gepubliceerd op 12 mei 2006
Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze van en de voorwaarden voor de organisatie van het mondelinge evaluatie-examen bedoeld in artikel 191bis van het Gerechtelijk Wetboek
19 APRIL 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze van en de voorwaarden voor de organisatie van het mondelinge evaluatie-examen bedoeld in artikel 191bis van het Gerechtelijk Wetboek
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 259bis-10, § 1, 3°, ingevoegd bij de wet van 7 april 2005;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 november 2005;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 28 november 2005, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder « benoemingscommissie » de benoemings- en aanwijzingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie.
Art. 2.In het kader van de bevoegdheden die de benoemingscommissie krachtens artikel 191bis, §§ 2 en 3, van het Gerechtelijk Wetboek zijn toegekend, wordt elke benoemingscommissie bijgestaan door een secretaris.
Art. 3.De kandidaten richten hun verzoek om vrijstelling spontaan aan de bevoegde benoemingscommissie, vergezeld van de in artikel 191bis, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde stavingsstukken : - een afschrift van het diploma van doctor, licentiaat of master in de rechten waarop melding is gemaakt van de datum van eedaflegging en inschrijving bij de Orde van advocaten; - een attest van de stafhouder waaruit de vereiste ervaring bij de balie blijkt. De kandidaten die geen twintig jaar ervaring als voornaamste beroepsactiviteit bij de balie kunnen aantonen, voegen daarbij de stavingsstukken waaruit blijkt dat zij gedurende ten minste vijf jaar een functie hebben uitgeoefend waarbij een goede kennis van het recht vereist is; - een stavingsstuk waaruit de duur van de aansluiting bij een sociale verzekeringskas blijkt als zelfstandig advocaat als voornaamste beroepsactiviteit.
De kandidaten voegen bij hun verzoek om vrijstelling tevens de volgende stukken : - een uittreksel uit de geboorteakte; - een curriculum vitae overeenkomstig het ministerieel besluit van 19 december 2003 tot vaststelling van het standaardformulier van het curriculum vitae bedoeld in artikel 287 van het Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK II. - Het mondelinge evaluatie-examen
Art. 4.Het mondeling evaluatie-examen vindt plaats ten laatste binnen de zeventig dagen die volgen op het verzoek om advies aan de vertegenwoordiger van de balie aangewezen door de orde van de advocaten, bedoeld in artikel 191bis, § 2, zesde lid van het Gerechtelijk Wetboek.
De examens worden elke semester georganiseerd.
Art. 5.Na de beraadslaging over het mondelinge evaluatie-examen maakt de bevoegde benoemingscommissie een proces-verbaal van het examen op met vermelding van het behaalde resultaat.
Het proces-verbaal wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
De geslaagde kandidaten ontvangen een evaluatiegetuigschrift dat hen de mogelijkheid biedt zich kandidaat te stellen voor een benoeming bedoeld in de artikelen 187, 190 en 194 van het Gerechtelijk Wetboek, en dat is opgesteld overeenkomstig het bij dit besluit gevoegd model.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 13 mei 2006.
Art. 7.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 19 april 2006 ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 april 2006 tot vaststelling van de wijze van en de voorwaarden voor de organisatie van het mondeling evaluatie-examen bedoel in artikel 191bis van het Gerechtelijk Wetboek.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX