gepubliceerd op 15 december 2022
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
18 SEPTEMBER 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Inleiding Het ontwerp van koninklijk besluit waarvan wij de eer hebben het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, heeft tot doel tegemoet te komen aan de gevolgen van de vernietiging van de artikelen 21 en 22 van het
koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
05/03/2015
pub.
20/03/2015
numac
2015015038
bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
sluiten houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, hierna het organiek reglement, door het arrest nr. 249.402 van 31 december 2020 van de Raad van State.
De vernietigde artikelen 21 en 22 van het organiek reglement voorzagen in de mogelijkheid om, onder bepaalde voorwaarden, respectievelijk categorieën van personen die niet behoren tot de buitenlandse carrière en tot de consulaire carrière met de tijdelijke uitoefening van een functie op post te belasten (ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD, contractuele personeelsleden van de FOD, tewerkgesteld op het hoofdbestuur, en houders van een managementfunctie of van een staffunctie bij de FOD die minstens één mandaat bij de FOD hebben voltooid) en personen die niet behoren tot de buitenlandse carrière en de consulaire carrière te belasten met een bijzondere zending.
Het nagestreefde doel was uiteraard niet om de verschillende statuten en carrières gelijk te schakelen, maar om een bepaalde flexibiliteit te creëren die zou toelaten om te beantwoorden aan concrete noden die zich in de praktijk stellen, zoals met name het niet beschikbaar zijn van ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière voor bepaalde posten.
Bij arrest nr. 249.402 van 31 december 2020 heeft de Raad van State deze twee bepalingen, en bijgevolg het artikel 1, § 1, 11° en 12° van het organiek reglement (definitie van de begrippen `bijzondere noodzaak' en `bijzondere zending'), nietig verklaard, omdat deze laatste een inbreuk vormen op de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Zo stelt de Raad van State, wat betreft de eerste hypothese voorzien in het vernietigde artikel 21, § 2, 1° van het organiek reglement (het niet beschikbaar zijn van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière), dat « dès lors que certains postes sont davantage attractifs que d'autres, la disposition ne sera régulière au regard des articles 10 et 11 de la Constitution que pour autant qu'une procédure objective soit mise en place afin de garantir qu'un poste attractif ne sera pas proposé à une des personnes précitées visées à l'article 21, § 1er, 1° à 3°, immédiatement après qu'auront été confiés des postes moins attractifs à des agents des carrières extérieure ou consulaire". Echter, volgens de Raad van State "cette disposition ne garantit pas que les agents des carrières extérieure et consulaire soient prioritaires dans l'hypothèse d'une indisponibilité de candidats (...). » Vervolgens, wat betreft de tweede hypothese voorzien in het vernietigde artikel 21, § 2, 2° van het organiek reglement (de « bijzondere noodzaak »), werpt de Raad van State op dat deze bepaling « ne permet pas d'appréhender avec un minimum d'objectivité, et partant, dans le respect de l'égal accès aux charges publiques, quelles sont, d'une part, les « circonstances » justifiant le recours à cette disposition, et, d'autre part, cette connaissance et cette expérience « exceptionnelles » qui seraient rencontrées dans le chef des personnes visées à l'article 21, § 1er, alinéa 1er, 1° à 3°, mais feraient défaut dans celui des agents des carrières extérieure ou consulaire nonobstant les compétences et l'expérience propres aux fonctions en poste dont ceux-ci excipent ».
Tot slot, wat betreft het vernietigde artikel 22 van het organiek reglement, is de Raad van State van oordeel dat « s'il peut se concevoir que le Roi désigne pour l'accomplissement d'une mission spéciale une personne qui n'est pas issue de la carrière extérieure du SPF et dont le choix repose non seulement sur ses compétences mais également sur un lien de confiance particulier », « il ne peut être procédé à une telle désignation qu'après un appel aux candidats ».
In de artikelsgewijze bespreking zal worden toegelicht op welke wijze tegemoet gekomen wordt aan de grieven van de Raad van State.
Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Artikel 1 van dit besluit vervangt het vernietigde artikel 21 van het organiek reglement.
Om tegemoet te komen aan de kritieken geuit door zowel de afdeling wetgeving van de Raad van State (advies 63.199/4 van 18 april 2018 en 71.200/4 van 6 april 2022) als de afdeling bestuursrechtspraak in haar arrest nr. 249.402 van 31 december 2020, voorziet het nieuwe artikel 21 van het organiek reglement voortaan dat : 1) Enkel ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD kunnen door het Directiecomité voorgedragen worden aan de minister om te worden aangesteld in een functie op post (nieuw artikel 21, § 1, eerste lid van het organiek reglement). De categorieën van contractuele personeelsleden van de FOD, tewerkgesteld op het hoofdbestuur, en de houders van een managementfunctie of van een staffunctie bij de FOD die minstens één mandaat bij de FOD hebben voltooid, die aangesteld konden worden in een functie op post onder het regime van het vernietigde artikel 21, § 1, eerste lid van het organiek reglement zijn dus geschrapt.
Bovendien moet eraan worden herinnerd dat de hoedanigheid van ambtenaar van het Rijkspersoneel verworven wordt overeenkomstig artikel 15 en volgende van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van Rijkspersoneel. Op basis van artikel 28, eerste lid van dit besluit bezit een stagiair niet de hoedanigheid van ambtenaar van het Rijkspersoneel.
Tot slot merkt de Raad van State in zijn advies nr. 71.200/4 van 6 april 2022 op dat "het niet te verantwoorden lijkt dat de functie van "posthoofd" aan een ambtenaar van het Rijkspersoneel van de FOD kan worden toegekend". Om met deze opmerking rekening te houden, wordt in paragraaf 1, tweede lid, gepreciseerd dat "de functie waarin een ambtenaar van het Rijkspersoneel van de FOD kan worden aangesteld, mag geen functie van posthoofd zijn".
De mogelijkheid om als een ambtenaar van het Rijkspersoneel van de FOD aangesteld te worden in een functie van posthoofd, oorspronkelijk voorzien in paragraaf 3, 6°, wordt afgeschaft. 2) Deze aanstelling is beperkt tot een termijn van maximum vier jaar (nieuw artikel 21, § 1, derde lid van het organiek reglement). Om tegemoet te komen aan het advies 63.199/4 van de Raad van State, werd opnieuw gepreciseerd dat het om een niet-hernieuwbare termijn gaat. 3) Van deze mogelijkheid voor het Directiecomité om ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD voor te dragen aan de minister om aangesteld te worden in een functie op post kan enkel gebruik worden gemaakt wanneer het Directiecomité heeft vastgesteld dat er zich geen ambtenaren van de buitenlandse carrière, noch, desgevallend, ambtenaren van de consulaire carrière kandidaat hebben gesteld voor een functie op post (nieuw artikel 21, § 1, derde lid van het organiek reglement). De tweede hypothese, voorzien in het vernietigde artikel 21, § 2, 2° van het organiek reglement op grond waarvan het mogelijk was om personen die niet behoorden tot de buitenlandse of de consulaire carrière aan te stellen in een functie op post wanneer geen van de ambtenaren van de buitenlandse of consulaire carrière die zich kandidaat hebben gesteld, voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit een bijzondere noodzaak die zich in het kader van de uitoefening van een functie op post voordoet, wordt geschrapt. 4) Een dergelijke aanstelling kan enkel plaatsvinden na het doorlopen van een procedure die garandeert dat voorrang zal verleend worden aan de ambtenaren van de buitenlandse carrière en, desgevallend, aan de ambtenaren van de consulaire carrière. Deze procedure is vastgelegd in de tekst van het besluit zelf en niet langer louter door verwijzing, zoals in het verleden, naar het Verslag aan de Koning (nieuw artikel 21, § 2 van het organiek reglement) : 1° De lijst met vacante functies op post wordt uitsluitend gericht aan de ambtenaren van de buitenlandse carrière en, desgevallend, aan ambtenaren van de consulaire carrière via een oproep tot kandidaatstelling waarop enkel deze ambtenaren kunnen antwoorden. Sinds 1 augustus 2014 werden de drie buitenlandse carrières, gecreëerd door het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, geïntegreerd in respectievelijk het niveau A (buitenlandse carrière) en in het niveau C (consulaire carrière die wordt afgebouwd met behoud van de mogelijkheid om over te schakelen van de consulaire carrière naar de nieuwe buitenlandse carrière).
Deze integratie heeft dus gevolgen gehad op het activiteitendomein dat verband houdt met elke functie op post die een ambtenaar van de buitenlandse carrière of de consulaire carrière kan uitoefenen.
Sindsdien, rekening houdend met het activiteitendomein dat in verband staat met de vacante functie op post, zal deze functie ofwel enkel openstaan voor de ambtenaren van de buitenlandse carrière ofwel voor de ambtenaren van de buitenlandse carrière en van de consulaire carrière.
Dit verklaart het gebruik van de term `desgevallend' in dit artikel. 2° Indien er zich, ingevolge de eerste oproep tot kandidaatstellingen, geen ambtenaar van de buitenlandse carrière noch, desgevallend, een ambtenaar van de consulaire carrière kandidaat heeft gesteld, wordt een nieuwe oproep tot kandidaatstellingen gericht aan de ambtenaren van de buitenlandse carrière en, desgevallend, aan de ambtenaren van de consulaire carrière, alsook aan de ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD;3° Indien er zich, ingevolge de tweede oproep tot kandidaatstellingen, zowel ambtenaren van de buitenlandse carrière en, desgevallend, van de consulaire carrière als ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD kandidaat hebben gesteld voor eenzelfde functie op post, wordt voorrang verleend aan de ambtenaren van de buitenlandse carrière en, desgevallend, aan de ambtenaren van de consulaire carrière die zich voor deze functie kandidaat hebben gesteld;4° Indien er zich daarentegen, ten gevolge van de tweede oproep tot kandidaatstellingen, geen ambtenaar van de buitenlandse carrière, noch, desgevallend, een ambtenaar van de consulaire carrière kandidaat heeft gesteld, onderzoekt het Directiecomité de kandidaatstellingen van de ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD die zich op geldige wijze kandidaat hebben gesteld en richt het, desgevallend, een voorstel van aanstelling in de betrokken functie of functies op post aan de minister, overeenkomstig het nieuwe artikel 21, § 1, eerste lid van het organiek reglement.5) De Raad van State merkt in zijn advies nr.71.200/4 van 6 april 2022 op dat "... de beoogde bepaling...kan nog steeds niet garanderen dat een post waarvoor ambtenaren van de buitenlandse of de consulaire carrière bij voorrang hadden willen solliciteren, niet aan een ambtenaar van het Rijkspersoneel van de FOD zal worden voorgesteld onmiddellijk nadat aan die ambtenaren van de buitenlandse of de consulaire carrière andere posten zijn toevertrouwd". "Bovendien kan de beoogde procedure, die uitdrukkelijk in een voorrangsregeling voor de ambtenaren van de buitenlandse carrière of, in voorkomend geval, van de consulaire carrière voorziet, niet het geval verhinderen dat geschetst wordt in arrest nr. 249.402 van de Raad van State, namelijk dat kandidaten van de buitenlandse of de consulaire carrière die, na de oproep tot kandidaatstelling waarin artikel 21, § 2, 1° of 2°, voorziet, hebben gesolliciteerd naar een vacante post, "sont entre-temps affectés ailleurs (...), cette affectation les privant ainsi, de fait, de la moindre priorité"." Om met deze opmerking rekening te houden, wordt in paragraaf 2 een tweede lid toegevoegd dat bepaalt dat "Onverminderd artikel 17, § 2, kan elke ambtenaar van de buitenlandse carrière en, desgevallend, van de consulaire carrière, zich kandidaat stellen voor een functie op post volgens de procedure bedoeld in het eerste lid.".
Met andere woorden, alle ambtenaren van de buitenlandse carrière en, desgevallend, van de consulaire carrière kunnen zich kandidaat stellen voor een functie op post in het kader van de procedure voorzien in het nieuwe artikel 21, § 2. Echter, de ambtenaren van de buitenlandse carrière en, desgevallend, van de consulaire carrière, die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 17, § 1, tweede en derde lid, kunnen zich enkel kandidaat stellen indien zij één van de in artikel 17, § 2, tweede lid, genoemde redenen inroepen.
De voorrang die verleend wordt aan ambtenaren van de buitenlandse carrière en, desgevallend, van de consulaire carrière, mag niet in strijd zijn met artikel 17, § 1, tweede en derde lid, van het organieke reglement. 6) Vervolgens herneemt het nieuwe artikel 21 van het organiek reglement, in de derde paragraaf, de toelaatbaarheidsvereisten waaraan de ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD moeten voldoen om zich kandidaat te kunnen stellen voor een functie op post.Deze voorwaarden zijn cumulatief en moeten vervuld zijn op het moment dat de ambtenaar van het Rijkspersoneel van de FOD zijn kandidatuur indient.
Deze voorwaarden zijn identiek aan de voorwaarden voorzien in het vernietigde artikel 21, § 3, eerste lid van het organiek reglement, behalve dat, zoals reeds aangegeven, enkel ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD in aanmerking kunnen komen, in het kader van deze procedure, voor een functie op post en dat deze ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD bovendien tot het niveau A moeten behoren.
Deze keuze is ook gerechtvaardigd in het licht van de hervorming van 2014 waarbij werd besloten om het consulaire domein te herwaarderen en in de toekomst enkel aanwervingen te voorzien in de buitenlandse carrière en dus uitsluitend op het niveau A. Sinds deze hervorming worden ambtenaren die zijn aangeworven in de buitenlandse carrière geacht alle functies op post uit te oefenen, ongeacht het activiteitendomein. Door de toegang tot de functies op post te beperken tot enkel de ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD van het niveau A en dus op deze procedure de filosofie van de hervorming van 2014 toe te passen, geeft de federale uitvoerende macht blijk van coherentie.
Met betrekking tot de toelaatbaarheidsvereiste omtrent nuttige en aantoonbare ervaring van minimum zes jaar in de materies die het voorwerp uitmaken van de functie op post (nieuw artikel 21, § 3, eerste lid, 3° ), merkt de Raad van State in zijn advies nr. 71.200/4 van 6 april 2022 op dat deze vereiste problematisch lijkt te zijn want "het feit te behoren tot hetzelfde niveau, en in voorkomend geval, tot dezelfde klasse als het niveau en de klasse van de functie op post, biedt op het eerste gezicht geen enkele waarborg die zou opwegen tegen de vaststelling dat er potentieel een gebrek is aan overeenstemming tussen een specifieke functie op post van de buitenlandse of de consulaire carrière die in het buitenland uitgeoefend wordt en een functie die bij het Belgische federale bestuur uitgeoefend wordt". Het is belangrijk op te merken dat de ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD tijdens hun aanstelling bij het hoofdbestuur ook ervaring kunnen opdoen in deze materies en altijd nauw samenwerken met de ambtenaren van buitenlandse en consulaire carrière op post en bij het hoofdbestuur. In sommige gevallen geven ze in deze materies zelfs instructies aan de ambtenaren van buitenlandse en consulaire carrière.
Verantwoordelijkheden worden immers niet bepaald op basis van het type van carrière binnen het hoofdbestuur. Het is daarom gebruikelijk dat ambtenaren van het Rijkspersoneel ambtenaren van buitenlandse en consulaire carrière evalueren. De carrières zijn dus niet helemaal van elkaar afgesloten en hebben juist tot doel het contact en de uitwisseling tussen de twee carrières - en vooral hun ambtenaren - te verzekeren. 7) Tot slot regelt het nieuwe artikel 21, in de paragrafen 4 en 5, enkele praktische aspecten. De vierde paragraaf van het nieuwe artikel 21 regelt de manier waarop de ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD worden aangesteld in hun functie op post. Deze paragraaf is identiek aan paragraaf 5, eerste lid van het vernietigde artikel 21.
De vijfde paragraaf van het nieuwe artikel 21 bepaalt het juridische regime dat van toepassing is op de ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD voor de duur van hun aanstelling op post. Dit juridisch regime is eveneens identiek aan hetgeen dat voorzien was in het vernietigde artikel 21, § 6, eerste lid.
Artikel 2 Artikel 2 van dit besluit vervangt het vernietigde artikel 22 van het organiek reglement.
Het nieuwe artikel 22 van het organiek reglement laat Uwe Majesteit toe om personen te belasten met een bijzondere zending, gedefinieerd in paragraaf één, eerste lid, als een opdracht van algemeen belang die verschilt van een functie op post.
Deze mogelijkheid is onderworpen aan het voldoen aan twee cumulatieve voorwaarden, identiek aan diegene die voorzien waren in het vernietigde artikel 22, § 1, eerste lid van het organiek reglement, namelijk dat Uwe Majesteit een bijzondere band van vertrouwen heeft met deze personen en dat deze personen beschikken over een nuttige en aantoonbare ervaring van minimum zes jaar in de internationale betrekkingen of in de materie die het voorwerp uitmaakt van de bijzondere zending.
De termijn van de bijzondere zending blijft beperkt tot een niet-hernieuwbare termijn van maximum vier jaar, zoals voorzien in het vernietigde artikel 22, § 1, tweede lid van het organiek reglement.
De eerste paragraaf van het nieuwe artikel 22 van het organiek reglement verschilt dus niet van de eerste paragraaf van het vernietigde artikel 22, behalve dat de definitie van het begrip bijzondere zending, hoewel ook identiek gebleven, nu opgenomen is in artikel 22, § 1, eerste lid van het organiek reglement en niet langer in een afzonderlijk artikel (het door arrest nr. 249.402 van 31 december 2020 van de Raad van State vernietigde artikel 1, § 1, 12° van het organiek reglement).
Om tegemoet te komen aan de grieven van zowel de afdeling wetgeving van de Raad van State (advies 63.199/4 van 18 april 2018) als de afdeling bestuursrechtspraak in haar arrest nr. 249.402 van 31 december 2020, volgens welke "il ne peut être procédé à une telle désignation qu'après un appel aux candidats", voorziet het nieuwe artikel 22 van het organiek reglement nu, in zijn paragrafen 2 tot en met 4, in de procedure volgens dewelke kan overgegaan worden tot de aanstelling van personen die worden belast met de uitoefening van een bijzondere zending : - een oproep tot kandidaatstelling wordt georganiseerd en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad; - de oproep tot kandidaatstelling vermeldt de voorwaarden waaraan een persoon moet voldoen om te kunnen worden belast met het uitoefenen van een bijzondere zending en bevat alle elementen betreffende de bijzondere zending teneinde de kandidaten toe te laten zich kandidaat te stellen met kennis van zaken; - aan de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om een persoon te kunnen belasten met de uitoefening van een bijzondere zending moet uiterlijk op het moment van de publicatie van de oproep tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatblad voldaan zijn; - de gemotiveerde kandidaatstellingen moeten worden ingediend binnen de tien werkdagen die beginnen te lopen op de eerste werkdag die volgt op de dag van de publicatie van de oproep tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad; - de modaliteiten voor de indiening van de kandidaatstelling worden eveneens vastgelegd (elektronisch schrijven, persoonlijke overhandiging of aangetekende zending); - het komt overigens aan het Directiecomité toe om de geldig ingediende kandidaatstellingen te onderzoeken en de titels en verdiensten van de kandidaten te vergelijken; - het Directiecomité stelt een gemotiveerde lijst met kandidaten voor aan de minister, alsook de titel die zal gedragen worden door de persoon belast met de uitoefening van de bijzondere zending.
Het nieuwe artikel 22 van het organiek reglement preciseert bovendien, in paragraaf 5, eerste lid, dat het aanstellingsbesluit de aard van de bijzondere zending, de nadere regels en duur ervan, de titel die zal gedragen worden tijdens de bijzondere zending, alsook de nadere regels inzake de rechten en plichten, de verloven, de wedden, de vergoedingen, de evaluatie, de ordemaatregelen en de tuchtregeling die van toepassing zijn op de persoon die belast wordt met de bijzondere zending, vermeldt.
De vermeldingen die moeten worden opgenomen in het aanstellingsbesluit zijn identiek aan deze die voorzien waren in het artikel 22, § 2 dat werd vernietigd door arrest nr. 249.402 van de Raad van State van 31 december 2020.
Artikel 3 Dit artikel behoeft geen commentaar.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Buitenlandse Zaken, H. LAHBIB De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, M. KITIR
ADVIES 71.200/4 VAN 6 APRIL 2022 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 5 MAART 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten HOUDENDE DE ORGANISATIE VAN DE FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING' Op 16 maart 2022 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-eersteminister en Minister van Buitenlandse Zaken, Europese Zaken en Buitenlandse Handel, en de Federale Culturele Instellingen verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking'.
Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 6 april 2022. De kamer was samengesteld uit Martine BAGUET, kamervoorzitter, Luc CAMBIER en Bernard BLERO, staatsraden, en Béatrice DRAPIER, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Stéphane TELLIER, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine BAGUET. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 6 april 2022.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
ALGEMENE OPMERKINGEN 1.1. Teneinde tegemoet te komen zowel aan de opmerkingen die de afdeling Wetgeving van de Raad van State in advies 63.199/4 d.d. 18 april 2018 (1) heeft geformuleerd over de artikelen 21 en 22 van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten `houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking', zoals ingevoegd bij de artikelen 5 en 6 van het ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 8 juli 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/07/2018 pub. 07/08/2018 numac 2018031639 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking type koninklijk besluit prom. 08/07/2018 pub. 19/07/2018 numac 2018040399 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten `tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking', (2) als aan de overwegingen waarop de nietigverklaring van diezelfde artikelen 5 en 6 van het koninklijk besluit van 8 juli 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/07/2018 pub. 07/08/2018 numac 2018031639 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking type koninklijk besluit prom. 08/07/2018 pub. 19/07/2018 numac 2018040399 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten steunt in arrest nr. 249.402 d.d. 31 december 2020 van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, (3) beoogt de Koning in de artikelen 1 en 2 van het voorliggende ontwerp de artikelen 21 en 22 van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten te vervangen.
Het ontworpen artikel 21 maakt het de bevoegde minister aldus mogelijk om, op voorstel van het Directiecomité, een ambtenaar van het Rijkspersoneel van de FOD aan te stellen in een functie op post, mits inachtneming van de procedure vastgesteld in paragraaf 2 en van de voorwaarden bepaald in paragraaf 3 van dat ontworpen artikel 21.
Het ontworpen artikel 22 maakt het de Koning mogelijk om, overeenkomstig de voorwaarden en de nadere regels die hij bepaalt, "een persoon [te] belasten met het uitoefenen van een opdracht van algemeen belang die verschillend is van een functie op post, hierna een bijzondere zending genoemd".
Die ontworpen artikelen 21 en 22 van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten geven aanleiding tot de volgende opmerkingen: 1.2. Met betrekking tot het ontworpen artikel 21: wordt gewezen op wat de afdeling Wetgeving in advies 63.199/4 heeft opgemerkt: "1.2. Aangezien de ambtenaren van de buitenlandse of de consulaire carrière, wat hun aanwerving en hun statuut betreft, dienen of dienden te voldoen aan bijzondere voorwaarden die verband houden met de specifieke eisen van de functies op post, die substantieel verschillen van de functies van de overige personeelsleden van het algemeen bestuur van de Staat, dient de steller van het ontwerp in staat te zijn om in het licht van het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie een verantwoording te geven voor de mogelijkheid om in functies op post, met inbegrip van de functie van posthoofd, personeelsleden aan te stellen die niet aan die bijzondere aanwervingsvoorwaarden hebben moeten voldoen en voor wie niet dezelfde verplichtingen inzake mobiliteit gelden als voor de ambtenaren van de buitenlandse of de consulaire carrière.
De eerste hypothese, namelijk die van de `onbeschikbaarheid' van een ambtenaar van de buitenlandse carrière, volstaat niet om de maatregel in het licht van het gelijkheidsbeginsel te rechtvaardigen. Zoals de inspecteur van Financiën opmerkt, zijn bepaalde posten vanzelfsprekend aantrekkelijker dan andere. De maatregel zal dan ook alleen aanvaard kunnen worden voor zover een objectieve procedure ingevoerd wordt die ertoe strekt inzonderheid te garanderen dat een aantrekkelijke post niet aan een personeelslid van de FOD voorgesteld wordt onmiddellijk nadat minder aantrekkelijke posten aan ambtenaren van de buitenlandse of de consulaire carrière voorgesteld zijn".
Met betrekking tot het aantrekkelijke karakter van een post heeft de gemachtigde van de minister het volgende gesteld : "(...) la distinction faite par le Conseil d'Etat dans son avis 63.199/4 entre poste attractif et moins/pas attractif est une distinction sans base règlementaire que notre administration ne pratique pas et ne repose sur aucun critère.
Les postes diplomatiques et consulaires sont établis dans des villes étrangères parce qu'ils présentent une importance politique et/ou consulaire pour la Belgique te considérer un poste attractif ou moins attractif est purement subjectif (ce qui est attractif pour un agent, ne l'est pas forcément pour un autre) et ce, en fonction de différents éléments tels que les indemnités, le lieu, la matière principale, etc.), et ne repose sur aucun critère objectif.
Par ailleurs (...), les postes déclarés vacants dans le cadre du mouvement diplomatique `général' le sont à la suite de l'application d'un automatisme créé par la réglementation elle-même (article 17, § 1er de l'arrêté royal du 5 mars 2015) et pour des raisons limitatives énumérées également par ladite réglementation (article 17, § 2 de l'arrêté royal du 5 mars 2015). Il est recouru à des mini-mouvements, non pas pour pourvoir un poste soi-disant plus attractif, mais parce que des postes sont soudainement déclarés vacants.
Cette distinction entre postes attractifs et pas/moins attractifs évoquée dans cet avis a sans doute été vue par le Conseil d'Etat comme étant corroborée par le cas d'espèce de La Haye invoqué dans l'affaire PEETERMANS, mais l'administration tient à souligner que ce cas d'espèce unique fut une application de l'hypothèse `besoin spécial' visée par l'article 21, § 2, 2° annulé de l'arrêté royal du 5 mars 2015, hypothèse qui été omise volontairement dans le cadre de la présente réfection l'article 21, afin de garantir à l'avenir la priorité des agents de la carrière extérieure et, le cas échéant, de la carrière consulaire.
Par ailleurs, elle concernait une catégorie de membres du personnel (titulaire de fonction de management ou d'encadrement) qui a également été omise dans le présent projet, puisque seuls des agents de l'Etat du SPF peuvent être, dans le cadre de l'article 21 en projet de l'arrêté royal du 5 mars 2015, être proposés par le Comité de direct au ministre pour être affecté dans une fonction vacante en poste".
