Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 mei 2018
gepubliceerd op 14 juni 2018

Koninklijk besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2018012569
pub.
14/06/2018
prom.
17/05/2018
ELI
eli/besluit/2018/05/17/2018012569/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 MEI 2018. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikel XIII.4, tweede lid;

Gelet op het besluit van de Regent van 6 maart 1950 houdende vaststelling van de voorschriften omtrent de werkwijze van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, de artikelen 9, tweede lid en 10, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 mei 1955 houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven;

Gelet op het advies van de regeringscommissaris, uitgebracht op 13 maart 2018;

Gelet op het voorstel van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, uitgebracht op 28 maart 2018;

Op de voordracht van de Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegde huishoudelijk reglement voor de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven wordt goedgekeurd.

Art. 2.Het koninklijk besluit van 10 mei 1955 houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven wordt opgeheven.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 4.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 mei 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS

Bijlage Huishoudelijk reglement van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

Artikel 1.Het huishoudelijk reglement heeft tot doel de interne organisatie en de werkwijze van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven vast te stellen, conform de bepalingen van boek XIII 'Overleg' van het Wetboek van economisch recht en het besluit van de Regent van 6 maart 1950 houdende vaststelling van de voorschriften omtrent de werkwijze van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

Zoals wordt bepaald in boek XIII 'Overleg' van het Wetboek van economisch recht maakt de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven sensu stricto deel uit van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven als "koepel", waartoe ook de bijzondere raadgevende commissies behoren, die worden opgericht door de Koning of door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven zelf.

Binnen de grenzen van wat bepaald is in boek XIII 'Overleg' van het Wetboek van economisch recht, oefenen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de bijzondere raadgevende commissies hun bevoegdheden met de ruimste zelfstandigheid uit. Deze bijzondere raadgevende commissies beschikken over hun eigen huishoudelijk reglement, dat ter goedkeuring voorgelegd wordt aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, hieronder de Raad genoemd.

Plenaire vergaderingen van de Raad

Art. 2.De plenaire vergadering komt ten minste eenmaal per kwartaal bijeen.

Op aanvraag van een minister, van een van de wetgevende kamers of van zeven effectieve leden van de Raad moet zij binnen de vijftien dagen bijeenkomen.

Uitnodiging

Art. 3.De Raad komt in plenaire vergadering bijeen op uitnodiging van zijn voorzitter.

De uitnodiging bevat een dagorde, die de verschillende agendapunten vermeldt.

Behalve in dringende gevallen, waarover de voorzitter, of bij diens afwezigheid de secretaris, of het dagelijks bestuur dienen te oordelen, moeten de uitnodiging en de documenten voor de vergadering zes dagen voor de vergadering in het bezit van de leden zijn.

Agenda van de vergaderingen

Art. 4.De agenda wordt door het dagelijks bestuur vastgesteld.

Op verzoek van ten minste vijf effectieve leden moet elke aangelegenheid die tot de bevoegdheid van de Raad behoort op de agenda van de eerstvolgende plenaire vergadering geplaatst worden.

Art. 5.Indien het dagelijks bestuur onmogelijk vóór de eerstvolgende plenaire vergadering kan worden bijeengeroepen, plaatst de voorzitter, of bij diens afwezigheid de secretaris, zelf de door de wetgevende kamers, de ministerraad, een of meerdere ministers of enige andere federale overheidsinstantie gestelde vraag, of het punt waarvan ten minste vijf effectieve leden het onderzoek hebben gevraagd, op de agenda van die vergadering.

Art. 6.Behalve in dringende gevallen mag geen enkele aangelegenheid op de plenaire vergadering besproken worden indien zij niet werd vermeld op de agenda die de uitnodiging vergezelde. In dringende gevallen kan de voorzitter, of bij diens afwezigheid de secretaris, en indien de meerderheid van de aanwezige leden hiermee instemt, tijdens de vergadering beslissen een punt aan de agenda toe te voegen.

Art. 7.De secretaris moet altijd gehoord worden wanneer hij dit vraagt.

Bijwonen van de plenaire vergaderingen

Art. 8.De plenaire vergadering kan slechts geldig beraadslagen wanneer ten minste de helft van de leden aanwezig is.

Art. 9.Indien minder dan de helft van de leden aanwezig is, kan de voorzitter de datum van een nieuwe vergadering vaststellen zonder rekening te houden met de in artikel 3 bepaalde termijn.

Na die tweede bijeenroeping beraadslaagt de plenaire vergadering geldig, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art. 10.Elk lid dat aanwezig is, tekent op de vergadering de aanwezigheidslijst, die in het verslag van de vergadering wordt opgenomen. Deze bepaling geldt eveneens voor de vergaderingen van het dagelijks bestuur en van de (sub)commissies.

Wat de plenaire vergadering betreft, wordt een onderscheid gemaakt tussen de effectieve en de plaatsvervangende leden.

Plaatsvervanging

Art. 11.Ieder effectief lid van de Raad kan zich laten vervangen door een plaatsvervangend lid, wiens naam, vóór de opening van de plenaire vergadering, aan de voorzitter moet worden meegedeeld.

Art. 12.Ieder plaatsvervangend lid wordt voor de plenaire vergaderingen uitgenodigd en mag deze bijwonen met raadgevende stem.

Hij is enkel stemgerechtigd wanneer hij een effectief lid vervangt.

Deskundigen die op een bijzonder actieve wijze hebben deelgenomen aan de voorbereidende werkzaamheden in de (sub)commissies, kunnen de plenaire vergaderingen eveneens bijwonen met raadgevende stem.

Voorzitterschap en ondervoorzitterschap

Art. 13.De voorzitter opent en sluit de plenaire vergaderingen. Hij leidt de debatten en beschikt over al de hiervoor vereiste bevoegdheden.

Art. 14.De Raad wijst onder zijn leden en op paritaire basis vier ondervoorzitters aan.

Art. 15.Het mandaat van ondervoorzitter loopt op hetzelfde moment ten einde als het mandaat van lid van de Raad.

Ingeval één van de ondervoorzitters de uitoefening van zijn functies moet onderbreken, wijst de Raad in plenaire vergadering een plaatsvervanger aan, die het mandaat van zijn voorganger voleindigt.

Art. 16.Ingeval de voorzitter niet aanwezig is, wordt de vergadering om de beurt door één van de ondervoorzitters voorgezeten.

Wanneer hij de vergadering voorzit, heeft de ondervoorzitter, wat het leiden van een vergadering betreft, dezelfde rechten en plichten als de voorzitter van de Raad.

Indien hij evenwel wil deelnemen aan de bespreking van één van de punten op de agenda, dient hij zich voor de duur van de bespreking van dit punt door een andere ondervoorzitter te laten vervangen.

Indien geen van de ondervoorzitters aanwezig is of indien de aanwezige ondervoorzitter(s) hiermee instemt(men), kan de vergadering worden voorgezeten door de secretaris of door de adjunct-secretaris, die, wat het leiden van een vergadering betreft, dezelfde rechten en plichten heeft als de voorzitter van de Raad, met uitzondering van het stemrecht.

Art. 17.Wanneer het ambt van voorzitter van de Raad vacant is, wordt het voorzitterschap, wat het leiden van de vergaderingen betreft, overgedragen aan één van de aanwezige ondervoorzitters. De aanwezige ondervoorzitters kunnen eveneens beslissen het leiden van de vergaderingen over te laten aan de secretaris of de adjunct-secretaris, die, met uitzondering van het stemrecht, dezelfde rechten en plichten hebben als de voorzitter.

Openbaarheid

Art. 18.De vergaderingen zijn niet openbaar. Dit geldt eveneens voor de vergaderingen van de commissies en van de subcommissies.

Wijzigingen van verslagen

Art. 19.Ieder lid heeft het recht, vóór de vergadering of op het ogenblik dat het verslag van de vorige vergadering ter goedkeuring aan de plenaire vergadering wordt voorgelegd, te vragen in dit verslag wijzigingen aan te brengen. De voorstellen tot wijziging moeten zoveel mogelijk schriftelijk en vóór de vergadering worden ingediend. In geval van een voorstel tot wijziging heeft de secretaris het woord om de nodige ophelderingen te verstrekken. Indien het bezwaar, ondanks die uitleg, gehandhaafd wordt, wint de voorzitter het advies van de plenaire vergadering in. Wordt het bezwaar aangenomen, dan legt de secretaris meteen of op de volgende vergadering een nieuw tekstvoorstel voor dat aan de beslissing van de Raad beantwoordt.

Stemprocedure

Art. 20.De stemming gebeurt bij handopsteking of door middel van stembrieven op naam. Indien ten minste vijf leden hierom verzoeken, gebeurt de stemming met stembrieven op naam.

Ze gebeurt geheim op verzoek van de meerderheid van de aanwezige leden of wanneer ze betrekking heeft op de voordracht van kandidaten en op afzettingen.

