gepubliceerd op 26 oktober 2016
Koninklijk besluit tot vaststelling van een plafond voor afwikkelingsvergoedingen voor binnenlandse debetkaarttransacties van consumenten
17 OKTOBER 2016. - Koninklijk besluit tot vaststelling van een plafond voor afwikkelingsvergoedingen voor binnenlandse debetkaarttransacties van consumenten
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikel VII.63/1, ingevoegd bij de wet van 29 juni 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/2016 pub. 06/07/2016 numac 2016011274 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie sluiten;
Gelet op het advies CCE 2015-2000 van de Commissie voor de Mededinging van 29 oktober 2015 betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 april 2016;
Gelet op advies nr. 59.729/1/V van de Raad van State, gegeven op 8 augustus 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende Verordening (EU) nr. 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties;
Overwegende dat de toepassing van voornoemde Verordening (EU) nr. 2015/751 het invoeren van uitvoerende maatregelen in intern recht vereist betreffende de afwikkelingsvergoedingen voor binnenlandse debetkaarttransacties van consumenten;
Overwegende dat voornoemde Verordening (EU) nr. 2015/751 een maximum vaststelt voor het bedrag van afwikkelingsvergoedingen voor de debetkaarttransacties van consumenten - namelijk 0,2 % van de transactiewaarde - zowel voor binnenlandse betalingstransacties als voor de grensoverschrijdende betalingstransacties (artikel 3, lid 1) en de lidstaten toelaat te opteren voor een lager plafond voor de binnenlandse debetkaarttransacties (artikel 3, leden 2 en 3);
Overwegende dat artikel VII.63/1 van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 29 juni 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/2016 pub. 06/07/2016 numac 2016011274 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie sluiten, de Koning machtigt om voor binnenlandse debetkaarttransacties van consumenten in de zin van voornoemde Verordening (EU) nr. 2015/751 een maximumpercentage en/of een maximaalbedrag van afwikkelingsvergoedingen vast te stellen, overeenkomstig artikel 3, leden 2 en 3, van voornoemde Verordening (EU) nr. 2015/751;
Overwegende dat in België het niveau van de afwikkelingsvergoedingen voor binnenlandse debetkaarttransacties van consumenten globaal lager ligt dan het in voornoemde Verordening (EU) nr. 2015/751 vastgestelde plafond, dat het tot de laagste behoort van de Europese Unie, en het resultaat is van een reeds jarenlang bestaande consensus tussen de betrokken Belgische marktactoren;
Overwegende dat diezelfde actoren het nuttig achten om het bedrag van de afwikkelingsvergoedingen voor binnenlandse debetkaarttransacties van consumenten op een laag niveau te houden;
Overwegende dat het effectief zinvol is om de Belgische situatie in stand te houden wat het lage niveau van de afwikkelingsvergoedingen voor binnenlandse debetkaarttransacties van consumenten betreft, en, in die zin, gebruik te maken van de mogelijkheid die de lidstaten wordt gelaten om een lager plafond vast te stellen dan voorzien in voornoemde Verordening (EU) nr. 2015/751;
Overwegende dat het plafond voor de afwikkelingsvergoedingen voor binnenlandse debetkaarttransacties van consumenten vóór de inwerkingtreding van voornoemde Verordening (EU) nr. 2015/751 op 9 december 2015, 0,56 % bedroeg met een maximum van 0,056 euro en een minimum van 0,01 euro;
Overwegende dat artikel 3, lid 2, a), van voornoemde Verordening (EU) nr. 2015/751 de Lidstaten toelaat om voor de afwikkelingsvergoedingen een percentage lager of gelijk aan 0,2 % vast te stellen, maar hen ook toelaat gezamenlijk een vast maximumbedrag op te leggen, werd het opportuun geacht het vaste Belgische maximumplafond van 0,056 euro te handhaven, en het maximale toegelaten 0,2 % percentage toe te passen.
Op de voordracht van de Minister van Economie en Consumenten, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Met toepassing van artikel 3, lid 2, a), van Verordening (EU) nr. 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties mag de vergoeding die op basis van het maximumpercentage, vermeld in artikel 3, lid 1, van de voornoemde verordening, namelijk 0,2 %, is berekend, het maximumbedrag van 0,056 euro niet overschrijden voor elke binnenlandse debetkaarttransactie van consumenten.
Art. 2.De minister bevoegd voor Economie en Consumenten is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 oktober 2016.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en Consumenten, K. PEETERS