gepubliceerd op 26 juli 2024
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen
17 JULI 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit waarvan ik de eer heb aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als doel uitvoering te geven aan artikel 15/1 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen (hierna: "koninklijk besluit nr. 38").
Artikel 15/1 voert een inhoudingsplicht in voor opdrachtgevers en aannemers in de bouw- en de schoonmaaksector. Bij de betaling van facturen dienen zij 15% van het verschuldigde factuurbedrag in te houden en dit bedrag door te storten aan het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, indien blijkt dat de (onder)aannemer schulden heeft in het sociaal statuut.
Daartoe wordt de invoering voorzien van een nieuw hoofdstuk IIbis in het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen (hierna : "ARS"), getiteld "Bepalingen omtrent de inhoudingsplicht en de gegevensverwerking in de strijd tegen sociale fraude". Dit nieuwe hoofdstuk IIbis schrijft de modaliteiten voor met betrekking tot de overschrijving van het bedrag dat moet worden ingehouden in navolging van de inhoudingsplicht, bepaalt de nadere regels met betrekking tot de toewijzing aan en verdeling onder de sociale verzekeringsfondsen van het ingehouden bedrag en bepaalt de modaliteiten van teruggave van de gestorte bedragen aan de aannemer of onderaannemer wanneer het ingehouden bedrag het bedrag van de sociale schulden overschrijdt (nieuwe artikelen 53bis/1 tot 53bis/4 van het ARS).
Daarnaast wordt tevens een verwerkingsverantwoordelijke (het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen) aangeduid voor een aantal verwerkingen van persoonsgegevens met toepassing van diverse bepalingen van het koninklijk besluit nr. 38, met name de artikelen 15/1 (inhoudingsplicht), 17bis, § § 1ter, 1quater en 1quinquies (administratieve geldboetes), 23bis/1, 23bis/2 en 23bis/3 (register van werkend vennoten en helpers). Daartoe wordt een artikel 53bis/4 ingevoegd in het ARS. Gelet op het legaliteitsbeginsel worden alle essentiële modaliteiten van de gegevensverwerking bij of krachtens de wet geregeld.
Wat de opmerking van de Raad van State in zijn advies 76.165/1 van 17 mei 2024 betreft omtrent de maximale bewaartermijn, bepaalt artikel 15/1, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 38 de maximale bewaartermijn van de persoonsgegevens die in het kader van de inhoudingsplicht worden verwerkt in een gegevensbank (namelijk vijf jaar). Deze gegevensbank omvat niet enkel een overzicht van sociale schulden en de gegevens van de aannemers of onderaannemers, maar ook de facturatiegegevens die door het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen worden opgevraagd. De verwerking van deze gegevens is onontbeerlijk voor de implementatie en de handhaving van de inhoudingsplicht voor zelfstandigen en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.
Wat de opmerking van de Raad van State betreft omtrent het ontbrekende advies van de Gegevenbeschermingsautoriteit, wijs ik er op dat de bepalingen betreffende het register van de werkende vennoten en de helpers en de inhoudingsplicht uit de programmawet 22 december 2023 reeds het voorwerp vormden van het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit nr. 05/2024 van 19 januari 2024. Hoewel dit advies niet binnen de wettelijke termijnen werd verstrekt, werd het advies toch in grote lijnen gerespecteerd. Daarom werd geen nieuw advies gevraagd van de Gegevensbeschermingsautoriteit naar aanleiding van dit koninklijk besluit dat uitvoering geeft aan artikel 15/1 van het koninklijk besluit nr. 38, en louter nadere bepalingen en modaliteiten voorziet met betrekking tot de inhoudingsplicht.
Bovendien blijkt uit de uitgevoerde gegevensbeschermingseffectbeoordeling dat er geen verhoogd residueel risico voor de verwerking van persoonsgegevens bestaat dat niet kan worden beperkt door maatregelen die volgens de beschikbare technologie en uitvoeringskosten redelijk zijn.
Het besluit werd voor het overige aangepast aan de bemerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn advies 76.165/1 van 17 mei 2024.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Zelfstandigen, D. CLARINVAL De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE
17 JULI 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, de artikelen 15/1, 17bis, § § 1ter, 1quater en 1quinquies, 23bis/1, 23bis/2 en 23bis/3;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen;
Gelet op het advies van het Algemeen Beheerscomité voor het Sociaal Statuut der Zelfstandigen, gegeven op 11 maart 2024;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 maart 2024;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 27 maart 2024;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op het advies nr. 76.165/1 van de Raad van State, gegeven op 17 mei 2024 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Zelfstandigen en de Minister van Sociale Zaken,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 42, derde lid, van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen wordt aangevuld met een bepaling, luidende: "- in geval van de toepassing van de inhoudingsplicht conform artikel 15/1 van het koninklijk besluit nr. 38: de dag waarop het bedrag bedoeld in artikel 15/1, § 6, van het koninklijk besluit nr. 38 op het krediet van de bankrekening van het Rijksinstituut werd gebracht.".
Art. 2.Hoofdstuk IIbis van hetzelfde besluit, opgeheven bij besluit van 15 december 2019, wordt hersteld als volgt: "HOOFDSTUK IIbis. Bepalingen omtrent de inhoudingsplicht en de gegevensverwerking in de strijd tegen sociale fraude. Afdeling 1. - Inleidende bepaling
Art. 53bis/1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° "de aannemer": de aannemer bedoeld in artikel 15/1, § 1, van het koninklijk besluit nr.38; 2° "de onderaannemer": de onderaannemer bedoeld in artikel 15/1, § 1, van het koninklijk besluit nr.38; 3° "sociale schulden": de sociale schulden bedoeld in artikel 15/1, § 1, van het koninklijk besluit nr.38. Afdeling 2. - Inhoudingsplicht
Onderafdeling 1. - Modaliteiten van de overschrijving
Art. 53bis/2. De betaling van het bedrag dat conform artikel 15/1, § 6, van het koninklijk besluit nr. 38 wordt ingehouden, gebeurt op hetzelfde tijdstip als de betaling aan de aannemer of onderaannemer en uitsluitend door overschrijving op de bankrekening van het Rijksinstituut.
Gelijktijdig met de in het eerste lid bedoelde overschrijving, bezorgt degene, die de inhouding moet doorvoeren, aan het Rijksinstituut alle inlichtingen nodig voor de aanrekening van die storting, te weten: - het ondernemingsnummer van de in het vorige lid bedoelde aannemer of onderaannemer; - de datum, het nummer en het bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de factuur waarop de inhouding betrekking heeft en - een afschrift van de factuur waarop de inhouding betrekking heeft.
Het Rijksinstituut kan desgevallend bijkomende inlichtingen of de voorlegging van documenten vragen waaruit moet blijken dat het bepaalde in artikel 15/1, § 6, van het koninklijk besluit nr. 38 correct werd toegepast.
Onderafdeling 2. - Toewijzing aan en verdeling onder de sociale verzekeringsfondsen van het overgeschreven bedrag
Art. 53bis/3. § 1. Indien het overgeschreven bedrag gelijk is aan of meer bedraagt dan het bedrag van de sociale schulden verschuldigd door de aannemer of onderaannemer in wiens hoofde de inhouding werd doorgevoerd, gebeurt de overschrijving als volgt: - Indien de aannemer of onderaannemer slechts sociale schulden heeft bij één sociaal verzekeringsfonds gebeurt de overschrijving naar dat sociaal verzekeringsfonds, ten belope van het bedrag van de sociale schulden. - Indien de aannemer of onderaannemer sociale schulden heeft bij meerdere sociale verzekeringsfondsen, gebeurt de overschrijving naar elk betrokken sociaal verzekeringsfonds ten belope van het bedrag van de sociale schulden bij dat sociaal verzekeringsfonds. § 2. Indien het overgeschreven bedrag minder bedraagt dan het bedrag van de sociale schulden verschuldigd door de aannemer of onderaannemer in wiens hoofde de inhouding werd doorgevoerd, gebeurt de overschrijving als volgt: - Indien de aannemer of onderaannemer slechts sociale schulden heeft bij één sociaal verzekeringsfonds gebeurt de overschrijving van het ontvangen bedrag naar dat sociaal verzekeringsfonds. - Indien de aannemer of onderaannemer sociale schulden heeft bij meerdere sociale verzekeringsfondsen, gebeurt de overschrijving naar elk betrokken sociaal verzekeringsfonds naar evenredigheid van het bedrag van zijn vordering. § 3. De overschrijving bedoeld in de vorige paragrafen gebeurt door het Rijksinstituut binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de bedragen en van de inlichtingen bedoeld in artikel 53bis/2, tweede lid. Deze termijn wordt met tien werkdagen verlengd indien het Rijksinstituut bijkomende inlichtingen of de voorlegging van documenten opvraagt overeenkomstig artikel 53bis/2, derde lid.
Onderafdeling 3. - Teruggave van het overgeschreven bedrag
Art. 53bis/4. § 1. Indien het overgeschreven bedrag niet of niet volledig wordt aangewend voor de aanzuivering van de sociale schulden, geeft het Rijksinstituut de aannemer of onderaannemer in wiens hoofde de inhouding werd doorgevoerd, daarvan kennis binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de ontvangst van het overgeschreven bedrag en van de inlichtingen bedoeld in artikel 53bis/2, tweede lid.
Deze kennisgeving vermeldt de mogelijkheid en de modaliteiten voor de aannemer of onderaannemer in wiens hoofde de inhouding werd doorgevoerd om een aanvraag tot teruggave van het overschot van de overgeschreven bedragen in te dienen.
De aanvraag tot teruggave geschiedt door middel van een formulier waarvan het model wordt vastgesteld door het Rijksinstituut.
Het formulier vermeldt: - de naam, het adres, het ondernemingsnummer en rekeningnummer van degene in wiens hoofde de inhouding werd doorgevoerd en - de datum, het nummer en het bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de factuur waarop de inhouding betrekking had. § 2. Het in de eerste paragraaf bedoelde bedrag wordt zo snel mogelijk en uiterlijk binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de regelmatig ingediende aanvraag tot teruggave, door het Rijksinstituut aan de aanvrager overgemaakt op het door hem meegedeelde rekeningnummer.
Deze termijn kan evenwel niet aanvangen wanneer er een gerechtelijk onderzoek, een strafprocedure of een inspectieonderzoek lopende is. Afdeling 3. - Gegevensverwerking
Art. 53bis/5. Voor de toepassing van de artikelen 15/1, 17bis, § § 1ter, 1quater en 1quinquies, 23bis/1, 23bis/2 en 23bis/3, van het koninklijk besluit nr. 38 neemt het Rijksinstituut de rol op van verwerkingsverantwoordelijke bedoeld in artikel 4, 7), van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees parlement en de raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) van de gegevens waarover zij beschikken of die haar worden meegedeeld krachtens artikel 5, § 1, van dezelfde verordening.".
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op dezelfde dag als Hoofdstuk 1 van Titel 5 van de programmawet van 22 december 2023Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/2023 pub. 29/12/2023 numac 2023048600 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten.
Art. 4.De minister bevoegd voor Zelfstandigen en de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 juli 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Zelfstandigen, D. CLARINVAL De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE