Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 mei 2007
gepubliceerd op 26 juli 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998 betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de diensten gezins- en bejaardenhulp, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007201610
pub.
26/07/2007
prom.
17/05/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 MEI 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998 betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de diensten gezins- en bejaardenhulp, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998 betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de diensten gezins- en bejaardenhulp, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 mei 2007.

Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 5 februari 1997, Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997.

Bijlage Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 1999 Vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998 betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de diensten gezins- en bejaardenhulp, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap (Overeenkomst geregistreerd op 20 december 1999 onder het nummer 53394/CO/318) HOOFDSTUK I.

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in overeenstemming met de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités en ter uitvoering van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector. HOOFDSTUK II.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, groepen van werkgevers en werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 3.Onder partijen verstaat men de werkgevers of groepen van werkgevers en de syndicale organisaties, die deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben ondertekend.

Onder groepen van werkgevers wordt verstaan, de mogelijkheid dat werkgevers kunnen overgaan tot groepering voor een optimale aanwending van de RSZ-bijdragen, overeenkomstig wat bepaald is in artikel 3, § 3, 2°, van het koninklijk besluit van 5 februari 1997. HOOFDSTUK III.

Art. 4.Bij een netto-aangroei van de tewerkstelling en een toename van het totaal arbeidsvolume, kan de sector genieten van een vermindering van een werkgeversbijdrage sociale zekerheid, zoals voorzien en vermeld in het voornoemd koninklijk besluit.

Art. 5.De kwartaalopbrengst van deze bijdragevermindering wordt als volgt bepaald : - het aantal werknemers, dat minstens halftijds is tewerkgesteld, vermenigvuldigd met het bedrag dat per kwartaal maximaal voorzien is in het voornoemd koninklijk besluit, tot bepaling van het kwartaalbedrag van de forfaitaire bijdragevermindering in de non-profitsector; - voor de sector gezins- en bejaardenhulp betekent dit maximaal : - vanaf 1 juli 1997 : 7 000 x 3 250 = 22 750 000 BEF per kwartaal of 91 000 000 BEF op jaarbasis; - vanaf 1 juli 1998 : 7 000 x 6 500 = 45 500 000 BEF per kwartaal of 182 000 000 BEF op jaarbasis; - vanaf 1 juli 1999 : 7 000 x 9 750 = 68 250 000 BEF per kwartaal of 273 000 000 BEF op jaarbasis.

Deze berekening is gebaseerd op het tewerkstellingsvolume op 31 december 1997; - het bedrag zal wijzigen onder invloed van de wijzigingen in het arbeidsvolume die jaarlijks door de bevoegde minister worden vastgesteld op basis van de statistieken van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of onder invloed van het bedrag van de forfaitaire bijdragevermindering. HOOFDSTUK IV.

Art. 6.De werkgevers verbinden er zich toe in de sector een netto-aangroei van de tewerkstelling te realiseren, ten belope van ten minste de opbrengst van de bijdragevermindering vermeld onder artikel 5 van deze overeenkomst verminderd met de administratieve kosten (max. 0,5 pct.), zoals jaarlijks wordt vastgelegd door het sectoraal fonds "Sociale Maribel" van de diensten gezins- en bejaardenhulp, en van het totaal arbeidsvolume, zoals bepaald in het voornoemd koninklijk besluit houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector.

Art. 7.De netto-aangroei van de tewerkstelling, alsmede de toename van het arbeidsvolume, als bepaald in artikel 6 van deze overeenkomst dient gerealiseerd te worden op het vlak van : - de sector van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en/of - de individuele dienst voor gezins- en bejaardenhulp die toetreedt tot deze overeenkomst en/of - de groepering van diensten die toetreden tot deze overeenkomst.

Art. 8.Voor de berekening van de netto-aangroei van het aantal werknemers wordt het bedrag per prestatie-uur, dat gelijkstaat met de aanwerving van één voltijds equivalent bijkomende werknemer, bepaald op : 770 BEF per prestatie-uur voor een niet-gesubsidieerde medewerker.

Art. 9.De werknemers opgesomd in artikel 4, § 2, van het voornoemd koninklijk besluit houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector worden niet beschouwd als nieuw aangeworven werknemers.

Art. 10.Iedere individuele dienst voor gezins- en bejaardenhulp en iedere groepering van diensten voor gezins- en bejaardenhulp heeft, per kwartaal, recht op het totale kwartaalbedrag van de bijdragevermindering voor de realisatie van de netto-aangroei van de tewerkstelling vermenigvuldigd met de breuk die de verhouding uitdrukt tussen, enerzijds, het aantal door ieder van hen respectievelijk ten minste halftijds tewerkgestelde werknemers en, anderzijds, de minstens halftijds tewerkgestelde werknemers in de sector gezins- en bejaardenhulp gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.

De breuk wordt voor iedere dienst of groepering van diensten jaarlijks vastgesteld door het sectoraal fonds "Sociale Maribel" van de diensten van gezins- en bejaardenhulp. HOOFDSTUK V.

Art. 11.In toepassing van artikel 3, § 6 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, zal elke dienst voor gezins- en bejaardenhulp, volgens de hierna voorziene procedure, om de 6 maanden een gedetailleerd verslag overmaken aan de voorzitter van het sectoraal fonds "Sociale Maribel" van de diensten van gezins- en bejaardenhulp.

De eerste maal moet dit verslag worden toegestuurd vóór het einde van de maand die volgt op het semester van toetreding, nadien telkens uiterlijk op 30 september van ieder jaar voor het eerste semester van het lopende jaar en op 28 februari van ieder jaar voor het tweede semester van vorig jaar.

Bij niet-respecteren van deze bepaling kunnen sancties worden opgelegd, zoals voorzien in artikel 3, § 7, van voornoemd koninklijk besluit.

Art. 12.In dit verslag moeten voor elk kwartaal volgende gegevens zijn opgenomen : - de totale tewerkstelling uitgedrukt in personen en bezoldigde uren voor het referentiekwartaal en voor het betrokken kwartaal; - de opbrengst van de bijdragevermindering; - de vermelding van de werknemers die aangeworven zijn ten gevolge van de bijdragevermindering, met vermelding van hun functie en arbeidsritme.

Een model van dit kwartaalverslag zal worden uitgewerkte door het paritair comité.

Art. 13.Op basis van de gedetailleerde verslagen maakt het sectoraal fonds "Sociale Maribel" van de diensten van gezins- en bejaardenhulp binnen de 30 dagen een globaal verslag op en brengt een gemotiveerd advies uit betreffende de naleving van de tewerkstellingsverbintenissen, opgenomen in deze overeenkomst.

Art. 14.Hierna stuurt het sectoraal fonds "Sociale Maribel" van de diensten van gezins- en bejaardenhulp het advies tesamen met het globaal verslag en een afschrift van de ingediende individuele verslagen door aan de voorzitter van het paritair comité die het voorlegt aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, aan de Minister van Sociale Zaken en aan de Voogdijminister van de sector in het kader van zijn gemeenschapsbevoegdheid. HOOFDSTUK VI

Art. 15.Wat betreft de verdeling van de aanwervingen van voltijdse en deeltijdse werknemers : het percentage deeltijdse werknemers mag lager zijn dan 25 pct. van het totaal aantal bijkomende aanwervingen. De sector levert reeds enorme inspanningen ter bevordering van de deeltijdse arbeid. Zij bedraagt voor de sector gemiddeld 60 pct. HOOFDSTUK VII

Art. 16.De partijen verbinden er zich toe de netto-aanwervingen te realiseren à rato van 50 pct. van het aantal voorziene aanwervingen uiterlijk op de laatste dag van het kwartaal volgend op dit van de inwerkingtreding van de toetreding en 25 pct. van de voorziene toename van het arbeidsvolume; 100 pct. van het aantal voorziene aanwervingen en 75 pct. van de voorziene toename van het arbeidsvolume uiterlijk de laatste dag van het daaropvolgende kwartaal. HOOFDSTUK VIII

Art. 17.De netto-aangroei van tewerkstelling betreft uitsluitend de aanwerving van basishulpverleners. HOOFDSTUK IX

Art. 18.§ 1. De werkgevers of groepen van werkgevers die behoren tot het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst als bepaald in de artikelen 2 en 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen toetreden tot onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. De toetreding gebeurt aan de hand van een toetredingsakte die wordt bepaald door het sectoraal fonds "Sociale Maribel" van de diensten van gezins- en bejaardenhulp. § 3. De toetredingsakte wordt per aangetekend schrijven overgemaakt aan de voorzitter van het sectoraal fonds "Sociale Maribel". Dit schrijven omvat een omstandige omschrijving van de tewerkstellingsverbintenissen. HOOFDSTUK X

Art. 19.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid stort het sectoraal fonds "Sociale Maribel" van de diensten van gezins- en bejaardenhulp, per kwartaal, de bijdrageverminderingen voor de werkgevers van de diensten van gezins- en bejaardenhulp als bepaald in artikel 2 van deze overeenkomst.

Het is de opdracht van het sectoraal fonds "Sociale Maribel" van de diensten van gezins- en bejaardenhulp de som van de bijdrageverminderingen te verdelen over de diensten voor gezins- en bejaardenhulp volgens de modaliteiten bepaald door het koninklijk besluit van 5 februari 1997 en deze overeenkomst.

Art. 20.De arbeidsplaatsen gecreëerd binnen de sector voor gezins- en bejaardenhulp op basis van de regels betreffende de sociale maribel (koninklijk besluit van 5 februari 1997) van de gecreëerde arbeidsplaatsen voorafgaand aan de oprichting van het sectoraal fonds "Sociale Maribel" van de diensten van gezins- en bejaardenhulp blijven behouden.

Art. 21.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998. Zij treedt in werking op 1 juli 1999 en is gesloten voor onbepaalde duur.

Art. 22.Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan opgezegd worden door elk der partijen mits een opzegging van drie maanden, betekend door middel van een aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 mei 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^