Behalve bij geheime stemming stemt de voorzitter het laatst en bij staking van stemmen is zijn stem beslissend.

Ondervoorzitters

Art. 21.De voorzitter en de ondervoorzitters van de Raad vergaderen op maandelijkse basis, in aanwezigheid van de secretaris en de adjunct-secretaris. De ondervoorzitters vormen een collegiaal orgaan dat de strategische hoofdlijnen bepaalt die de Raad in staat moeten stellen zijn missies te verwezenlijken. Zij bepalen de dossiers die prioritair te behandelen zijn in het licht van hun toegevoegde waarde ter verwezenlijking van de missies en van de bereidheid van de leden om over deze dossiers een consensus te bereiken. In dat kader kunnen de ondervoorzitters te allen tijde besluiten de werkzaamheden in een bepaald dossier te beëindigen.

De secretaris rapporteert op regelmatige basis aan de ondervoorzitters over de uitvoering van het strategisch jaarplan en de strategische hoofdlijnen. Indien nodig gaan de ondervoorzitters over tot een gedachtewisseling.

De ondervoorzitters beslissen over elke vraag die hun door het dagelijks bestuur wordt voorgelegd.

Dagelijks bestuur

Art. 22.De Raad stelt uit zijn midden een dagelijks bestuur samen, waarvan de voorzitter van de Raad het voorzitterschap waarneemt.

Het dagelijks bestuur bestaat uit 12 effectieve leden. De 4 ondervoorzitters van de Raad zijn van rechtswege lid ervan, de 8 andere effectieve leden worden door de plenaire vergadering van de Raad op voorstel van de ondervoorzitters aangewezen.

Het mandaat van lid van het dagelijks bestuur loopt op hetzelfde moment ten einde als dat van lid van de Raad.

Op voorstel van de ondervoorzitters wijst de Raad bovendien evenveel plaatsvervangende als effectieve leden aan.

Art. 23.Het dagelijks bestuur heeft tot taak: 1) de plenaire vergaderingen van de Raad voor te bereiden, de agenda ervan op te stellen en te zorgen voor de opvolging ervan;2) na raadpleging van de commissies een strategisch jaarplan vast te leggen, dat de acties bepaalt ter uitvoering van de strategische hoofdlijnen.Het dagelijks bestuur kan dit strategisch jaarplan maandelijks aanpassen in functie van de stand van zaken van de werkzaamheden, die het secretariaat maandelijks meedeelt aan het dagelijks bestuur; 3) de subcommissie aan te wijzen of te besluiten tot het oprichten van een nieuwe subcommissie voor de behandeling van de adviesaanvragen van de wetgevende kamers, de ministerraad, een of meerdere ministers of enige andere federale overheidsinstantie, of voor de voorbereiding van een ontwerpadvies dat de Raad, na beslissing van het dagelijks bestuur, op eigen initiatief zal uitbrengen.Het dagelijks bestuur definieert eveneens de doelstellingen van de werkzaamheden van de subcommissie en de vragen die aan de subcommissie worden onderworpen.

De secretaris kan maandelijks de punten van blokkering binnen de subcommissies meedelen aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan, hetzij deze punten beslechten, hetzij vragen stellen aan de ondervoorzitters opdat zij deze punten van blokkering zouden beslechten. 4) de administratieve bevoegdheden uit te oefenen waarover het beschikt krachtens het koninklijk besluit houdende vaststelling van het statuut van het personeel van het secretariaat en de andere besluiten betreffende de personeelsleden van het secretariaat.Indien voor het uitoefenen van deze bevoegdheden een stemming noodzakelijk is, verloopt deze geheim; 5) uitspraak te doen over de voorstellen tot het opdragen aan leden van de Raad en van de bijzondere raadgevende commissies van zendingen in België en in het buitenland;6) de deskundigen aan te wijzen die recht hebben op het presentiegeld en op de terugbetaling van reiskosten voor hun deelname aan vergaderingen van de Raad, het dagelijks bestuur, (sub)commissies en bijzondere raadgevende commissies.Onder deskundigen worden begrepen: personen die geen lid zijn van de Raad of van de bijzondere raadgevende commissie waarvan zij een of meer vergaderingen hebben bijgewoond, maar die werkzaam zijn bij een van de organisaties die vertegenwoordigd zijn in de Raad of in de bijzondere raadgevende commissie of die in opdracht van een van deze organisaties die vergadering(en) bijwonen; 7) in spoedeisende gevallen of wanneer dit gevraagd wordt, en in afwachting dat de Raad, na een grondig onderzoek van het probleem, een omstandig advies zal kunnen uitbrengen, de Wetgevende Kamers, de Ministerraad, een of meerdere ministers of aan enige andere federale overheidsinstantie in kennis stellen van de stand van de werkzaamheden van een (sub)commissie, met dien verstande dat daarbij gepreciseerd wordt dat het niet gaat om een advies van de Raad;8) de andere bevoegdheden uit te oefenen die het in voorkomend geval van de plenaire vergadering toegewezen zou krijgen. Commissies en subcommissies

Art. 24.Het dagelijks bestuur stelt, op voorstel van de secretaris, een aantal structurele, thematische commissies in. De opdracht van de commissies bestaat in het organiseren van de werkzaamheden van de subcommissies die eronder vallen. De commissies bestaan uit een beperkt aantal effectieve leden, plaatsvervangende leden of deskundigen die worden aangewezen door de ondervoorzitters of de door hen aangestelde verantwoordelijken.

Art. 25.De commissies ontvangen van de secretaris, met het oog op een eerste onderzoek, de door de wetgevende kamers, de ministerraad, een of meerdere ministers of enige andere federale overheidsinstantie gestelde vragen, in afwachting dat het dagelijks bestuur de procedure bepaalt volgens welke het onderzoek van die vragen zal worden ondernomen.

De commissies hebben geen enkele beslissingsmacht.

Art. 26.De commissies kunnen het dagelijks bestuur vragen om over te gaan tot de instelling van subcommissies, overeenkomstig de in de artikelen 27 en volgende vastgelegde procedure.

Art. 27.Het dagelijks bestuur kan beslissen tot de oprichting van subcommissies.

Bijzondere raadgevende commissies

Art. 28.Voor bepaalde bedrijfstakken kunnen bijzondere raadgevende commissies worden opgericht door de Raad of bij koninklijk besluit. De werking van de bijzondere raadgevende commissies wordt geregeld in hun eigen huishoudelijk reglement.

Behandeling van adviesvragen

Art. 29.De door de wetgevende kamers, de ministerraad, een of meerdere ministers of enige andere federale overheidsinstantie gestelde adviesvragen worden ambtshalve in overweging genomen.

Dadelijk na ontvangst van de adviesvraag zal de voorzitter van de Raad, op voorstel van de secretaris, beslissen welke commissie van de Raad en/of welke bijzondere raadgevende commissie(s) volgens hem bevoegd is (zijn) voor de behandeling van de adviesvraag. Deze beslissing zal gebaseerd worden op de bevoegdheidsomschrijving van de commissies van de Raad en van de bijzondere raadgevende commissies in hun oprichtingsakte, of op basis van regelgeving die het advies van de Raad of van een welbepaalde bijzondere raadgevende commissie voorschrijft.

De voorzitter bezorgt de adviesvraag meteen aan het dagelijks bestuur van de Raad, en/of in voorkomend geval aan de bevoegde commissie van de Raad en aan de voorzitters van de bijzondere raadgevende commissies. Hij deelt hun zijn keuze mee. De voorzitters van de bijzondere raadgevende commissies en de leden van het dagelijks bestuur beschikken over een termijn van vier werkdagen om in een met redenen omkleed verzoek aan te geven waarom hun bijzondere raadgevende commissie of de Raad deze adviesvraag eveneens in behandeling wenst te nemen.

In dergelijk geval vindt overleg plaats tussen de voorzitter en de secretaris van de Raad en de voorzitter van de betrokken bijzondere raadgevende commissie(s). Indien geen overeenstemming kan worden gevonden, ligt de eindbeslissing bij de voorzitter van de Raad, zonder dat dit afbreuk doet aan de mogelijkheid voor de Raad en de bijzondere raadgevende commissies om uit eigen beweging advies uit te brengen.

Wat de adviesvragen betreft die tot de bevoegdheid van de Raad behoren, zal het dagelijks bestuur beslissen aan welke bestaande of nieuw op te richten subcommissie de behandeling ervan wordt opgedragen.

In dringende gevallen en indien het onmogelijk is het dagelijks bestuur op korte termijn bijeen te roepen, en wanneer een bestaande subcommissie duidelijk kan worden aangewezen als bevoegde subcommissie voor de behandeling van de adviesvraag, zal de secretaris zelf een voorstel doen tot toewijzing ervan aan een subcommissie. Dit voorstel wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het dagelijks bestuur via een spoedprocedure per e-mail.

Art. 30.De ondervoorzitters of de door hen aangestelde "verantwoordelijken voor de (her)oprichting van een subcommissie" wijzen per e-mail de leden en deskundigen van de subcommissie aan. De ondervoorzitters maken automatisch deel uit van elke subcommissie.

Een lid of een deskundige die niet werd aangewezen door een ondervoorzitter, maar toch wenst deel te nemen aan de werkzaamheden van een subcommissie, moet een verzoek daartoe indienen bij de ondervoorzitter die verantwoordelijk is voor zijn aanwijzing.

Ook de voorzitter van de Raad kan deskundigen aanwijzen voor de subcommissies.

Art. 31.Zodra in de subcommissie overeenstemming werd bereikt over een voorontwerp van advies, beslist het dagelijks bestuur een ontwerpadvies ter goedkeuring voor te leggen op de eerstvolgende plenaire vergadering van de Raad.

In dringende gevallen en indien het onmogelijk is het dagelijks bestuur op korte termijn bijeen te roepen, kan de voorzitter, of bij diens afwezigheid de secretaris, de goedkeuring van een ontwerpadvies op de agenda van de eerstvolgende plenaire vergadering van de Raad plaatsen.

In dergelijke omstandigheden, en wanneer het tevens onmogelijk is om de plenaire vergadering op korte termijn bijeen te roepen, kan de voorzitter, of bij diens afwezigheid de secretaris, tevens beslissen een ontwerpadvies te laten goedkeuren via stemming op afstand van de leden van de plenaire vergadering van de Raad. Om hun standpunt kenbaar te maken, beschikken de leden van de plenaire vergadering over een redelijke termijn die het secretariaat in de begeleidende e-mail heeft bepaald. Bij gebrek aan antwoord binnen de bepaalde termijn, worden de leden geacht in te stemmen met het unanieme ontwerpadvies of met de aan hun organisatie toegeschreven standpunten in een verdeeld ontwerpadvies.

In geval van een amendement of bij gebrek aan consensus kan de voorzitter, of bij diens afwezigheid de secretaris, beslissen, hetzij over te gaan tot een nieuwe stemming op afstand over het geamendeerde ontwerp, hetzij de kwestie voor te leggen op het eerstvolgende dagelijks bestuur of op de eerstvolgende plenaire vergadering van de Raad.

Art. 32.Als aan meerdere bijzondere raadgevende commissies een vraag voorgelegd wordt over eenzelfde onderwerp, dan worden de adviezen van de bijzondere raadgevende commissies en/of van de Raad opgenomen in een globaal advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven als koepel. Dit globaal advies neemt de adviezen van de bijzondere raadgevende commissies en van de Raad integraal over, maar de secretaris van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven als koepel kan in een verduidelijkend kader voorzien, dat goedgekeurd dient te worden door de Raad en door de betrokken bijzondere raadgevende commissie(s).

Art. 33.De adviezen van de Raad worden bij consensus aangenomen door de plenaire vergadering van de Raad. Bij gebrek aan consensus worden de verschillende standpunten die door de leden werden geuit, ter stemming voorgelegd. Over elk standpunt wordt afzonderlijk gestemd. De verschillende standpunten en de namen van de leden die zich bij een bepaald standpunt hebben aangesloten, worden in het advies vermeld.

Art. 34.De secretaris van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven wordt belast met de verzending van het advies aan de minister of aan een andere overheidsinstantie die om het advies heeft verzocht, alsook aan de andere ministers of overheidsinstanties waarvan de secretaris het nuttig acht het advies te versturen. Dit geldt eveneens voor de globale adviezen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven als koepel, zoals wordt bepaald in artikel 32 van dit huishoudelijk reglement.

Presentiegelden en reiskosten

Art. 35.De presentiegelden, waarvan het bedrag in de jaarlijkse begroting wordt vastgesteld, worden enkel betaald aan de leden die de aanwezigheidslijst van de vergadering hebben ondertekend. Voor de deskundigen die de aanwezigheidslijst hebben ondertekend, bepaalt het dagelijks bestuur of zij recht hebben op de presentiegelden.

Art. 36.De reiskosten worden terugbetaald aan de leden die aanspraak maken op het presentiegeld. Bij twee of meer opeenvolgende vergaderingen worden de reiskosten slechts eenmaal terugbetaald.

Art. 37.De leden kunnen op het door hen in te vullen inlichtingenblad aangeven dat zij volledig afstand doen van de betaling van de presentiegelden en van de terugbetaling van hun reiskosten, of dat zij hiervan afstand doen ten voordele van de organisatie die zij vertegenwoordigen.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 17 mei 2018 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS

^