gepubliceerd op 27 juni 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1998 betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de diensten gezins- en bejaardenhulp, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap
17 MEI 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1998 betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de diensten gezins- en bejaardenhulp, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1998 betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de diensten gezins- en bejaardenhulp, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 mei 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 5 februari 1997, Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997.
Bijlage Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp (Vlaamse Gemeenschap) Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998 Vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1998 betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de diensten gezins- en bejaardenhulp, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap (Overeenkomst geregistreerd op 27 augustus 1998 onder het nummer 48995/CO/318) HOOFDSTUK I
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in overeenstemming met de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités en ter uitvoering van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector. HOOFDSTUK II
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, groepen van werkgevers en werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die erkend en gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 3.Onder partijen verstaat men de werkgevers of groepen van werkgevers en de syndicale organisaties, die deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben ondertekend. Onder groepen van werkgevers wordt verstaan, de mogelijkheid dat werkgevers kunnen overgaan tot groepering voor een optimale aanwending van de R.S.Z. bijdragen overeenkomstig wat bepaald is in artikel 3, § 3, 2°, van het koninklijk besluit van 5 februari 1997. HOOFDSTUK III
Art. 4.Bij een netto-aangroei van de tewerkstelling en een toename van het totaal arbeidsvolume, kan de sector genieten van een vermindering van een werkgeversbijdrage sociale zekerheid, zoals voorzien en vermeld in het voornoemd koninklijk besluit.
Art. 5.De kwartaalopbrengst van deze bijdragevermindering wordt als volgt bepaald : - het aantal werknemers, dat minstens halftijds is tewerkgesteld, vermenigvuldigd met het bedrag dat per kwartaal maximaal voorzien is in het voornoemd koninklijk besluit, tot bepaling van het kwartaalbedrag van de forfaitaire bijdragevermindering in de non-profitsector. - voor de sector gezins- en bejaardenhulp betekent dit maximaal : - vanaf 1 juli 1997 : 7.000 x 3.250 BEF = 22.750.000 BEF per kwartaal of 91.000.000 BEF op jaarbasis; - vanaf 1 juli 1998 : 7.000 x 6.500 BEF = 45.500.000 BEF per kwartaal of 182.000.000 BEF op jaarbasis.
Deze berekening is gebaseerd op het tewerkstellingsvolume op 31 december 1997.
Het bedrag zal wijzigen bij wijziging van het arbeidsvolume of bij wijziging van het bedrag van forfaitaire bijdragevermindering. HOOFDSTUK IV
Art. 6.De werkgevers verbinden er zich toe in de sector een netto-aangroei van de tewerkstelling te realiseren, ten belope van ten minste de opbrengst van de bijdrageverminderingen vermeld onder artikel 5 van deze overeenkomst, en van het totaal arbeidsvolume, zoals bepaald in het voornoemd koninklijk besluit houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector.
Art. 7.De netto-aangroei van de tewerkstelling, alsmede de toename van het arbeidsvolume, dient gerealiseerd te worden op het vlak van : - de sector van de diensten gezins- en bejaardenhulp en/of - de individuele dienst voor gezins- en bejaardenhulp die toetreedt tot deze overeenkomst en/of - de groepering van diensten die toetreden tot deze overeenkomst.
Art. 8.Voor de berekening van de netto-aangroei van het aantal werknemers wordt het bedrag per prestatie-uur, dat gelijkstaat met de aanwerving van één voltijds equivalent bijkomende werknemer, bepaald op : 770 BEF per prestatie-uur voor een niet-gesubsidieerde medewerker.
Art. 9.De werknemers opgesomd in artikel 4, § 2, van het voornoemd koninklijk besluit houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector worden niet beschouwd als nieuw aangeworven werknemers. HOOFDSTUK V
Art. 10.In toepassing van artikel 3, § 6, van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, zal elke dienst voor gezins- en bejaardenhulp, volgens de hierna voorziene procedure, om de zes maanden een gedetailleerd verslag overmaken aan de voorzitter van de Vereniging van de Diensten voor Gezins- en Bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, en dit per aangetekend schrijven.
De eerste maal moet dit verslag worden toegestuurd vóór het einde van de maand die volgt op het semester van toetreding, nadien telkens uiterlijk op 30 september van ieder jaar voor het eerste semester van het lopende jaar en op 28 februari van ieder jaar voor het tweede semester van vorig jaar.
