gepubliceerd op 15 april 2004
Koninklijk besluit houdende toekenning van toelagen en vergoedingen aan de enquêteurs belast met de uitvoering van de enquête over de inkomsten en de levens-omstandigheden
18 MAART 2004. - Koninklijk besluit houdende toekenning van toelagen en vergoedingen aan de enquêteurs belast met de uitvoering van de enquête over de inkomsten en de levens-omstandigheden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek, gewijzigd bij de wetten van 1 augustus 1985, 21 december 1994 en 2 januari 2001, inzonderheid op artikel 12;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 november 1996, tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 februari 1992, houdende algemene regeling van de toelagen en de vergoedingen toegekend aan de enquêteurs belast met de uitvoering van onderzoeken die worden georganiseerd door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie;
Overwegende dat de enquêteurs enerzijds een toelage dienen te ontvangen voor de taken die zij buiten de normale dienstprestaties vervullen en dat hun anderzijds een vergoeding dient te worden toegekend voor allerlei kosten die zij te dragen hebben;
Overwegende dat het EU-SILC-programma (European Union Statistics on income and living conditions) als doel heeft een nieuwe enquête over de levensomstandigheden van de huishoudens op te starten;
Overwegende dat het EU-SILC-project in de loop van 2003 van start gaat op basis van een bilaterale overeenkomst met het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen (EUROSTAT);
Overwegende dat de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie op basis van de resultaten van de SILC-enquête 2003 aan EUROSTAT een aantal gegevens zal moeten leveren m.b.t. het inkomen en de levensomstandigheden;
Overwegende dat België van deze enquête een prioriteit heeft gemaakt;
Overwegende dat de enquête een nuttig instrument kan zijn in de strijd tegen de armoede en de sociale uitsluiting, wat voor België en Europa een prioritair domein is;
Overwegende dat de vragenlijst van de enquête over de inkomsten en de levensomstandigheden bestaat uit drie delen: een eerste deel met een « contactenblad » voor elk huishouden, een tweede deel met een huishoudvragenlijst per huishouden en een derde deel met een volwassenenvragenlijst voor elk lid van het huishouden dat minstens 16 jaar is op de datum van de enquête;
Overwegende dat de goede uitvoering van de enquête over de inkomsten en de levensomstandigheden van de huishoudens de medewerking van enquêteurs veronderstelt om de huishoudens te interviewen;
Overwegende dat de enquêteurs moeten vergoed worden voor hun medewerking die onontbeerlijk is voor de goede afloop van de enquête;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 augustus 2003;
Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 10 oktober 2003;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 22 januari 2004;
Gelet op het protocol van 10 maart 2004 waarin de conclusies van de onderhandelingen in het sectorcomité IV zijn opgenomen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de enquêteurs tijdig moeten worden vergoed voor hun geleverde prestaties, om het goede verloop van de enquête te garanderen;
Overwegende dat de interviews bij de huishoudens beginnen in september 2003;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De personen aangewezen om de opdracht van enquêteur te vervullen in het kader van de enquête over de inkomsten en de levensomstandigheden, ontvangen, in zoverre zij de opgelegde taken buiten de normale dienstprestaties vervullen, per positieve enquête een toelage en een vergoeding waarvan het bedrag berekend wordt op de wijze beschreven in de artikelen 3 tot 5.
Art. 2.De enquêteurs die deelnemen aan de enquête over de inkomsten en de levensomstandigheden moeten alle antwoorden van de huishoudens op de SILC-vragenlijst invoeren op een draagbare computer, die geleverd wordt door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie.
Art. 3.Het basisbedrag bedraagt 35 EUR en wordt toegekend voor het interview van een eenpersoonsgezin.
Art. 4.Het totale bedrag van de toelage en de berekening wordt verkregen door aan het basisbedrag bedoeld in artikel 3, 10 EUR toe te voegen per bijkomend ondervraagd lid van het huishouden dat minstens 16 jaar is op de datum van de enquête.
Art. 5.Het totale bedrag van de toelage en de vergoeding wordt als volgt verdeeld: 1° de toelage bedraagt 60 % van het totale bedrag en wordt beschouwd als betaling van de buitengewone prestaties die zij uitvoeren;2° de vergoeding bedraagt 40 % van het totale bedrag en wordt beschouwd als vergoeding voor hun reis-, verblijf- en andere kosten.
Art. 6.De enquêteurs dienen deel te nemen aan de opleidingsdagen die door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie worden georganiseerd. Vier halve dagen zullen besteed worden aan de opleiding voor de SILC-enquête.
De verplaatsingskosten voor de opleidingssessies worden terugbetaald tegen voorlegging van de betreffende vervoerbewijzen.
De enquêteurs die aan de opleiding deelnemen zijn gemachtigd om hun persoonlijk voertuig te gebruiken voor hun verplaatsingen tussen hun woonplaats en de plaats in Brussel waar de opleiding zal plaatsvinden.
Ze genieten van een kilometervergoeding berekend overeenkomstig artikel 13 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.
Voor de deelname aan een halve dag opleiding wordt een forfaitaire vergoeding voorzien die overeenkomt met de basisvergoeding zoals bepaald in artikel 3, eerste lid.
Art. 7.De toelage en de vergoeding bedoeld in de artikelen 3, 4, 5 en 6 worden in één keer uitbetaald zodra de enquêteur de door het huishouden gegeven informatie heeft doorgegeven aan de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie.
Art. 8.Er wordt geen toelage en geen vergoeding uitgekeerd voor onjuist of ontoereikend ingevoerde antwoorden van de huishoudens, of voor enquêtes die niet overeenkomstig de richtlijnen werden uitgevoerd.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 10.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 maart 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Mevr. F. MOERMAN