In verband met de voorrangsregeling voor de ambtenaren van de buitenlandse of de consulaire carrière stelt de gemachtigde van de minister voorts het volgende : "Comme mentionné ci-dessus, les postes déclarés vacants dans le cadre du mouvement diplomatique `général' le sont à la suite d'un automatisme créé par la réglementation elle-même (article 17, § 1er de l'arrêté royal du 5 mars 2015) et pour des raisons limitatives énumérées également par ladite réglementation (article 17, § 2 de l'arrêté royal du 5 mars 2015).
Il ne sera fait application de l'article 21 en projet de l'arrêté royal du 5 mars 2015 que dans les cas suivants : * Soit de postes qui n'auraient pas pu être pourvus dans le cadre du mouvement diplomatique `général' parce qu'il n'y avait aucun candidat de la carrière extérieure ou le cas échéant, de la carrière consulaire. * Soit de postes qui deviendraient soudainement vacants après la clôture du mouvement diplomatique `général' (décès d'un agent de la carrière extérieure ou de la carrière consulaire en poste, détachement d'un agent de la carrière extérieure ou de la carrière consulaire affecté en poste auprès d'une cellule stratégique ou d'une organisation internationale, ...).
Dans ces cas, le Comité de direction peut utiliser la possibilité de proposer au ministre de designer dans une fonction en poste des agents de l'Etat du SPF que lorsqu'il constate qu'il n'y a pas d'agents de la carrière extérieure ni, le cas échéant, d'agents de la carrière consulaire qui se sont portés candidat à une fonction en poste. La priorité aux agents de la carrière extérieure et, le cas échéant, de la carrière consulaire, est garantie par la procédure mise en place dans le paragraphe 2 en projet : (...) Dans cette hypothèse, cette priorité est néanmoins contenue par la disponibilité des agents de la carrière extérieure et, le cas échéant, de la carrière consulaire en raison de la réglementation applicable (article 17, § 1er, alinéa 2 de l'arrêté royal du 5 mars 2015) : tout agent de la carrière extérieure et, le cas échéant, de la carrière consulaire qui ne s'est pas vu attribuer une fonction dans le cadre du mouvement diplomatique `général' qui précède le mini-mouvement peut postuler cette fonction vacante. Il en va de même pour tout agent de la carrière extérieure et, le cas échéant, de la carrière consulaire, affecté à l'administration centrale, quand bien même celui-ci ne serait pas dans les conditions de l'article 17, § 1er, de l'arrêté royal du 5 mars 2015 pour être affecté en poste ou de tout agent qui fait partie du mouvement de l'été de l'année X mais qui devait être en principe réaffecté à l'administration centrale. Par contre, les agents en poste de la carrière extérieure et, le cas échéant, de la carrière consulaire qui n'étaient pas dans les conditions de l'article 17, § 1er de l'arrêté royal du 5 mars 2015 pour être intégrés dans le mouvement de l'été de l'année X de même que les agents qui se sont vu attribuer une fonction dans le cadre du mouvement diplomatique `général' qui précède le mini-mouvement ne peuvent postuler. En effet, l'objectif poursuivi par l'administration est bien de pourvoir aux fonctions vacantes en poste et non pas de créer un déséquilibre dans le réseau des postes. En permettant aux agents de la carrière extérieure, ou le cas échéant de la carrière consulaire, qui viennent d'être proposes à une fonction dans le mouvement diplomatique `général' et aux agents en poste qui ne sont pas dans les conditions pour être intégrés dans le mouvement de postuler, l'administration ne ferait que créer des emplois vacants ailleurs.
Il n'est donc pas correct de conclure que, d'office, il n'y a plus d'agents de la carrière extérieure et, le cas échéant, de la carrière consulaire disponibles après le mouvement diplomatique `général' et que donc, d'office, ces postes soudainement déclarés vacants seront attribués aux agents de l'Etat du SPF. L'administration tient à souligner que cette manière de procéder quant aux agents qui sont pris en compte dans le cadre des mini-mouvements n'est pas créée par l'article 21 en projet de l'arrêté royal du 5 mars 2015. Même si cet article n'existait pas, les postes qui seraient soudainement déclarés vacants seraient offerts aux mêmes agents de la carrière extérieure et, le cas échéant, de la carrière consulaire, dans les mêmes limites de disponibilité de ces agents. De plus, la distinction entre `postes attractifs' et `postes non/peu attractifs' évoquée par la section de législation du Conseil d'Etat n'existe pas (cf. supra).
En tout cas de cause, si [la section de législation] ne devait pas suivre l'argumentation de la non-existence de cette distinction, il ne peut qu'être constaté que, si l'administration devait déclarer vacant un tel poste attractif, celle-ci devrait en tout état de cause suivre la procédure prévue à l'article 21, § 2 en projet, à savoir que dans un premier temps, ce poste ne pourrait de toute façon être ouvert qu'aux seuls agents de la carrière extérieure et le cas échéant, de la carrière consulaire. Et, en cas de candidatures de tels agents, ce poste attractif ne pourrait de toute façon pas être ouvert aux agents de l'Etat du SPF, puisque la priorité est garantie aux agents de la carrière extérieure, et le cas échéant, de la carrière consulaire.
Attendre de déclarer un tel poste vacant, ne présenterait donc aucun intérêt pour l'administration, qui in fine, en vertu de la priorité consacrée par l'article 21, § 2 en projet, devrait affecter dans ce poste, des agents de la carrière extérieure et le cas échéant, de la carrière consulaire qu'elle n'aurait peut-être pas affectés à ce poste s'ils avaient postulé dans le cadre du mouvement diplomatique `général'. Qui plus est, cela ne correspondrait pas à l'intérêt du service qui doit présider à l'attribution de ce poste, attribution qui doit se faire dans les meilleurs délais. L'intérêt du service exige également que tous les postes vacants soient ouverts à tous les agents de la carrière extérieure et, le cas échéant, de la carrière consulaire disponibles, afin de permettre l'Etat belge de choisir le candidat le plus apte pour cette fonction. Sauvegarder des fonctions vacantes pour des mini-mouvements ne serait dès lors pas dans l'intérêt de l'Etat belge. Les procédures de mouvement et l'article 21 en projet garantissent un traitement égal des candidats. Enfin, en aucun cas, l'administration ne pourra être certaine d'y affecter l'agent de l'Etat du SPF qu'elle souhaiterait, quod non, y voir affecter, puisque s'il y a des candidatures d'agents de la carrière extérieure et, le cas échéant, de la carrière consulaire, ces derniers seront prioritaires par rapport à cet agent de l'Etat du SPF. En conséquence, le seul et unique objectif de cet article est de pallier l'indisponibilité avérée d'agents de la carrière extérieure et, le cas échéant, de la carrière consulaire. Ce n'est qu'en l'absence de tout agent de la carrière extérieure et, le cas échéant, de la carrière consulaire, que l'affectation d'un agent de l'Etat du SPF pourra être envisagée".
Ingeval een post vacant verklaard wordt los van de "algemene diplomatieke beweging" die plaatsvindt op basis van artikel 17 van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten, is het, met toepassing van de ontworpen regeling, voor een ambtenaar van de buitenlandse carrière of in voorkomend geval van de consulaire carrière die in het kader van die diplomatieke beweging op een post is aangesteld, niet meer mogelijk om zich, volgens de procedure waarin het ontworpen artikel 21 voorziet, kandidaat te stellen (4) voor die vacant verklaarde post, die hij, zeker vanuit een subjectief oogpunt, aantrekkelijker (5) kan vinden dan de post waarin hij is aangesteld ; na afloop van de procedure waarin het ontworpen artikel 21, § 2, voorziet, kan die post worden voorgesteld aan een ambtenaar van het Rijkspersoneel van de FOD. Hoewel de beoogde bepaling in het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten inderdaad de voorrang formaliseert die aan de ambtenaren van de buitenlandse carrière of, in voorkomend geval, van de consulaire carrière wordt gegeven (6) ingeval een post los van de algemene diplomatieke beweging vacant wordt, kan ze nog steeds niet garanderen dat een post waarvoor ambtenaren van de buitenlandse of de consulaire carrière bij voorrang hadden willen solliciteren, niet aan een ambtenaar van het Rijkspersoneel van de FOD zal worden voorgesteld onmiddellijk nadat aan die ambtenaren van de buitenlandse of de consulaire carrière andere posten zijn toevertrouwd.
Bovendien kan de beoogde procedure, die uitdrukkelijk in een voorrangsregeling voor de ambtenaren van de buitenlandse carrière of, in voorkomend geval, van de consulaire carrière voorziet, niet het geval verhinderen dat geschetst wordt in arrest nr. 249.402 van de Raad van State, namelijk dat kandidaten van de buitenlandse of de consulaire carrière die, na de oproep tot kandidaatstelling waarin artikel 21, § 2, 1° of 2°, voorziet, hebben gesolliciteerd naar een vacante post, "sont entre-temps affectés ailleurs (...), cette affectation les privant ainsi, de fait, de la moindre priorité".
Voorts moet de volgende opmerking worden herhaald die in advies 63.199/4 is gemaakt over de voorwaarde van een nuttige en aantoonbare ervaring van minimum zes jaar in de materies die het voorwerp uitmaken van de functie op post, een voorwaarde die wordt vermeld in het ontworpen artikel 21, § 3, eerste lid, 3° : "De moeilijkheid die rijst door die ontstentenis van afdoende verantwoording althans bij de huidige stand van het dossier dat aan de afdeling Wetgeving bezorgd is - wordt nog groter wat het ontworpen artikel 21, § 2, 2°, betreft, waarin als voorwaarde opgenomen is dat het lid van de personeelsformatie van de FOD dient te `beschikken over een nuttige en aantoonbare ervaring van minimum 6 jaar in de materies die het voorwerp uitmaken van de functie op post'.
Die voorwaarde veronderstelt dat aangetoond kan worden dat het lid van de personeelsformatie van de FOD nuttige ervaring heeft kunnen verwerven met het oog op het uitoefenen van een functie op post, dat wil zeggen een functie die bij de buitenlandse of de consulaire carrière uitgeoefend wordt. Het feit te behoren tot hetzelfde niveau, en in voorkomend geval, tot dezelfde klasse als het niveau en de klasse van de functie op post, biedt op het eerste gezicht geen enkele waarborg die zou opwegen tegen de vaststelling dat er potentieel een gebrek is aan overeenstemming tussen een specifieke functie op post van de buitenlandse of de consulaire carrière die in het buitenland uitgeoefend wordt en een functie die bij het Belgische federale bestuur uitgeoefend wordt. Dat klemt des te meer wanneer het, volgens de bewoordingen van het ontworpen artikel 21, § 2, 6°, gaat om de functie van `posthoofd' zodra aan bepaalde bijkomende voorwaarden (7) voldaan zou zijn".
Specifiek met betrekking tot de in het ontworpen artikel 21, § 3, eerste lid, 6°, bedoelde bijkomende voorwaarden waaraan moet worden voldaan wanneer de functie op post de functie van posthoofd betreft, dient ten slotte te worden verwezen naar de volgende overweging in vernietigingsarrest nr. 234.746 van de Raad van State : "artikel 21 (...) [bepaalt] dat die persoon als gevolg van zijn aanwijzing kan worden aangesteld als `posthoofd' ; dat het `posthoofd' in de zin van de bestreden handeling de leiding heeft van hetzij een diplomatieke zending (een ambassade of een permanente vertegenwoordiging), hetzij een consulaat-generaal ; dat dergelijke functies essentieel zijn voor het onderhouden van diplomatieke of consulaire betrekkingen (....) ; dat artikel 12 van de bestreden handeling bepaalt dat `[h]et hoofd van de diplomatieke zending (...) het diplomatiek gezag over zijn zending en de consulaire posten binnen zijn rechtsgebied [voert]' en `belast [is] met de algemene leiding en de coördinatie' ; dat de functies van `posthoofd' aldus openbare betrekkingen zijn die normaal alleen kunnen worden verleend wanneer er een betrekking vacant is en met naleving van de toelaatbaarheidsvereisten en de procedurele voorwaarden, waardoor onder andere de gelijkheid van de kandidaten en de gelijke benoembaarheid tot openbare ambten worden gegarandeerd ; dat het voornoemde artikel 21 niet aan die minimumvereisten voldoet ; dat met de daarin vervatte verwijzing naar de vereisten inzake taalkennis en naar de `bijkomende voorwaarden' die de Koning met toepassing van artikel 19 van de bestreden handeling kan opleggen, niet gegarandeerd kan worden dat de personen die niet tot de buitenlandse carrière behoren en die aangesteld zouden worden als posthoofd, aanspraken en bekwaamheden hebben die gelijkwaardig zijn aan die van de ambtenaren van de buitenlandse carrière".
Gelet op die overweging lijkt het niet te verantwoorden dat de functie van "posthoofd" aan een ambtenaar van het Rijkspersoneel van de FOD kan worden toegekend.
Kortom, het ontworpen artikel 21 moet grondig worden herzien opdat het geen schending oplevert van het beginsel van gelijke behandeling en non-discriminatie, en dit in het licht van de voorgaande opmerking en van arrest nr. 249.402 van de Raad van State. 1.3. Met betrekking tot het ontworpen artikel 22: wordt erop gewezen dat arrest nr. 249.402 van de Raad van State, ter zake advies 63.199/4 van de afdeling Wetgeving volgend, in zijn beoordeling van artikel 22 van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten, zoals ingevoegd bij het koninklijk besluit van 8 juli 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/07/2018 pub. 07/08/2018 numac 2018031639 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking type koninklijk besluit prom. 08/07/2018 pub. 19/07/2018 numac 2018040399 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten, het volgende heeft gesteld : "Comme l'a précisé l'arrêt n° 234.746, dans le cadre de l'exercice de la compétence que le Roi tire de l'article 167 de la Constitution, il peut se concevoir qu'Il désigne pour l'accomplissement d'une mission spéciale une personne qui n'est pas issue de la carrière extérieure du SPF et dont le choix repose non seulement sur ses compétences mais également sur un lien de confiance particulier. Partant, en l'espèce, tant la relation particulière de confiance (art. 22, § 2, 1° ) que l'expérience utile et avérée de minimum six ans dans les relations internationales et dans la matière qui fait l'objet de la mission spéciale (22, § 2, 2° ), au demeurant non critiquée par le requérant qui considère celle-ci comme revêtant `un caractère objectif', s'avèrent régulières au regard de cette disposition. En revanche, en vertu des articles 10 et 11 de la Constitution et du principe d'égal accès aux emplois publics qu'ils consacrent, auxquels l'article 167 ne déroge pas, il ne peut être procédé à une telle désignation qu'après un appel aux candidats, comme l'a relevé la section de législation dans son avis précité. (...).
La disposition attaquée viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'elle ne prescrit pas que la désignation d'une personne en charge d'une mission spéciale doit être précédée d'un appel à candidatures".
Aangezien het ontworpen artikel 22, § 2, van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten voortaan in een oproep tot kandidaatstelling voorziet om een persoon te belasten met het uitoefenen van een opdracht van algemeen belang, "bijzondere zending" genoemd, lijkt de bepaling aanvaardbaar in het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
BIJZONDERE OPMERKINGEN AANHEF 1. Het negende lid, betreffende het advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State, moet als volgt worden geredigeerd : "Gelet op advies 71.200/4 van de Raad van State, gegeven op 6 april 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;". (8) 2. In het tiende lid schrijve men "van 31 december 2020". DISPOSITIEF Artikel 2 In de Franse tekst van het ontworpen artikel 22, § 3, derde lid, schrijve men "qui atteste du dépôt de la candidature".
De griffier, De voorzitter, Béatrice DRAPIER Martine BAGUET _______ Nota's 1 Advies 63.199/4, op 18 april 2018 gegeven over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 8 juli 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/07/2018 pub. 07/08/2018 numac 2018031639 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking type koninklijk besluit prom. 08/07/2018 pub. 19/07/2018 numac 2018040399 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten `tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking' (http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/63199.pdf). 2 Een vorige versie van diezelfde artikelen 21 en 22 was reeds vernietigd bij arrest nr. 234.746 van de Raad van State (de CROMBRUGGHE de PICQUENDAELE) d.d. 17 mei 2016. 3 Zowel de opmerkingen geformuleerd in advies 63.199/4 als de relevante overwegingen van arrest nr. 249.402 worden samengevat in het verslag aan de Koning. 4 De gemachtigde van de minister stelt immers uitdrukkelijk het volgende: "Par contre, les agents en poste de la carrière extérieure et, le cas échéant, de la carrière consulaire qui n'étaient pas dans les conditions de l'article 17, § 1er de l'arrêté royal du 5 mars 2015 pour être intégrés dans le mouvement de l'été de l'année X de même que les agents qui se sont vu attribuer une fonction dans le cadre du mouvement diplomatique `général' qui précède le mini-mouvement ne peuvent postuler". 5 Het al dan niet aantrekkelijke karakter van een post hangt immers af van de verschillende factoren die door de gemachtigde worden omschreven, en tenslotte van de subjectieve kijk die de betrokken ambtenaar op die post heeft. 6 Er moet worden opgemerkt dat bij arrest nr. 249.402 van de Raad van State beslist is tot de nietigverklaring van artikel 21, zoals ingevoegd bij het koninklijk besluit van 8 juli 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/07/2018 pub. 07/08/2018 numac 2018031639 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking type koninklijk besluit prom. 08/07/2018 pub. 19/07/2018 numac 2018040399 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten, dit terwijl wordt vastgesteld dat er zich "même après des appels répétés" geen ambtenaren van de buitenlandse of de consulaire carrière voor een bepaalde functie op post kandidaat hebben gesteld; de oproepen tot kandidaatstelling waarin artikel 21, § 2, 1° en 2°, voorziet, formaliseren die "appels répétés" in het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten. 7 In artikel 21, § 3, eerste lid, 6°, wordt verwezen naar de "bijkomende voorwaarden bedoeld in artikel 19". Dat artikel 19 van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten luidt als volgt: "Wij kunnen bijkomende voorwaarden uitwerken op het vlak van professionele kennis en managementvaardigheden waaraan de ambtenaren van de buitenlandse carrière dienen te voldoen om aangesteld te worden als posthoofd".
In verband met die bijkomende voorwaarden heeft de gemachtigde van de minister het volgende gesteld: "Cet article 19 de l'arrêté royal du 5 mars 2015 n'a jamais été exécuté. Aucun texte réglementaire ne prévoit donc les conditions additionnelles auxquelles un agent de la carrière extérieure doit satisfaire pour pouvoir être affecté comme chef de poste. Bien que cet article 19 n'ait jamais été exécuté, il était de bonne administration que de prévoir dans l'article 21, § 3, 6° en projet de l'arrêté royal du 5 mars 2015 que si de telles conditions additionnelles devaient être in fine fixées, celle-ci seraient également applicables aux agents de l'Etat du SPF, qui, en application de cet article 21, seraient affectés comme chef de poste". 8 Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 36.1 en formule F 3-5-2.
18 SEPTEMBER 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 en 107, tweede lid ;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;
Gelet op het advies van het Directiecomité, gegeven op 21 mei, 4 juni en 18 juni 2021;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 augustus 2021;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 4 oktober 2021;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 10 november 2021;
Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. 40 van het Sectorcomité VII - Buitenlandse Zaken, gesloten op 27 januari 2022;
Gelet op de vrijstelling van een impactanalyse op basis van artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op het advies 71.200/4 van de Raad van State, gegeven op 6 april 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende het arrest nr. 249.402 van de Raad van State van 31 december 2020;
Op de voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 21 van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, vernietigd bij arrest nr. 249.402 van de Raad van State, wordt vervangen als volgt: «
Art. 21.§ 1. Het Directiecomité kan de minister voorstellen een ambtenaar van het Rijkspersoneel van de FOD aan te stellen in een functie op post.
De functie waarin een ambtenaar van het Rijkspersoneel van de FOD kan worden aangesteld, mag geen functie van posthoofd zijn.
De aanstelling bedoeld in het eerste lid is beperkt tot een niet-hernieuwbare termijn van maximum vier jaar.
Het Directiecomité kan enkel gebruik maken van de mogelijkheid bedoeld in het eerste lid indien er zich geen ambtenaren van de buitenlandse carrière noch, desgevallend, ambtenaren van de consulaire carrière kandidaat hebben gesteld voor de functie op post. § 2. De procedure met het oog op de aanstelling van een ambtenaar van het Rijkspersoneel van de FOD in een functie op post wordt als volgt vastgelegd: 1° de oproep tot kandidaatstelling houdende de lijst met vacante functies op post, goedgekeurd door het Directiecomité, wordt uitsluitend gericht aan de ambtenaren van de buitenlandse carrière en, desgevallend, aan de ambtenaren van de consulaire carrière;2° indien er zich, ingevolge de oproep tot kandidaatstelling bedoeld in 1°, voor één of meerdere vacante functies op post, geen ambtenaar van de buitenlandse carrière noch, desgevallend, een ambtenaar van de consulaire carrière kandidaat heeft gesteld, wordt een nieuwe oproep tot kandidaatstelling voor deze vacante functie of deze vacante functies op post gericht aan de ambtenaren van de buitenlandse carrière en, desgevallend, aan de ambtenaren van de consulaire carrière alsook aan de ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD;3° indien er zich, ingevolge de nieuwe oproep tot kandidaatstelling bedoeld in 2°, ambtenaren van de buitenlandse carrière en, desgevallend, ambtenaren van de consulaire carrière, evenals ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD kandidaat stellen voor eenzelfde functie op post, wordt er voorrang verleend aan de kandidaturen ingediend door de ambtenaren van de buitenlandse carrière en, desgevallend, door de ambtenaren van de consulaire carrière die zich kandidaat hebben gesteld voor deze functie;4° indien er zich daarentegen, ingevolge de nieuwe oproep tot kandidaatstelling bedoeld in 2°, geen ambtenaar van de buitenlandse carrière noch, desgevallend, een ambtenaar van de consulaire carrière kandidaat stelt voor de vacante functie of de vacante functies op post, onderzoekt het Directiecomité de kandidaatstellingen van de ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD die zich op geldige wijze kandidaat hebben gesteld en richt, desgevallend, een voorstel van aanstelling in de betrokken vacante functie of vacante functies op post aan de minister, overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid. Onverminderd artikel 17, § 2, kan elke ambtenaar van de buitenlandse carrière en, desgevallend, van de consulaire carrière, zich kandidaat stellen voor een functie op post volgens de procedure bedoeld in het eerste lid. § 3. De toelaatbaarheidsvereisten om zich kandidaat te stellen voor een functie op post zijn de volgende: 1° ambtenaar van het Rijkspersoneel van de FOD zijn;2° behoren tot het niveau A en, desgevallend, tot dezelfde klasse als de klasse van de functie op post;3° beschikken over een nuttige en aantoonbare ervaring van minimum zes jaar in de materies die het voorwerp uitmaken van de functie op post;4° voldoen aan de voorwaarde van artikel 47, § 5, tweede lid van de wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van talen in bestuurszaken;5° geslaagd zijn in een taalexamen met betrekking tot de Engelse taal, waarvan het niveau overeenstemt met het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor de spreekvaardigheid en de schrijfvaardigheid. Aan de toelaatbaarheidsvereisten bedoeld in het eerste lid is uiterlijk op de datum van de indiening van de kandidaatstelling voldaan. § 4. Artikel 20 is van toepassing op de aanstelling van de ambtenaren van het Rijkspersoneel van de FOD. § 5. De ambtenaar van het Rijkspersoneel van de FOD die wordt aangesteld op post, behoudt zijn wedde, zijn rechten op bevordering door verhoging in weddeschaal en zijn aanspraken op bevordering.
Inzake verloven, vergoedingen, evaluatie, ordemaatregelen en tuchtregeling wordt hij gelijkgesteld met een ambtenaar van de buitenlandse carrière. »
Art. 2.Artikel 22 van hetzelfde besluit, vernietigd bij arrest nr. 249.402 van de Raad van State, wordt vervangen als volgt: «
Art. 22.§ 1. Wij kunnen een persoon belasten met het uitoefenen van een opdracht van algemeen belang die verschillend is van een functie op post, hierna een bijzondere zending genoemd, op voorwaarde dat: 1° Wij een bijzondere band van vertrouwen met de persoon hebben;2° de persoon beschikt over een nuttige en aantoonbare ervaring van minimum zes jaar in de internationale betrekkingen of in de materie die het voorwerp uitmaakt van de bijzondere zending. De bijzondere zending bedoeld in het eerste lid is beperkt tot een niet-hernieuwbare termijn van maximum vier jaar. § 2. Een oproep tot kandidaatstelling met het oog op het belasten van een persoon met het uitoefenen van een bijzondere zending, wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
De oproep tot kandidaatstelling vermeldt de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid en bevat alle elementen betreffende de bijzondere zending teneinde de kandidaten toe te laten zich kandidaat te stellen met kennis van zaken.
Aan de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid is uiterlijk op het moment van de publicatie van de oproep tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad voldaan. § 3. Enkel de gemotiveerde kandidaturen van personen die hun kandidatuur hebben gesteld binnen een termijn van tien werkdagen, die begint te lopen op de eerste werkdag die volgt op de dag van de publicatie van de oproep tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad, worden in overweging genomen.
De kandidaatstelling wordt overgemaakt op één van de volgende wijzen: 1° per elektronisch schrijven naar het emailadres van de bevoegde dienst, vermeld in de oproep tot kandidaatstelling, waarvan de bevoegde dienst ontvangst bevestigt;2° door overhandiging aan de bevoegde dienst vermeld in de oproep tot kandidaatstelling, in ruil voor een ontvangstbewijs dat de handtekening van de ontvanger en de datum van ontvangst vermeldt;3° per aangetekende zending naar het adres vermeld in de oproep tot kandidaatstelling. De kandidaatstelling is enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat de kandidaat beschikt over een ontvangstmelding die de indiening van de kandidaatstelling bewijst. § 4. Het Directiecomité onderzoekt de geldig ingediende kandidaatstellingen en vergelijkt de titels en verdiensten van de kandidaten in het licht van de voorwaarden vermeld in paragraaf 1, eerste lid.
Het Directiecomité stelt een gemotiveerde kandidatenlijst voor aan de minister, alsook de titel die zal gedragen worden door de persoon belast met het uitoefenen van de bijzondere zending. § 5. Het aanstellingsbesluit van de persoon belast met het uitoefenen van de bijzondere zending vermeldt: 1° de aard van de bijzondere zending;2° de nadere regels en de duur van de bijzondere zending;3° de titel die tijdens de bijzondere zending wordt gedragen;4° de nadere regels inzake de rechten en plichten, de verloven, de wedde, de vergoedingen, de evaluatie, de ordemaatregelen en de tuchtregeling die van toepassing zijn gedurende deze bijzondere zending.»
Art. 3.De minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 september 2022.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, H. LAHBIB De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, M. KITIR .