Bij niet-respecteren van deze bepaling kunnen sancties worden opgelegd, zoals voorzien in artikel 3, § 7, van voornoemd koninklijk besluit.
Art. 11.In dit verslag moeten voor elk kwartaal volgende gegevens zijn opgenomen : - de totale tewerkstelling uitgedrukt in personen en bezoldigde uren voor het referentiekwartaal en voor het betrokken kwartaal; - de opbrengst van de bijdragevermindering; - de vermelding van de werknemers die aangeworven zijn ten gevolge van de bijdragevermindering, met vermelding van hun functie en arbeidsritme.
Een model van dit kwartaalverslag zal worden uitgewerkt door het paritair comité.
Art. 12.Binnen het paritair comité wordt een beperkt comité samengesteld, met als opdracht binnen de 30 dagen na ontvangst van de individuele verslagen per dienst, via de voorzitter van de Vereniging van de Diensten voor Gezins- en Bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, zoals bepaald in artikel 11, een globaal verslag op te maken en een gemotiveerd advies uit te brengen over de naleving van de tewerkstellingsverbintenissen, zoals in deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaald.
Art. 13.Hierna stuurt het beperkt comité het advies tesamen met het globaal verslag en een afschrift van de ingediende individuele verslagen door aan de voorzitter die het voorlegt aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, aan de Minister van Sociale Zaken en aan de Voogdijminister van de sector in het kader van zijn gemeenschapsbevoegdheid. HOOFDSTUK VI
Art. 14.Wat betreft de verdeling van de aanwervingen van voltijdse en deeltijdse werknemers, het percentage deeltijdse werknemers mag lager zijn dan 25 pct. van het totaal aantal bijkomende aanwervingen. De sector levert reeds enorme inspanningen ter bevordering van de deeltijdse arbeid. Zij bedraagt voor de sector gemiddeld 60 pct. HOOFDSTUK VII
Art. 15.De partijen verbinden er zich toe de netto-aanwervingen te realiseren à rato van 50 pct. van het aantal voorziene aanwervingen uiterlijk op de laatste dag van het kwartaal volgend op dit van de inwerkingtreding van de toetreding en 25 pct. van de voorziene toename van het arbeidsvolume; 100 pct. van het aantal voorziene aanwervingen en 75 pct. van de voorziene toename van het arbeidsvolume uiterlijk de laatste dag van het daaropvolgend kwartaal. HOOFDSTUK VIII
Art. 16.De netto-aangroei van tewerkstelling betreft uitsluitend de aanwerving van basishulpverleners. HOOFDSTUK IX
Art. 17.§ 1. De werkgevers of groepen van werkgevers die behoren tot het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst als bepaald in de artikelen 2 en 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen toetreden tot deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. De toetreding gebeurt aan de hand van een toetredingsakte. § 3. De toetredingsakte wordt per aangetekend schrijven overgemaakt aan de voorzitter van het paritair comité. Dit schrijven omvat een omstandige omschrijving van de tewerkstellingsverbintenissen. § 4. Indien de toetredingsakte bij de voorzitter van het paritair comité wordt ingediend voor 30 juni 1998 dan zal de goedkeuringsprocedure plaatsvinden tijdens een uitzonderlijke zitting van het paritair comité. § 5. Binnen de kalendermaand volgend op de ontvangst van de toetredingsakte legt de voorzitter van het paritair comité de toegezonden akten voor aan het beperkt comité als bepaald in artikel 12 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Indien binnen de 2 maanden volgend op de ontvangst van de toetredingsakte geen reactie is gekomen vanwege het beperkt comité dan wordt de akte als goedgekeurd beschouwd. § 6. Eens de goedkeuring treedt de toetredingsakte in werking op het moment van ontvangst van de akte door de voorzitter van het paritair comité. De akte wordt geacht te zijn ontvangen door de voorzitter de derde werkdag na de postdatum. Deze gaat in ten vroegste op 1 juli 1998. HOOFDSTUK X
Art. 18.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1998, treedt in werking op 1 juli 1998 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Art. 19.Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan opgezegd worden door elk der partijen mits een opzegging van drie maanden, betekend door middel van een aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 mei 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN