gepubliceerd op 29 december 2006
Koninklijk besluit houdende goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen met betrekking tot de statistische informatie die door bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming verstrekt dient te worden
18 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit houdende goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen met betrekking tot de statistische informatie die door bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming verstrekt dient te worden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid op artikel 64;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegde reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 11 september 2006 met betrekking tot de statistische informatie die door bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming verstrekt dient te worden, wordt goedgekeurd.
Art. 2.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 december 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS
Reglement van de Commissie voor Bank-, Financie-, en Assurantiewezen betreffende de statistische informatie over te maken door bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming De Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen, Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid op artikel 64;
Gelet op het advies van de beroepsverenigingen;
Gelet op het advies van de Raad van Toezicht van de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities, toepassingsgebied en algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement, wordt verstaan onder : 1° « de wet van 20 juli 2004 » : de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;2° « de wet van 4 december 1990 » : de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten;3° « koninklijk besluit van 4 maart 2005 » : het koninklijk besluit van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging;4° « koninklijk besluit van 10 november 2006 » : koninklijk besluit op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming;5° « CBFA » : De Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen;6° « datum van schrapping » : de datum waarop de instelling voor collectieve belegging, of het compartiment, geschrapt wordt van de lijst bedoeld in artikel 120 van de wet van 4 december 1990 of in artikel 31 van de wet van 20 juli 2004 voor de instellingen voor collectieve belegging of compartimenten naar Belgisch recht en van de lijst bedoeld in artikel 137 van de wet van 4 december 1990 of in artikel 129 van de wet van 20 juli 2004 voor de instellingen voor collectieve belegging of compartimenten naar buitenlands recht;7° « gereglementeerde markt » : een markt bedoeld in de artikelen 32, § 1, 1° tot 4° en 45, § 1, 1° tot 4°, van het Koninklijk Besluit van 4 maart 2005;8° « financiële zekerheid » : een zekerheid bedoeld in de artikelen 35, § 1 en 48, § 1 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005.
Art. 2.Zijn onderworpen aan de verplichtingen tot rapportering van dit reglement de openbare instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die geopteerd hebben voor de categorieën van toegelaten beleggingen voorzien in artikel 7, 1° of 2° van de wet van 20 juli 2004 of in artikel 122, § 1, 1° of 2°, van de wet van 4 december 1990, alsook de instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming naar buitenlands recht, die niet voldoen aan de voorwaarden van de Richtlijn 85/611/EEG, en waarvan de rechten van deelneming in België openbaar worden aangeboden.
Art. 3.§ 1. Dit reglement bepaalt de inhoud en de vorm van de statistische staten die de instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 2 gehouden zijn mede te delen aan de CBFA en verduidelijkt de overdrachtsmodaliteiten ervan.
De statistische staten bevatten informatie met betrekking tot de evolutie van het kapitaal van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment, over de samenstelling van haar portefeuille, over haar positie in afgeleide financiële instrumenten, over de evolutie van haar netto-inventariswaarde en over de vorming van haar resultaat.
Het doorgeven van gegevens gebeurt door middel van een reeks tabellen, de statistische staten. Het schema van de statistische staten wordt vermeld in bijlage 6 van dit reglement. § 2. Wanneer een instelling voor collectieve belegging meerdere compartimenten omvat, dienen de statistische staten afzonderlijk opgemaakt te worden voor elk gecommercialiseerd compartiment. Alle gegevens met betrekking tot een compartiment dienen gegroepeerd te worden in één staat, zelfs wanneer in dit compartiment verschillende aandelenklassen bestaan.
Art. 4.De verplichting tot het overmaken van statistische staten aan de CBFA berust bij de instellingen voor collectieve belegging zelf of bij hun aangestelde beheervennootschap. Het opmaken van de statistische staten wordt aanzien als een administratieve taak van de instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 3, 9°, b), van de wet van 20 juli 2004. Zonder dat hun verantwoordelijkheid terzake zou afnemen en rekening houdend met de voorwaarden voorzien in de artikelen 41 en 153 van de wet van 20 juli 2004, kunnen de instellingen voor collectieve belegging of hun beheervennootschap de uitoefening van deze taak delegeren aan een derde tussenpersoon. HOOFDSTUK 2. - Overdracht van gegevens en periode van rapportering Afdeling 1. - Referentieperiode, overdrachtsfrequentie.
Art. 5.De statistische staten hebben betrekking op het kalenderjaar dat de referentieperiode uitmaakt voor de statistische staten. De instellingen voor collectieve belegging waarvan het boekjaar niet afgesloten wordt op 31 december moeten in staat zijn hun boekhoudkundige gegevens in overeenstemming te brengen met de gecumuleerde stroomgegevens van de statistische staten.
Art. 6.De statistische staten worden per kwartaal opgemaakt en stemmen overeen met elk kwartaal van het kalenderjaar.
In afwijking van het eerste, dienen de instellingen voor collectieve belegging of compartimenten als monetair gekwalificeerd, statistische staten op maandelijkse basis mede te delen.
Worden als monetair aanzien de instellingen voor collectieve belegging of de compartimenten waarvan de beleggingspolitiek, opgenomen in het prospectus, de vaste verbintenis bevat om een rendement te beogen dicht bij dit van de geldmarkt en om het grootste deel van hun financieringsmiddelen te investeren in geldmarktinstrumenten, met name instrumenten waarvan de resterende looptijd minder is dan 397 dagen.
Art. 7.De statistische staten worden afgesloten op de laatste dag van ontvangst van de orders van de periode waarop zij betrekking hebben.
In afwijking van dit principe, worden de statistische staten die betrekking hebben op een kwartaal waarvan de laatste dag overeenstemt met een jaarlijkse of halfjaarlijkse boekhoudkundige afsluiting voor de instelling voor collectieve belegging afgesloten op de laatste kalenderdag van dit kwartaal. Afdeling 2. - Periode van onderworpenheid
aan de verplichting tot rapportering.
Art. 8.Voor een nieuwe instelling voor collectieve belegging of voor een nieuw compartiment, hebben de eerste over te maken statistische staten betrekking op de periode beginnend op het einde van de initiële inschrijvingsperiode tot het einde van het lopende kwartaal.
Art. 9.Voor een instelling voor collectieve belegging naar buitenlands recht of een compartiment van een dergelijke instelling, die reeds gecommercialiseerd wordt in haar land van oorsprong bij haar inschrijving in België, hebben de eerste statistische staten betrekking op de periode beginnend op de datum van inschrijving van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment op de lijst bedoeld in artikel 137 van de wet van 4 december 1990 of in artikel 129 van de wet van 20 juli 2004 tot het einde van het lopende kwartaal.
Art. 10.De laatste mede te delen statistische staten zijn deze afgesloten op datum van statistische rapportering die de datum van schrapping voorafgaat van de instelling voor collectieve belegging of het compartiment. Afdeling 3. - Te volgen methode ingeval van fusie.
Onderafdeling 1. - Fusie door overneming
Art. 11.Voor de overgenomen instelling voor collectieve belegging of compartiment, zijn de laatste statistieke staten deze die betrekking hebben op de datum van statistische rapportering die haar datum van schrapping voorafgaat.
Art. 12.Voor de overnemende instelling voor collectieve belegging of compartiment, worden het aantal uitgegeven rechten van deelneming, en het overeenstemmend bedrag, ingevolge fusie door overneming, vermeld in tabel 0010 respectievelijk onder de posten 1.2.1. « Waarvan uitgegeven rechten van deelneming ingevolge fusie door overneming van instellingen voor collectieve belegging of van compartimenten » en 2.3.1. « Waarvan bedragen overeenstemmend met de uitgegeven rechten van deelneming ingevolge fusie door overneming van instellingen voor collectieve belegging of van compartimenten » bij de statistische rapportering volgend op de datum van schrapping van de overgenomen instelling voor collectieve belegging of compartiment.
Art. 13.De portefeuillegegevens en de gegevens van de resultatenrekening vermeld in de statistische staten zijn de gegevens opgenomen in de boekhouding van het overnemende compartiment op de datum van statistische rapportering volgend op de datum van schrapping van de overgenomen instelling voor collectieve belegging of compartiment.
Onderafdeling 2. - Fusie van instellingen voor collectieve belegging of van compartimenten door de oprichting van een nieuwe instelling voor collectieve belegging of nieuw compartiment.
Art. 14.Voor de overgenomen instellingen voor collectieve belegging of compartimenten, is artikel 11 van toepassing.
