Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 oktober 2001
gepubliceerd op 04 december 2001

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 156, § 3, van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2001022799
pub.
04/12/2001
prom.
18/10/2001
ELI
eli/besluit/2001/10/18/2001022799/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 156, § 3, van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikel 156, § 3, vervangen bij de wet van 12 augustus 2000;

Gelet op de adviezen nr. 002/2001 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 11 januari 2001;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 april 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 16 mei 2000;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van om advies te geven binnen de termijn van een maand;

Gelet op het advies 32.009/1 V van de Raad van State, gegeven op 13 september 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. Met toepassing van artikel 156, § 3, tweede lid, van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen, maakt de Technische Cel de gegevens waarbij de rechtspersonen zijn geïndentificeerd, over aan het Ministerie en het Instituut, zoals bedoeld in artikel 153, § 2 van dezelfde wet, op hun verzoek en uitsluitend voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de wettelijke opdrachten van het Ministerie en het Instituut.

Voor de gegevens, overgemaakt overeenkomstig § 1, eerste lid, geldt een bewaartermijn van minimum vijf jaar en maximum tien jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst door het Ministerie en het Instituut van de in § 1 bedoelde gegevens. Na het verstrijken van deze bewaartermijn, dienen de overgemaakte gegevens vernietigd te worden door de personen van het Ministerie en het Instituut die om hun overmaking verzocht hebben.

Een lijst van de verantwoordelijken voor de verwerking van de gegevens van het Ministerie en het Instituut, wordt vastgesteld door de leidende ambtenaren van het Instituut en van het Bestuur van de Gezondheidszorgen van het Ministerie en wordt medegedeeld aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. § 2. De in § 1, eerste lid, bedoelde gegevens worden slechts door de Technische Cel aan de leden van enig beheers- of adviesorgaan van het Ministerie of het Instituut medegedeeld, met inachtneming van artikel 2.

Art. 2.§ 1. Elke overdracht van gegevens met toepassing van artikel 156, § 3, derde lid van dezelfde wet, aan andere personen dan deze bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid en aan de personen, bedoeld in artikel 1, § 2, is noodzakelijk voor de uitvoering van de opdrachten van de personen, die om deze gegevensoverdracht verzoeken. Hierbij wordt rekening gehouden met de aard en de doelstelling van de aanvraag tot overdracht van de gegevens.

Elke aanvraag tot mededeling van gegevens wordt door de aanvrager gemotiveerd in het licht van de beginselen van finaliteit, proportionaliteit en pertinentie. Dit geldt inzonderheid voor gegevens die een permanente evaluatie van de medische praktijk toelaten en die identificeerbare gegevens omtrent een rechtspersoon inhouden.

Onder « gegevens noodzakelijk voor de uitvoering van de opdrachten » wordt verstaan : « alle voor de kennis, de conceptie en het beheer van het ziekenhuisbeleid onmisbare gegevens. Hiertoe behoren de gegevens aangewend met beleidsvoorbereidend oogmerk en voor doeleinden van wetenschappelijk onderzoek en inzonderheid : 1° de gegevens die toelaten verbanden te leggen tussen de uitgaven van de verzekering voor geneeskundige verzorging en de behandelde pathologie;2° de gegevens die toelaten financieringsregels, erkennings- en programmatienormen uit te werken;3° de gegevens die een permanente evaluatie van de medische praktijk toelaten. Het meedelen van gegevens met identificatie van de rechtspersoon kan enkel gebeuren indien deze identificatie onontbeerlijk is voor het uitvoeren van de opdracht.

Elke overdracht van gegevens, als bedoeld in het eerste lid, maakt het voorwerp uit van een beslissing van de Ministers die de Sociale Zaken en de Volksgezondheid onder hun bevoegdheid hebben, na advies van de Bijzondere Werkgroep, opgericht bij de Overlegstructuur tussen ziekenhuisbeheerders, geneesheren en verzekeringsinstellingen, bedoeld in artikel 153, § 1 van voornoemde wet.

Het advies van de Bijzondere Werkgroep bepaalt, indien dit gunstig is, de minimale en de maximale termijn gedurende dewelke de meegedeelde gegevens dienen bewaard te worden, evenals de organisatorische en technische veiligheidsmaatregelen die door de gegevensontvanger dienen in acht genomen te worden. Deze bewaartermijn neemt een aanvang op de datum van ontvangst van de gegevens door de personen, bedoeld in het eerste lid, die om deze gegevensmededeling verzocht hebben. Na het verstrijken van deze bewaartermijn, worden de meegedeelde gegevens vernietigd door de personen die om deze gegevensmededeling verzocht hebben.

De in het vorige lid bedoelde adviezen worden door de Bijzondere Werkgroep rechtstreeks aan de ministers bedoeld in het vijfde lid, uitgebracht.

De Bijzondere Werkgroep stelt zijn reglement van inwendige orde vast, dat door Ons wordt goedgekeurd.

De Bijzondere Werkgroep stelt jaarlijks een activiteitenverslag op.

Het eerste activiteitenverslag wordt uitgebracht één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit. § 2. De Bijzondere Werkgroep, bedoeld in § 1, is samengesteld uit : 1° De Voorzitter van de Overlegstructuur, bedoeld in artikel 159, 1°, van voornoemde wet van 29 april 1996;2° Zes leden van de Overlegstructuur, met name twee van elk van de categorieën bedoeld in respectievelijk artikel 159, 2°, 3°, en 4°, van dezelfde wet;3° Het lid van de Overlegstructuur, bedoeld in artikel 159, 5°, van dezelfde wet, lid van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;4° De leidende ambtenaren, bedoeld in artikel 1, § 1, derde lid of hun afgevaardigden. De leden van de in het eerste lid bedoelde Werkgroep worden benoemd door de ministers bedoeld in § 1, vijfde lid, op voordracht van de Overlegstructuur. § 3. De Bijzondere Werkgroep kan slechts adviezen formuleren bij aanwezigheid van tenminste de helft van de leden.

De Bijzondere Werkgroep brengt haar advies uit binnen dertig dagen na ontvangst van de adviesaanvraag. Deze termijn wordt geschorst ingeval het advies gevraagd wordt zoals bedoeld in het derde lid en kan één maal worden verlengd met dezelfde termijn voor zover dit wordt gemotiveerd door de Bijzondere Werkgroep.

Op verzoek van het Lid van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, kan het advies ingewonnen worden van deze Commissie.

In geen geval kan een gegevensoverdracht aan derden geschieden zonder advies van de Bijzondere Werkgroep. § 4. De ministers bedoeld in § 1, vijfde lid delen hun beslissing mee uiterlijk binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van de Bijzondere Werkgroep. Bij ontstentenis van beslissing door de ministers, geldt het advies van de Bijzondere Werkgroep als beslissing.

Indien de Ministers afwijken van het advies van de Bijzondere Werkgroep, omkleden zij deze afwijking met redenen.

Art. 3.Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 oktober 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

^