17 SEPTEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 26 juni 1963 tot instelling van een Orde van Architecten

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 juli 1989 betreffende overdracht van bevoegdheden voor de uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 juni 1985, inzonderheid op artikel 1;

Gelet op de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, inzonderheid op artikel 58;

Gelet op de wet van 26 juni 1963 tot instelling van een Orde van Architecten, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1970, 28 januari 1977 en 24 april 1989, het koninklijk besluit van 12 september 1990 en de wetten van 30 december 1992 en 10 februari 1998;

Gelet op de richtlijn 85/384/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 juni 1985 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels op het gebied van de architectuur, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten;

Gelet op advies L. 29.900/3 van de Raad van State, gegeven op 4 juli 2000;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Middenstand, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, {alia}Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 8, derde lid van de wet van 26 juni 1963 tot instelling van een Orde van Architecten, worden de woorden « bij de raad van het gebied waarin het project moet worden verwezenlijkt » en de woorden « in het register van deze raad » respectievelijk vervangen door de woorden « bij de nationale raad van de Orde van Architecten » en de woorden « in het register van de dienstverrichting ».

Art. 2.Artikel 17 van deze wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 17.§ 1. Elke raad van de Orde houdt een tabel en een lijst van stagiairs bij, waarop de leden van de Orde worden ingeschreven die de hoofdzetel van hun activiteit in zijn gebied gevestigd hebben.

De aanvragen tot inschrijving op de tabel en op de lijst van de stagiairs worden aan de bevoegde raad verzonden.

De raad doet binnen dertig dagen uitspraak over de aanvragen tot inschrijving bedoeld in artikel 8, eerste lid, en over de aanvragen tot machtiging bedoeld in artikel 8, tweede lid.

Is de raad van oordeel een afwijzende beslissing te moeten nemen, dan brengt hij de belanghebbende hiervan op de hoogte bij aangetekende brief. Een definitieve beslissing kan slechts genomen worden met tweederde meerderheid en voorzover de belanghebbende de in artikel 24 bepaalde waarborgen heeft genoten. § 2. Elke raad van de Orde is, wat de vestiging en de machtiging betreft, bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, bevoegd om, overeenkomstig de regelen bepaald in artikel 8, diploma's, certificaten en andere titels, alsook de documenten of inlichtingen bedoeld in de richtlijn 85/384/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 juni 1985 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels op het gebied van de architectuur, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten, te ontvangen.

Elke raad van de Orde is, wat de vestiging en de machtiging betreft, bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, ook bevoegd om de in dezelfde richtlijn bedoelde documenten en inlichtingen te verstrekken.

De afgifte van diploma's, certificaten en andere titels met betrekking tot de vorming, van attesten van goed gedrag of betrouwbaarheid die geen verband houden met de beroepswerkzaamheid van architect en van de verklaringen dat geen faillissement heeft plaatsgehad, behoort echter tot de bevoegdheid van respectievelijk de voor het onderwijs bevoegde overheden, de gemeentebesturen, en de griffies van de rechtbanken van koophandel. »

Art. 3.Artikel 20 van deze wet wordt vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 20.De raad van de Orde doet uitspraak in tuchtzaken ten opzichte van al de leden die op de tabel van de Orde of op de lijst van de stagiairs zijn ingeschreven, en ten opzichte van de personen die voldoen aan de bepalingen van het tweede en derde lid van artikel 8. In geval van dienstverrichting, bedoeld in artikel 8, derde lid, is de raad van de Orde bevoegd van het rechtsgebied waar het project wordt verwezenlijkt.»

Art. 4.In artikel 21, § 2, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « artikel 8, derde lid » vervangen door de woorden « artikel 8, tweede lid ».

Art. 5.Artikel 26, vierde lid van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende bepaling : « De rechtskundige bijzitter, die de nationale raad van de Orde heeft bijgestaan, en de betrokkene mogen binnen de termijn van dertig dagen beroep instellen tegen elke beslissing van de nationale raad die inzake dienstverrichting op grond van artikel 38bis van de wet is genomen. »

Art. 6.Artikel 31, eerste lid van dezelfde wet wordt als volgt aangevuld : « De raad van beroep met het Frans als voertaal doet uitspraak over de beroepen die zijn ingediend tegen de beslissingen die de nationale raad heeft uitgesproken in uitvoering van artikel 38bis en die betrekking hebben op de verwezenlijking van een project in de provincies Henegouwen, Luik, Luxemburg, Namen of Waals-Brabant.

De raad van beroep met het Nederlands als voertaal doet uitspraak over de beroepen die zijn ingediend tegen de beslissingen die de nationale raad heeft uitgesproken in uitvoering van artikel 38bis en die betrekking hebben op de verwezenlijking van een project in de provincies Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant of West-Vlaanderen.

In geval van beroep ingediend tegen een dergelijke beslissing, betrekking hebbend op een verwezenlijking van een project in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, is de raad van beroep met het Nederlands als voertaal of de raad van beroep met het Frans als voertaal bevoegd naargelang de taal van de akte van beroep. »

Art. 7.In artikel 38, 7° van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1) de 7° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 7° De onderdanen van een lidstaat van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte in te schrijven in het register van de dienstverrichting »;2) de 7° van artikel 38 wordt 8°.

Art. 8.Een artikel 38bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 38bis.De nationale raad houdt het register van de dienstverrichting bedoeld in artikel 8, derde lid, bij.

De voorafgaande verklaringen, bedoeld in artikel 8, derde lid, worden aan de nationale raad van de Orde toegestuurd.

De nationale raad is, wat de dienstverrichting betreft, bedoeld in artikel 8, derde lid, bevoegd om, overeenkomstig de regelen bepaald in artikel 8, diploma's, certificaten en andere titels, alsook de documenten of inlichtingen bedoeld in de voornoemde richtlijn 85/384/EEG van de Raad, te ontvangen.

De nationale raad is, wat de dienstverrichting betreft, bedoeld in artikel 8, derde lid, ook bevoegd om de in dezelfde richtlijn bedoelde documenten en inlichtingen te verstrekken.

De afgifte van diploma's, certificaten en andere titels met betrekking tot de vorming, van attesten van goed gedrag of betrouwbaarheid die geen verband houden met de beroepswerkzaamheid en van de verklaringen dat geen faillissement heeft plaatsgehad, behoort echter tot de bevoegdheid van respectievelijk de voor het onderwijs bevoegde overheden, de gemeentebesturen en de griffies van de rechtbanken van koophandel. »

Art. 9.De bepalingen van hoofdstuk III van titel V van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap en van dit besluit treden in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 10.Onze Minister bevoegd voor de Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 september 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS