegekend.
Art. 7.De subsidies betreffende het organiseren van de bekwaamheids- en selectieproeven worden betaald op de kredieten van het begrotingsjaar waarin de proeven zijn afgesloten. Zij worden evenwel betaald op de kredieten van het volgend begrotingsjaar wanneer de proeven na 30 september zijn afgesloten. Afdeling II. - Beroepsopleidingen
Art. 8.Het bedrag van de subsidie voor de organisatie van de beroepsopleidingen wordt berekend op grond van het aantal ingeschreven leerlingen die regelmatig de lessen hebben gevolgd en aan de examens hebben deelgenomen. a) Voor wat betreft de opleiding tot hulpagent van politie wordt enkel subsidie verleend voor zover ten minste vijftien leerlingen regelmatig zijn ingeschreven en de lessen hebben bijgewoond;de subsidie bedraagt in dit geval 25 000 frank per leerling; b) Voor wat betreft de versnelde opleiding tot politieagent wordt de subsidie per leerling vastgesteld op 55 000 frank voor zover de duur van de opleidingscyclus ten minste 200 uren bedraagt;c) Voor wat betreft de opleiding tot politieagent en veldwachter wordt de subsidie per leerling vastgesteld op 95 000 frank, de duur van de stage in een politiekorps niet inbegrepen;d) Voor wat betreft de opleiding tot inspecteur van politie en de opleiding tot officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, wordt de subsidie enkel verleend voor zover tenminste vijftien leerlingen regelmatig zijn ingeschreven en de lessen hebben bijgewoond;de subsidie bedraagt in dit geval 60 000 frank per leerling; e) Voor wat betreft de opleiding tot officier van de gemeentepolitie wordt de subsidie per leerling vastgesteld als volgt : 1° 110 000 frank indien het aantal gegeven lesuren hoger is dan 1 000;2° 75 000 frank indien het aantal gegeven lesuren gelegen is tussen 701 en 1 000;3° 65 000 frank indien het aantal gegeven lesuren gelegen is tussen 500 en 700;4° 55 000 frank indien het aantal gegeven lesuren lager is dan 500. Bovendien wordt, voor zover ten minste 20 leerlingen regelmatig ingeschreven zijn voor deze opleiding en aan de examens hebben deelgenomen, per erkend trainings- en opleidingscentrum, jaarlijks een subsidie van 1 miljoen frank verleend als bijdrage in de werkingskosten. f) Voor wat betreft de voortgezette opleiding van de leden van de gemeentepolitie wordt de subsidie per leerling vastgesteld als volgt : 1° 20 000 frank indien het aantal gegeven lesuren gelijk is of hoger ligt dan 80;2° 12 000 frank indien het aantal gegeven lesuren gelegen is tussen 40 en 80;3° naar rato van het aantal gegeven lesuren, tot beloop van 300 frank/uur indien het aantal verstrekte lesuren lager is dan 40. Het aantal lesuren dat in aanmerking wordt genomen, wordt vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de uren stage, vrije oefeningen, conferenties, repetities of studie.
Het bedrag van de aldus berekende subsidie wordt verminderd met de geïnde inschrijvingsgelden.
Indien het bedrag van de subsidie de overeenkomstig artikel 3,2°, c, in aanmerking genomen uitgaven overschrijdt, wordt het bedrag van de subsidie verminderd tot het erkende uitgavenniveau.
Art. 9.De bedragen van de subsidies worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, basis 1981 = 100, van de maand waarop dit besluit in werking treedt.
Deze bedragen worden aangepast op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen op iedere verjaardag van de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Het bedrag van de subsidie wordt, in voorkomend geval, tot op een duizendtal naar beneden afgerond.
De subsidie wordt uitbetaald op de kredieten van het begrotingsjaar in de loop waarvan de cyclus afgesloten werd, voor zover deze cyclus afgesloten werd vóór 30 september. HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen
Art. 10.De bedragen van de subsidies berekend overeenkomstig de artikelen 5 en 8 worden in voorkomend geval venminderd naar evenredigheid van het bedrag van de kredieten die beschikbaar zijn voor het referentiejaar op het specifiek begrotingsartikel opgenomen in de begroting van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten, overeenkomstig arti-kel 1, § 2quater, van de wet van 1 augustus 1985 houdende de sociale bepalingen.
Art. 11.De Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde reserveert, na advies van de Inspectie van Financiën, de nodige sommen om de subsidies bedoeld in artikel 1 die kunnen toegekend worden aan de trainings- en opleidingscentra te dekken.
Art. 12.De Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde en de inspectiedienst van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten, kunnen op eenvoudig verzoek, op ieder ogenblik ter plaatse alle stukken raadplegen, die het bewijs leveren dat de voorwaarden die het recht op de subsidies openen, vervuld werden. HOOFDSTUK V. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 13.Worden opgeheven in het koninklijk besluit van 16 december 1988 betreffende de organisatie van de selectie-examens voor aspirant-politieagent of aspirant-veldwachter : 1° artikel 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;2° artikel 4;3° artikel 5, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 september 1991 en 20 maart 1995;4° artikel 6, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 september 1991;5° artikel 7, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;6° de artikelen 7bis en 7ter, ingevoegd door het koninklijk besluit van 10 april 1995.
Art. 14.Worden opgeheven in het koninklijk besluit van 27 december 1990 houdende de algemene bepalingen betreffende de aanwerving en de benoeming van de hulpagent van politie : 1° artikel 6, 2° tot en met 4°;2° artikel 8, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;3° artikel 9;4° de artikelen 9bis en 9ter, ingevoegd door het koninklijk besluit van 10 april 1995.
Art. 15.Worden opgeheven in het koninklijk besluit van 7 november 1983 betreffende de trainings- en opleidingscentra voor gemeentelijke politieagenten en veldwachters : 1° artikel 7, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;2° artikel 8;3° de artikelen 10 en 11, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1987;4° artikel 12;5° artikel 13, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1987;6° de artikelen 13bis en 13ter, ingevoegd door het koninklijk besluit van 10 april 1995.
Art. 16.Worden opgeheven in het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende de opleiding en de bevordering tot de graad van inspecteur van politie : 1° artikel 2, 2°, 4° en 5°;2° artikel 8, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;3° de artikelen 8bis en 8ter ingevoegd door het koninklijk besluit van 10 april 1995.
Art. 17.Worden opgeheven in het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de Procureur des Konings, uitgereikt aan sommige leden van de gemeentepolitie : 1° artikel 2, 2°, 4° en 5°;2° artikel 6, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;3° de artikelen 6bis en 6ter ingevoegd door het koninklijk besluit van 10 april 1995.
Art. 18.Worden opgeheven in het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleiding van de gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graden van officier van politie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie : 1° artikel 25, 3°, 4° en 5°;2° artikel 34, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;3° artikel 35, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 maart 1995 en 10 april 1995;4° de artikelen 36 tot en met 39 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;5° de artikelen 40 en 41;6° de artikelen 41bis en 41ter, ingevoegd door het koninklijk besluit van 10 april 1995.
Art. 19.Worden opgeheven in het koninklijk besluit van 10 april 1995 betreffende de subsidiëring van de voortgezette opleiding van de leden van de gemeentepolitie : de artikelen 4 tot en met 9.
Art. 20.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 19 augustus 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN