gepubliceerd op 19 mei 2005
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 februari 2001 tot uitvoering van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten
19 APRIL 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 februari 2001 tot uitvoering van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten, inzonderheid op de artikelen 9 en 16;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 februari 2001 tot uitvoering van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten, inzonderheid op de artikelen 34, 40 en 46, tweede lid;
Gelet op de protocollen nrs. 36/2, 57 en 126 van respectievelijk 13 februari 2001, 25 januari 2002 en 26 mei 2004 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 december 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 9 augustus 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 10 juni 2003;
Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op het advies nr. 37.886/2 van de Raad van State, gegeven op 5 januari 2005;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 34 van het koninklijk besluit van 8 februari 2001 tot uitvoering van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten, wordt een derde lid ingevoegd, luidende : « De personeelsleden die zijn tewerkgesteld of een opleiding volgen in een door de minister erkende politieschool ressorteren onder het in het tweede lid bedoelde betrokken basisoverlegcomité. Indien een aangelegenheid die betrekking heeft op een in een dergelijke politieschool in die context georganiseerde opleiding wordt ingeschreven op de dagorde van het betrokken basisoverlegcomité, wordt door de voorzitter van dat comité steeds een afgevaardigde van de school uitgenodigd om het basisoverleg bij te wonen. ».
Art. 2.In artikel 40 van hetzelfde besluit worden de woorden « aan de minister, met het oog op de erkenning » vervangen door de woorden « aan de directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie, met het oog op de erkenning door de minister ».
Art. 3.Artikel 46, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De bezoldiging van de in het eerste lid bedoelde vaste syndicale afgevaardigden, waarvan er twee worden aangerekend op het aantal dagen syndicaal verlof bedoeld in artikel 41, valt ten laste van de begroting van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. ».
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2002, met dien verstande dat van 1 januari 2001 tot 1 juli 2002 acht van de twaalf vaste syndicale afgevaardigden, waarvan er twee worden aangerekend op het aantal dagen syndicaal verlof bedoeld in artikel 41 van het koninklijk besluit van 8 februari 2001 tot uitvoering van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten, ten laste vallen van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Art. 5.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 april 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL