18 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot erkenning van het opleidings- en vervolmakingscentrum « Centre provincial de Formation pour les Services d'Incendie et de Secours du Brabant wallon »

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, inzonderheid artikel 6bis, ingevoegd bij de wet van 22 februari 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 februari 1998 betreffende de opleidings- en vervolmakingscentra voor hulpverleners-ambulanciers, inzonderheid artikel 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 maart 1999;

Gelet op de aanvraag tot erkenning, uitgaande van de Provincie Waals-Brabant, vergezeld van het organiek reglement en het huishoudelijk reglement van het opleidings- en vervolmakingscentrum « Centre provincial de Formation pour les Services d'Incendie et de Secours du Brabant wallon », goedgekeurd door de Provincieraad op 28 januari 1999;

Gelet op het advies van de gezondheidsinspecteur, bevoegd voor de provincie Waals-Brabant, uitgebracht op 18 mei 1999;

Overwegende dat het beginsel van de continuïteit van de openbare dienstverlening gebiedt dat het opleidings- en vervolmakingscentrum voor hulpverleners-ambulanciers dat voor de provincie Waals-Brabant als enige zijn aanvraag tot erkenning heeft ingediend, een tijdelijke erkenning verkrijgt, waardoor het in de gelegenheid wordt gesteld om binnen het jaar aan de in dit besluit vastgestelde voorwaarden, gebaseerd op de bepalingen en beginselen van het koninklijk besluit van 13 februari 1998 betreffende de opleidings- en vervolmakingscentra voor hulpverleners-ambulanciers te voldoen en hierdoor de erkenning kan worden verlengd;

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. Het opleidingscentrum voor hulpverleners-ambulanciers « Centre provincial de Formation pour les Services d'Incendie et de Secours du Brabant wallon », ingericht door de Provincie Waals-Brabant, wordt erkend van 1 januari 1999 tot 31 december 1999. § 2. De in § 1, bedoelde erkenning kan door Ons worden verlengd voor zover het organiek reglement en het huishoudelijk reglement als volgt worden aangepast : 1° Aan artikel 6, punt 1, van het organiek reglement wordt toegevoegd dat, wat betreft het opleidings- en vervolmakingscentrum voor hulpverleners-ambulanciers, het advies van de medische directie betreffende het ontwerp van huishoudelijk reglement tegelijkertijd wordt overgemaakt aan de Bestendige Deputatie.2° Artikel 7, tweede lid, van het organiek reglement wordt vervangen door een bepaling krachtens welke de coördinator van het opleidings- en vevolmakingscentrum voor hulpverleners-ambulanciers een vervanger aanduidt tot de Bestendige Deputatie desgevallend in zijn opvolging of vervanging voorziet.3° Artikel 9 van het organiek reglement wordt opgeheven.4° Artikel 15 van het organiek reglement wordt gewijzigd, waarbij wordt voorzien dat, wat betreft het opleidings- en vervolmakingscentrum voor hulpverleners-ambulanciers, de leden van het lerarenkorps worden aangewezen door de Bestendige Deputatie, overeenkomstig het voorstel opgemaakt door de wetenschappelijke cel en de pedagogische cel.5° Artikel 34, van het organiek reglement wordt aangevuld met een bepaling welke voorziet dat wordt gewaakt over de representativiteit met betrekking tot de diverse diensten die hun medewerking verlenen aan de dringende geneeskundige hulpverlening in de provincie.6° Artikel 38 van het organiek reglement wordt vervangen door een bepaling welke voorziet dat het opleidingsprogramma wordt vastgesteld overeenkomstig de geldende reglementering, waarbij het centrum daarenboven nog andere opleidingen aangaande de dringende geneeskundige hulpverlening kan organiseren.7° Artikel 43, tweede lid, van het organiek reglement wordt aangevuld met de woorden « of op voorstel van de gezondheidsinspecteur ».8° Artikel 45 van het organiek reglement wordt aangevuld met een bepaling welke voorziet dat elke wijziging van het organiek reglement en het huishoudelijk reglement ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.9° De artikelen 10 en 32 van het huishoudelijk reglement worden opgeheven.

Art. 2.Onze Minister die de dringende medische hulpverlening in zijn bevoegdheid heeft is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Veiligheid, J. PEETERS