Art. 15.De nieuwe instelling voor collectieve belegging of het nieuw compartiment deelt haar eerste statistische staten mede op het einde van het kwartaal dat volgt op de datum van schrapping van de overgenomen instellingen voor collectieve belegging of compartimenten en vermeldt in tabel 0010 het aantal uitgegeven rechten van deelneming, en het overeenstemmend bedrag, ingevolge de ruil van de aandelen van de overgenomen instellingen of compartimenten respectievelijk onder de posten 1.2.1. « Waarvan rechten van deelneming uitgegeven ingevolge fusie door overneming van instellingen voor collectieve belegging of compartimenten » en 2.3.1. « Waarvan bedragen overeenstemmend met de rechten van deelneming uitgegeven ingevolge fusie door overneming van instellingen voor collectieve belegging of compartimenten ».
Art. 16.De portefeuillegegevens en de gegevens van de resultatenrekening vermeld in de statistische staten van de nieuwe instelling voor collectieve belegging of nieuw compartiment zijn de gegevens opgenomen in de boekhouding ervan op datum van statistische rapportering volgend op de datum van schrapping van de overgenomen instellingen voor collectieve belegging of compartimenten. Afdeling 4. - Termijn van overdracht en correcties.
Art. 17.De statistische staten worden overgemaakt aan de CBFA binnen de 15 werkdagen volgend op de laatste kalenderdag van de periode waarop zij betrekking hebben.
Art. 18.De staten die niet beantwoorden aan de coherentievereisten bedoeld in afdeling 7 worden niet aanvaard en dienen ten laatste vervangen te worden binnen de vijf werkdagen volgend op de mededeling van de CBFA van de vastgestelde tekortkoming.
De staten die niet voldoen aan de controles omschreven in punt 2 van bijlage 1 of in punt 5 van bijlage 2 worden niet aanvaard en dienen gecorrigeerd te worden binnen de vijf werkdagen volgend op de mededeling door de CBFA van de controle waaraan niet werd voldaan.
Wanneer de omvang van de correctie het rechtvaardigt, kan de CBFA een bijkomende termijn toestaan voor de overdracht van de gecorrigeerde staten. Afdeling 5. - Overdrachtsmodaliteiten
Art. 19.De instellingen voor collectieve belegging kunnen kiezen om de statistische staten op te maken, waarvan de tabelschema's omschreven worden in bijlage 6, volgens het technisch protocol vermeld in bijlage 1 of onder de vorm van EXCEL-tabellen, volgens de overdrachtsmodaliteiten vermeld in bijlage 2.
Het model van de EXCEL-tabellen wordt medegedeeld, op verzoek van de instelling voor collectieve belegging, door de CBFA voorafgaand aan de afgifte van de eerste statistische staten. Geen enkele wijziging, toevoeging van rijen of kolommen, kan aangebracht worden in deze tabellen. Enkel de tabellen in hun originele vorm worden aanvaard.
Art. 20.De instellingen voor collectieve belegging en hun compartimenten, alsook de tussenpersonen die belast zijn met het overmaken van de statistische staten, worden geïdentificeerd door een unieke code medegedeeld door de CBFA. Elke statistische staat vermeldt deze codes.
Art. 21.De statistische staten van eenzelfde compartiment van een instelling voor collectieve belegging of van eenzelfde instelling voor collectieve belegging zonder compartiment mogen niet verdeeld worden over meerdere bestanden. Een bestand bevat enkel de statistische gegevens van eenzelfde compartiment van een instelling voor collectieve belegging of van eenzelfde instelling voor collectieve belegging wanneer deze geen compartiment omvat.
In afwijking van het eerste lid, is het mogelijk in één enkel bestand, overeenkomstig het technisch protocol, de gegevens te groeperen met betrekking tot verschillende instellingen voor collectieve belegging of compartimenten.
Art. 22.De statistische staten worden medegedeeld aan de CBFA via computer onder de vorm van een bestand gehecht aan een e-mail. De statistische staten worden overgemaakt aan het mailadres stat.cis@cbfa.be vergezeld van de informatie en documenten vermeld in bijlagen 3 en 4.
Art. 23.Het staat de instellingen voor collectieve belegging vrij hun bestanden te beveiligen. In dit geval, brengen zij de CBFA voorafgaandelijk hiervan op de hoogte en delen deze de te volgen procedure mede om een juiste lezing te verzekeren van de bedoelde bestanden.
Art. 24.Een instelling voor collectieve belegging kan kiezen om haar statistische staten over te maken middels het ISABEL-netwerk. In dit geval informeert de instelling voor collectieve belegging voorafgaandelijk de CBFA erover die haar de overdrachtsmodaliteiten en het adres eigen aan deze wijze van communicatie mededeelt. Afdeling 6. - Munteenheid waarin
de statistische staten worden opgemaakt
Art. 25.De statistische staten worden volledig opgemaakt in de referentiemunt van de instelling voor collectieve belegging of compartiment, met name in de munt waarin de netto-inventariswaarde wordt berekend.
Art. 26.De te gebruiken eenheid voor het opmaken van de statistische staten in de tabellen is de eenheid van de referentiemunt van het compartiment. De gegevens worden vermeld met twee decimalen. Een punt scheidt het volledige getal van de decimalen.
Bij uitzondering op alinéa 1, worden de gegevens van post 1. « Evolutie van het aantal rechten van deelneming » van tabel 0010 vermeld met vier decimalen. Afdeling 7 - Coherentievereisten
Art. 27.Wanneer de tabellen, in verschillende kolommen, gegevens bevatten met betrekking tot de lopende periode en gegevens met betrekking tot het kalenderjaar, a) zijn de cijfers met betrekking tot het kalenderjaar de cumulatieve cijfers van de verstreken kwartalen sedert de aanvang van het kalenderjaar tot datum van afsluiting van de periode waarop de statistische staten betrekking hebben;b) de cijfers van de « lopende periode », of zij nu stroomelementen of voorraadelementen betreffen, geven beperkte informatie over het lopende kwartaal.In afwijking hiervan worden de cijfers vermeld onder de posten 1.1 « Omloop begin huidige periode/begin huidig kalenderjaar » en 1.5 « Omloop einde van de periode » van kolom 005 van tabel 0010 op een gecumuleerde wijze weergegeven respectievelijk op het begin en het einde van de periode waarop de staten betrekking hebben.
Art. 28.De cijfers vermeld in de kolommen van de tabellen hebben een positieve algebraïsche waarde. In afwijking hiervan kan het overeenstemmend gegeven zowel een positief als een negatief teken hebben wanneer de tekstuele omschrijving van de betrokken rij eindigt met (+/-). Wanneer de tekstuele omschrijving van de betrokken rij bovendien eindigt op (-), moet het overeenstemmend gegeven een negatief teken hebben.
De tekens vermeld in de tweede kolom van de tabellen geven geen enkele indicatie wat betreft het teken waaronder het gegeven vermeld dient te worden.
De cijfers die een positieve waarde hebben worden voorzien van hun teken in het technisch protocol en zonder een teken in Excel.
De cijfers met een negatieve waarde worden voorzien van het teken « - ».
Art. 29.Onder voorbehoud van artikel 44, dienen alle cellen van alle tabellen, inclusief de cellen met betrekking tot de totalen en subtotalen, vervolledigd te worden met de overeenstemmende gegevens met betrekking tot de instelling voor collectieve belegging of het compartiment, of met een nul wanneer er geen enkel gegeven bestaat voor een betrokken cel.
Art. 30.Voorafgaand aan de afgifte van de statistische staten aan de CBFA, controleert de instelling voor collectieve belegging of deze staten de coherentietesten respecteren voorkomend in bijlage 5. Afdeling 8. - Bevestiging van de statistische staten
door de commissaris van de instelling voor collectieve belegging.
Art. 31.§ 1. Met toepassing van artikel 88, § 1, 2°, van de wet van 20 juli 2004, bevestigt de commissaris van de instelling voor collectieve belegging naar Belgisch recht dat de statistische staten die betrekking hebben op het laatste kwartaal van het kalenderjaar volledig, juist en volgens de geldende regels zijn opgesteld.
Wanneer de instelling voor collectieve belegging meerdere compartimenten omvat, maakt de commissaris een aparte bevestiging op voor elk compartiment.
De commissaris vermeldt in zijn bevestiging de versie van de statistieken waarop hij de verificaties uitvoert aangeduid in artikel 32. § 2. De beleggingsinstellingen naar buitenlands recht kunnen hun statistische staten laten bevestigen door een persoon gelijkwaardig aan een commissaris bedoeld in § 1. De andere bepalingen van § 1 alsook artikel 32 blijven van toepassing.
Art. 32.De bevestiging bedoeld in artikel 31 impliceert onder meer dat geverifieerd wordt dat : a) de overgemaakte cijfers, die betrekking hebben op de boekhoudkundige gegevens, overeenstemmen, zonder toevoeging of weglating, met deze die voorkomen in de boekhouding van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment;b) deze boekhouding wordt gehouden overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 november 2006;c) de niet-boekhoudkundige gegevens van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment die voorkomen in de statistische staten geen onmiskenbare inconsistenties vertonen;d) de referentiemunt gebruikt in de statistische staten de berekeningsmunt van de netto-inventariswaarde van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment is;e) de datum waarop de statistische staten worden afgesloten conform is met het voorschrift van artikel 7;f) de instelling voor collectieve belegging de coherentietesten vermeld in bijlage 5 uitgevoerd heeft en dat het resultaat van deze testen positief is;g) de overeenstemming bedoeld in artikel 5 adequaat werd uitgevoerd. HOOFDSTUK 3. - Commentaren bij de tabellen Afdeling 1. - Tabel 0010
Art. 33.Post 1 van tabel 0010 geeft de evolutie weer van het aantal rechten van deelneming in omloop. Bij post 1.1. « Omloop begin huidige periode/begin huidig kalenderjaar », vermelden de kolommen 005 et 010 respectievelijk het aantal rechten van deelneming aan het begin van het kwartaal en aan het begin van het kalenderjaar. Voor de statistische rapportering die betrekking heeft op het eerste kwartaal van het kalenderjaar, dienen de cijfers vermeld op deze post identiek te zijn in de kolommen 005 et 010.
De stroomcijfers zijn respectievelijk deze van de bewegingen genoteerd in de loop van het kwartaal van de statistische rapportering en van de gecumuleerde bewegingen op het verstreken gedeelte van het kalenderjaar.
Art. 34.De cijfers van post 1. « Evolutie van het aantal rechten van deelneming » die overeenstemmen met al de uitgegeven en terugbetaalde rechten van deelneming worden medegedeeld zonder onderscheid van geografische plaats (België of buitenland) van de inschrijving of terugbetaling. Wanneer verschillende klassen van aandelen bestaan in de instelling voor collectieve belegging of het compartiment, worden de uitgegeven en terugbetaalde rechten van deelneming voor alle bestaande klassen vermeld, overeenkomstig artikel 3, § 2.
Art. 35.Post 1.2.1. « Waarvan rechten van deelneming uitgegeven ingevolge fusie door overneming van instellingen voor collectieve belegging of compartimenten » wordt vervolledigd overeenkomstig afdeling 3 van Hoofdstuk 2, wanneer fusieverrichtingen of inbrengen van activa plaatsvinden.
Art. 36.De stroomcijfers van posten 2. « Inschrijvingen (in bedragen) » et 3. « Inkopen (in bedragen) » geven de opbouw en de uitsplitsing weer van de netto-financieringsmiddelen ingezameld in de loop van de periode van statistische rapportering en vanaf de aanvang van het kalenderjaar. De netto-inventariswaarde van het totaal van de inschrijvingen, zowel in België als in het buitenland, vermeerderd met de toetredingsvergoedingen, geeft het brutobedrag waarvoor een beroep werd gedaan op het spaarderspubliek.
Art. 37.§ 1. Enkel de bedragen bestemd om de kosten van de verwerving van de activa te dekken ten gunste van de instelling voor collectieve belegging of compartiment, zoals bedoeld in artikel 60, § 1, 1°, van het Koninklijk Besluit van 4 maart 2005, worden vermeld in post 2.2 « Totaal toetredingsvergoedingen ». § 2. De uittredingskosten bedoeld in post 3.2 « Totaal uittredingsvergoedingen » hernemen uitsluitend de bedragen bestemd om de kosten voor de realisatie van de activa te dekken ten gunste van de instelling voor collectieve belegging of compartiment, zoals bedoeld in artikel 60, § 3, 1°, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 en de bedragen bestemd om een uittreding te ontmoedigen in de maand die volgt op de toetreding, zoals bedoeld in artikel 60, § 3, 3° van het voormelde koninklijk besluit.
Art. 38.Ingeval van omschakeling van een instelling voor collectieve belegging of compartiment naar een andere instelling voor collectieve belegging of compartiment, wordt de verrichting vermeld als een terugbetaling en een equivalente inschrijving in de statistische staten van de betrokken instellingen voor collectieve belegging of compartimenten. Afdeling 2. - Tabellen 0020 tot 0023
Art. 39.Het totaal van de cijfers vermeld in de tabellen 0020, 0021 en 0022 stemt overeen met het totaal nettoactief van de instelling voor collectieve belegging of compartiment aangeduid in tabel 0023.
Het algemeen totaal van het nettoactief is de netto-inventariswaarde van de instelling voor collectieve belegging of compartiment op het einde van de periode van statistische rapportering en stemt overeen met het bedrag vermeld in post 1.8 « Netto-inventariswaarde einde periode » van tabel 0030.
Art. 40.In de tabellen 0020, 0021, 0022 en 0023, drukken de cijfers de waarde uit van de respectievelijke elementen van het patrimonium op het einde van de periode van statistische rapportering, zoals opgesteld op basis van de statutaire of reglementaire boekings- en waarderingsregels.
Onderafdeling 1. - Tabel 0020
Art. 41.Tabel 0020 betreft de financiële instrumenten die de portefeuille uitmaken van niet-afgeleide financiële instrumenten van de instelling voor collectieve belegging of het compartiment. In deze tabel, a) vermeldt post 1.1 « Obligaties » uitsluitend de obligaties die geen afgeleid financieel instrument omvatten. Deze die er één omvatten worden vermeld in post 1.2.1. « Andere schuldinstrumenten met « embedded » afgeleide financieel instrument »; b) een warrant wordt vermeld in post 4.« Andere effecten ». De nominale waarde van de warrant wordt eveneens vermeld in tabel 0241 onder de passende subpost van post 1. « Opties en warrants ». De warrant wordt eveneens in rekening genomen voor de berekening van de blootstelling van de afgeleide instrumenten. De passende subposten van post 1. « opties » van de tabellen 0261 en 0262 of 0271 en 0272 worden vervolledigd naargelang de warrant al dan niet genoteerd is; c) de obligaties met warrants, waarbij de warrant van de obligatie kan worden gescheiden en afzonderlijk verhandeld, dienen als gewone obligaties behandeld te worden.De warrant wordt behandeld zoals aangeduid in letter b) ; d) de obligaties met warrant die niet afzonderlijk verhandeld kunnen worden, worden vermeld in post 1.2.1 « Andere schuldinstrumenten met « embedded » afgeleid financieel instrument ». Met de geïncorporeerde warrant wordt rekening gehouden voor de tabellen 0261, 0262, 0271 en 0272; e) de kolom met titel « Genoteerd op een gereglementeerde markt » vermeldt enkel de financiële instrumenten toegelaten om verhandeld te worden op een gereglementeerde markt;f) de vastgoedcertificaten en de certificaten gekoppeld aan een index worden vermeld in post 4.« Andere effecten ».
Onderafdeling 2. - Tabel 0021
Art. 42.De bedragen vermeld in subposten 1.1 tot 1.5 van post 1. « Deposito's » zijn de bedragen van de deposito's vermeld in functie van hun oorspronkelijke looptijd.
Art. 43.Wanneer de instelling voor collectieve belegging of het compartiment geniet van financiële zekerheden met het oog op het beperken van haar tegenpartijrisico op de deposito's, worden de bedragen overeenstemmend met deze zekerheden aangeduid in kolom 020.
De nettoblootstelling vermeld in kolom 025 is het resultaat van het verschil tussen het brutobedrag vermeld in kolom 015 en het bedrag van de financiële zekerheid vermeld in kolom 020.
Art. 44.In afwijking van artikel 29 worden de cellen [0070, 020], [0080, 020], [0090, 020], [0100, 020], [0110, 020], [0120, 020], [0130, 020], [0140, 020], [0070, 025], [0080, 025], [0090, 025], [0100, 025], [0110, 025], [0120, 025], [0130, 025] en [0140, 025] nooit vervolledigd.
Art. 45.Overeenkomstig artikel 28 hebben alle cijfers van post 2. « Vorderingen en schulden » een positieve waarde.
Onderafdeling 3. - Tabel 0022
Art. 46.De in portefeuille gehouden afgeleide financiële instrumenten worden gewaardeerd tegen reële waarde.
Art. 47.Wanneer de onderliggende activa van een afgeleid financieel instrument meer dan één risico vertegenwoordigen, bepaalt het meest pertinente risico t.o.v. de doelgerichtheid van de investering van het compartiment de rij waarin het cijfer wordt vermeld.
Onderafdeling 4. - Tabel 0023
Art. 48.Wanneer een instelling voor collectieve belegging of een compartiment meerdere klassen van aandelen omvat, dient het totaal van het nettoactief te worden vermeld van de instelling voor collectieve belegging of compartiment, alle eventuele klassen van aandelen samen, overeenkomstig artikel 3, § 2. Afdeling 3. - Tabel 0241
Art. 49.Tabel 0241 vermeldt alle nominale bedragen van de in portefeuille gehouden afgeleide financiële instrumenten alsook de nominale bedragen van de warrants zoals vermeld in artikel 41.
De afgeleide financiële instrumenten worden uitgesplitst volgens dezelfde categorieën van onderliggende waarden zoals deze gebruikt in tabel 0022. In tegenstelling met tabel 0022, wordt een onderscheid gemaakt tussen de gekochte of verkochte afgeleide financiële instrumenten. Bovendien, worden de opties uitgesplitst, zowel voor de aangekochte opties als voor de verkochte, tussen opties « à la hausse en à la baisse ». Afdeling 4. - Tabel 0242
Art. 50.Post 1. « Cessie-retrocessieverrichtingen of daarmee gelijkgestelde verrichtingen » van de tabel vermeldt de verbintenissen van terugkoop - en wederverkoop resulterend uit cessie-retrocessieverrichtingen en gelijkgestelde verrichtingen.
Een contante aankoopverrichting van effecten met verbintenis deze weder te verkopen op een vastgestelde datum wordt aangeduid in post 1.1 « Verbintenissen tot verkoop ».
Een contante verkoopverrichting van effecten met verbintenis deze terug te kopen op een vastgestelde datum wordt aangeduid in post 1.2 « Verbintenissen tot terugkoop ».
Art. 51.Overeenkomstig artikel 17 van het koninklijk besluit van 10 november 2006, wordt de vordering ontstaan uit de lening van een financieel instrument aangeduid in post 2 « Effectenleningen ».
Art. 52.De ontvangen en gegeven financiële zekerheden en vermeld in post 3. « Collateral en andere zakelijke zekerheden » worden gewaardeerd overeenkomstig artikel 18 van het Koninklijk Besluit van 10 november 2006.
De bedragen van de financiële zekerheden worden in de cellen van kolom 005 aangeduid en worden niet tussen de kolommen van tabel 0242 uitgesplitst.
In afwijking van artikel 29 worden de cellen [0040, 010], [0050, 010], [0060, 010], [0070, 010], [0040, 015], [0050, 015], [0060, 015], [0070, 015], [0040, 020], [0050, 020], [0060, 020], [0070, 020], [0040, 025], [0050, 025], [0060, 025], [0070, 025] nooit vervolledigd. Afdeling 5. - Tabel 0025
Art. 53.Tabel 0025 herneemt op een geaggregeerde basis de aankoop- en verkoopbedragen van financiële instrumenten door de gerealiseerde transacties op een al dan niet gereglementeerde markt te onderscheiden. De instelling voor collectieve belegging controleert of de gereglementeerde markt waarin zij wenst te beleggen past in het bestaande statutaire en reglementaire kader terzake.
Art. 54.Alle niet in post 1. « Transacties uitgevoerd via een gereglementeerde markt gedurende de periode (in bedragen) » opgenomen verrichtingen worden vermeld in post 2. « Transacties buiten een gereglementeerde markt gedurende de periode (in bedragen) ». Afdeling 6. - Tabel 0261
Art. 55.Tabel 0261 vermeldt voor elk afgeleid financieel instrument genoteerd op een gereglementeerde markt het potentieel verlies berekend overeenkomstig de artikelen 33, § 2 en 46, § 2, van koninklijk besluit van 4 maart 2005.
Art. 56.Wanneer de CBFA erom verzoekt, deelt de instelling voor collectieve belegging onverwijld de methodes mede gebruikt voor de berekening van de risico's verbonden aan posities gehouden in afgeleide financiële instrumenten. Afdeling 7. - Tabel 0262
Art. 57.Tabel 0262 herneemt op een synthetische wijze de percentages van het hefboomeffect volgend uit de verschillende posities gehouden in genoteerde afgeleide financiële instrumenten. Het hefboomeffect is het herfboomeffect in de zin van de artikelen 33, § 1 en 46, § 1, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005.
Art. 58.De gevoeligheid van elke positie in een genoteerd afgeleid financieel instrument wordt berekend en gewogen door het relatief gewicht van de betrokken positie te vergelijken met het totaal nettoactief van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment. Het resultaat van deze berekening wordt overgebracht in de corresponderende categorieën van tabel 0262.
Art. 59.Wanneer meerdere posities in genoteerde afgeleide financiële instrumenten behoren tot éénzelfde categorie van tabel 0262, correspondeert het te vermelden cijfer voor deze categorie met de gewogen som van de gevoeligheden van de betrokken posities.
Art. 60.De instelling voor collectieve belegging moet in staat zijn de gebruikte berekeningsmethodes mede te delen aan de CBFA. Afdeling 8. - Tabellen 0271 en 0272
Art. 61.De posities gehouden in OTC-derivaten worden vermeld in de tabellen 0271 en 0272. Deze tabellen worden vervolledigd overeenkomstig de voorschriften voorzien in afdeling 6 voor tabel 0271 en in afdeling 7 voor tabel 0272.
Art. 62.§ 1. De OTC-derivaten bedoeld in artikel 61 zijn de afgeleide financiële instrumenten waarop de tegenpartijbegrenzingen voorzien in de artikelen 34, § 1, alinea 3 en 47, § 1, alinea 3, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 van toepassing zijn.
Art. 63.De afgeleide financiële instrumenten geïncorporeerd in andere financiële instrumenten worden eveneens vermeld in tabellen 0271 en 0272. Het « gestructureerd » financieel instrument dat het afgeleide financieel instrument omvat wordt hernomen in post 1.2.1. « Andere schuldinstrumenten met « embedded » afgeleid financieel instrument » van tabel 0020 en zijn « afgeleide » component wordt vermeld in de tabellen 0271 en 0272 als afzonderlijk OTC-derivaat. Afdeling 9. - Tabellen 0281 en 0282
Art. 64.De tabellen 0281 en 0282 hernemen de maatstaf van het tegenpartijrisico voor de OTC-derivaten uitgedrukt in bedrag.
De OTC-derivaten zijn de instrumenten bedoeld in artikel 62, § 1.
Art. 65.Het tegenpartijrisico wordt gemeten volgens de waarderingsmethode aan marktprijs voorzien in bijlage III van de Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot de activiteit van kredietinstellingen en de uitoefening ervan.
Art. 66.De brutowaarde van het tegenpartijrisico wordt vermeld in tabel 0281 en zijn nettowaarde in tabel 0282.
De brutowaarde is de waarde van het tegenpartijrisico berekend overeenkomstig artikel 65.
De nettowaarde is het verschil tussen de brutowaarde en de reële waarde van de financiële zekerheden ontvangen door de instelling voor collectieve belegging of compartiment. Afdeling 10. - Tabel 0030
Art. 67.De tabel 0030 herneemt de evolutie van de totale netto-inventariswaarde op basis van alle componenten die deze evolutie beïnvloeden. Alle gegevens vermeld in deze tabel zijn de synthese van de gedetailleerde bewegingen die gespecificeerd zijn in andere tabellen. Afdeling 11. - Tabel 0040
Art. 68.Tabel 0040 volgt het schema van de resultatenrekening van de instelling voor collectieve belegging of het compartiment zoals voorzien in het koninklijk besluit van 10 november 2006.
Art. 69.De debetintresten worden vermeld in post 2.3. « Interesten ingevolge ontleningen ». HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding en overgangsbepaling
Art. 70.Hoofdstuk 1 met uitzondering van artikel 1, afdeling 1 van Hoofdstuk 2 met uitzondering van de artikelen 5 en 7, afdelingen 2 tot 7 van Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3 treden in werking op 1 januari 2007.
Art. 71.De artikelen 1, 5 en 7 en afdeling 8 van Hoofdstuk 2 treden in werking op datum van publicatie van dit reglement.
Art. 72.De bepalingen van dit reglement zijn vanaf 1 januari 2008 van toepassing voor de instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming naar buitenlands recht, die niet voldoen aan de voorwaarden van de Richtlijn 85/611/EEG, en waarvan de rechten van deelneming in België openbaar worden aangeboden.
Brussel, 18 december 2006.
De Voorzitter, E. WYMEERSCH
Bijlagen 1. Overdrachtsprotocol 2.Overdracht via Excel 3. Inhoudsopgave 4.Afgifteformulier 5. Coherentietesten 6.Schema van de statistische staten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld