gepubliceerd op 28 december 1999
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de vergoeding verschuldigd ten aanzien van het rijdend personeel met betrekking tot de overbruggingsuren in de ondernemingen behorend tot de subsector voor het goederenvervoer te land voor rekening van derden
18 NOVEMBER 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de vergoeding verschuldigd ten aanzien van het rijdend personeel met betrekking tot de overbruggingsuren in de ondernemingen behorend tot de subsector voor het goederenvervoer te land voor rekening van derden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de vergoeding verschuldigd ten aanzien van het rijdend personeel met betrekking tot de overbruggingsuren in de ondernemingen behorend tot de subsector voor het goederenvervoer te land voor rekening van derden.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 november 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het vervoer Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 1997 Vergoeding verschuldigd ten aanzien van het rijdend personeel met betrekking tot de overbruggingsuren in de ondernemingen behorend tot de subsector voor het goederenvervoer te land voor rekening van derden (Overeenkomst geregistreerd op 15 december 1998 onder het nummer 46451/CO/140.04) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en die behoren tot de subsector voor het goederenvervoer te land voor rekening van derden, met uitzondering van de verhuisondernemingen. § 2. Onder "subsector voor het goederenvervoer te land voor rekening van derden", wordt bedoeld de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en die zich inlaten met : 1° het goederenvervoer voor rekening van derden door middel van een voertuig met of zonder motor voor hetwelk een vervoervergunning vereist is welke door de bevoegde overheid afgeleverd werd;2° het goederenvervoer voor rekening van derden door middel van een voertuig met of zonder motor voor hetwelk geen vervoervergunning vereist is;3° het verhuur met chauffeur van voertuigen met of zonder motor bestemd voor het goederenvervoer te land, voertuigen voor dewelke een vervoervergunning vereist is welke door de bevoegde overheid afgeleverd werd;4° het verhuur met chauffeur van voertuigen met of zonder motor bestemd voor het goederenvervoer te land, voertuigen voor dewelke geen vervoervergunning vereist is; § 3. Onder "taxibestelwagenbedrijf" wort bedoeld de ondernemingen die gebruik maken van voertuigen waarvan het laadvermogen gelijk is aan of kleiner is dan 500 kilogrammen en uitgerust met een taximeter. § 4. Onder werklieden, wordt bedoeld de werklieden en werksters. § 5. Onder rijdend personeel wordt bedoeld de chauffeurs en de handlangers-begeleiders. HOOFDSTUK II. - Begripsomschrijving
Art. 2.Voor de toepassing van deze overeenkomst, wordt onder "overbruggingstijd" bedoeld de som van de volgende tijden; - de wachttijd die verband houdt met de tol-, quarantaine- of medische aangelegenheden; - de tijd gedurende welke de werkman aan boord of in de nabijheid van de wagen verblijft, ten einde de veiligheid van de wagen en de goederen te verzekeren maar geen arbeid presteert; - de tijd doorgebracht op de slaapbank of in de slaapcabine gedurende de rit, met uitzondering van de tijd die als een werktijdonderbreking of een rusttijd wordt beschouwd in de zin van de Europese Verordening die de rij- en rusttijden bepaalt toepasselijk op het rijdend personeel van het vervoer over de weg; - de tijd gedurende welke geen arbeid verricht wordt maar tijdens dewelke de aanwezigheid aan boord of in de nabijheid van de wagen vereist is ten einde de verkeersreglementen na te komen of de verkeersveiligheid te verzekeren; - de meertijd die nodig is om de afstanden af te leggen van en naar de plaats waar het voertuig zich bevindt indien die niet op de gewone plaats is gestald.
Art. 3.Ten aanzien van de handlangers-begeleiders wordt eveneens als overbruggingstijd beschouwd de tijd doorgebracht naast de chauffeur tijdens de rit.
Art. 4.Worden nooit als "overbruggingstijd" beschouwd : - de tijd gewijd aan de eetmalen; - de tijd die als een werktijdonderbreking wordt beschouwd in de zin van de Europese Verordening die de rij- en rusttijden bepaalt toepasselijk op het rijdend personeel van het vervoer over de weg; - de tijd die als een rusttijd wort beschouwd in de zin van de Europese Verordening die de rij- en rusttijden bepaalt toepasselijk op het rijdend personeel van het vervoer over de weg; - de tijd waarover de werkman vrij kan beschikken; - de tijd die de werkman zichzelf toeëigent. HOOFDSTUK III. - Vergoeding met betrekking tot de overbruggingstijd
Art. 5.De overbruggingstijd geeft recht op de vergoeding bepaald overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
De vergoeding verschuldigd per overbruggingsuur is gelijk aan een percentage van het loon verschuldigd voor een arbeidsuur.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 8, wordt onder "loon" bedoeld het bruto minimum uurloon zoals vastgesteld door de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in de schoot van het Paritair Comité voor het vervoer en toepasselijk op de in artikel 1 bedoelde werkgevers betreffende hun werklieden behorend tot de categorie van het rijdend personeel.
Art. 6.§ 1. Een overbruggingsuur geeft recht op een vergoeding gelijk aan : 1° ten gunste van de handlangers-begeleiders : 88,05 pct.van het bruto minimum uurloon verschuldigd voor een arbeidsuur; 2° ten gunste van de chauffeurs in opleiding : 88,05 pct.van het bruto minimum uurloon verschuldigd voor een arbeidsuur; 3° ten gunste van de chauffeurs van een voertuig met een nuttig laadvermogen van minder dan 7 ton : 84,70 pct.van het bruto minimum uurloon verschuldigd voor een arbeidsuur; 4° ten gunste van de chauffeurs van een voertuig met een nuttig laadvermogen van minstens 7 ton en minder dan 15 ton : 86,93 pct.van het bruto minimum uurloon verschuldigd voor een arbeidsuur; 5° ten gunste van de chauffeurs van een voertuig met een nuttig laadvermogen gelijk aan of hoger dan 15 ton : 93 pct.van het bruto minimum uurloon verschuldigd voor een arbeidsuur; 6° voor de chauffeurs van een geleed voertuig : 83,93 pct.van het bruto minimum uurloon verschuldigd voor een arbeidsuur; 7° voor de chauffeurs van een A.D.R.-voertuig : 83,93 pct. van het bruto minimum uurloon verschuldigd voor een arbeidsuur; 8° voor de chauffeurs van een koelwagen : 83,93 pct.van het bruto minimum uurloon verschuldigd voor een arbeidsduur; 9° ten gunste van de chauffeurs tewerkgesteld in de koerierondernemingen : 83,93 pct.van het bruto minimum uurloon verschuldigd voor een arbeidsuur; 10° ten gunste van de chauffeurs tewerkgesteld in de taxibestelwagenbedrijven : 83,93 pct.van het bruto minimum uurloon verschuldigd voor een arbeidsuur. § 2. De berekeningen voor de vergoeding met betrekking tot een overbruggingsuur worden uitgewerkt tot de tweede decimaal met dien verstande dat : - de tweede decimaal wordt weggelaten indien zij gelijk aan of kleiner dan 2 is; - de tweede decimaal wordt afgerond naar 5 indien zij gelijk is aan 3 en kleiner dan 8; - de tweede decimaal wordt afgerond naar de hogere eerste decimaal indien zij gelijk is aan of hoger dan 8. § 3. Indien bij toepassing van de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 van dit artikel de vergoeding verschuldigd per overbruggingsuur ten gunste van de chauffeurs van voertuigen met een nuttig laadvermogen van minder dan 7 ton lager is dan deze verschuldigd ten gunste van de chauffeurs in opleiding, wordt de vergoeding verschuldigd ten gunste van de chauffeurs van een voertuig met een laadvermogen van minder dan 7 ton gebracht op het bedrag verschuldigd ten gunste van de chauffeurs in opleiding.
Indien bij toepassing van de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 van dit artikel de vergoeding verschuldigd per overbruggingsuur ten gusnte van de chauffeurs bedoeld in paragraaf 1, 5° tot en met 10° lager is dan deze verschuldigd ten gunste van de chauffeurs bedoeld in paragraaf 1, 4°, wordt de vergoeding verschuldigd per overbruggingsuur ten gunste van de chauffeurs van voertuigen met een laadvermogen van minstens 7 ton en minder dan 15 ton toegepast ten gunste van de chauffeurs bedoeld in paragraaf 1, 5° tot en met 10°.
Art. 7.De vergoeding met betrekking tot een overbruggingsuur vallen op een zon- en feestdag is gelijk aan 150 pct. van het bedrag verschuldigd bij toepassing van artikel 6 van deze overeenkomst.
Art. 8.In de ondernemingen waar, bij toepassing van een ondernemingsakkoord, op 30 september 1997 de vergoeding uitbetaald voor de overbruggingsuren hoger ligt dan dit verschuldigd krachtens de bepalingen van dit hoofdstuk, blijven die gunstigere voorwaarden van toepassing. HOOFDSTUK IV. - Algemeen principe
Art. 9.In de koerierondernmingen en in de taxibestelwagenbedrijven is de effectieve toepassing van de overbruggingsuren onderworpen aan de voorwaarde dat de partijen gebruik maken vn het prestatieblad bepaald in artikel 13, alinea 1, punt 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985 houdende vaststelling van de arbeidsvoorwaarden en lonen van de bemanningsleden tewerkgesteld in de ondernemingen van goederenvervoer over de weg voor rekening van derden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 juli 1985 (Belgisch Staatsblad van 29 augustus 1985) zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1988, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 augustus 1989 (Belgisch Staatsblad van 23 september 1989). HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepaling
Art. 10.Met ingang vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst houdt artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985 houdende vaststelling van de arbeidsvoorwaarden en lonen van de bemanningsleden tewerkgesteld in de ondernemingen van goederenvervoer over de weg voor rekening van derden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 juli 1985 (Belgisch Staatsblad van 29 augustus 1985) zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1988, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 augustus 1989 (Belgisch Staatsblad van 23 september 1989) op van kracht te zijn. HOOFDSTUK VI. - Geldigheidsduur
Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang vanaf 1 oktober 1997.
Deze overeenkomst wordt voor een onbepaalde duur gesloten.
Zij kan door iedere partij opgezegd worden mits betekening per aangetekende brief aan de voorzitter van het paritair comité van een opzeggingstermijn van zes maanden.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 november 1999.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX