gepubliceerd op 12 augustus 2024
Koninklijk besluit tot vaststelling van de vergoeding bedoeld in artikel 411/2 van het Gerechtelijk Wetboek
17 JULI 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de vergoeding bedoeld in artikel 411/2 van het Gerechtelijk Wetboek
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 411/2, ingevoegd bij de wet van 26 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/12/2022 pub. 30/12/2022 numac 2022043150 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2023 type wet prom. 26/12/2022 pub. 30/12/2022 numac 2022043205 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van het statuut van de gerechtsdeurwaarders en andere diverse bepalingen sluiten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 december 2023;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 22 februari 2024;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 7 maart 2024;
Gelet op het protocol nr. 89 van het onderhandelingscomité voor de griffiers, referendarissen en parketjuristen van de rechterlijke orde, afgesloten op 14 mei 2024;
Gelet op het protocol nr. 548 van 14 mei 2024 van het Sectorcomité III - Justitie;
Gelet op de adviesaanvraag aan de Raad van State binnen een termijn van 30 dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat de adviesaanvraag is ingeschreven op 7 juni 2024 op de rol van de afdeling Wetgeving van de Raad van State onder het nummer 76.681/16;
Gelet op de beslissing van de afdeling Wetgeving van 14 juni 2024 om binnen de gevraagde termijn geen advies te verlenen, met toepassing van artikel 84, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van Onze Minister van Justitie,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De vergoeding toegekend op basis van artikel 411/2 van het Gerechtelijk Wetboek aan de rechters, raadsheren en assessoren van de tuchtrechtscolleges bedoeld in artikel 58 van het Gerechtelijk Wetboek, wordt vastgesteld op 50 euro per terechtzitting van ten minste drie uur.
Voor terechtzittingen die minder dan drie uur duren, wordt de vergoeding met de helft verminderd.
Art. 2.In afwijking van artikel 1, wordt de vergoeding toegekend aan de rechter of de raadsheer die de terechtzitting voorzit op basis van artikel 411/1 van het Gerechtelijk Wetboek, vastgesteld op 100 euro per terechtzitting van ten minste drie uur.
Voor terechtzittingen die minder dan drie uur duren, wordt de vergoeding met de helft verminderd.
Art. 3.De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten, geldt eveneens voor de vergoeding bedoeld in de artikelen 1 en 2.
Zij wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
Art. 4.Onder "terechtzitting" wordt in dit besluit verstaan de door de voorzitter van de kamer van het tuchtrechtscollege geopende en gesloten zitting, ongeacht het aantal zaken die behandeld worden.
Art. 5.Aan de personen genoemd in de artikelen 1 en 2 wordt een vergoeding toegekend voor de verplaatsingskosten van hun verblijfplaats naar de plaats waar het tuchtrechtscollege zetelt onder de voorwaarden en volgens de bedragen van toepassing op het personeel van de federale overheidsdiensten.
Art. 6.De aanvraag tot toekenning van de vergoeding wordt opgemaakt per kalenderkwartaal.
De aanvraag vermeldt de data, de duur en de aard van de prestaties.
De aanvraag eindigt met de woorden: "Ik bevestig op mijn eer dat deze verklaring waar en oprecht is.".
De aanvraag wordt bezorgd aan de voorzitter van het tuchtrechtscollege, die de aanvraag samen met zijn advies en met de rechtvaardigingsstukken, overzendt naar de Minister van Justitie.
Art. 7.Dit besluit is van toepassing op de procedures ingeleid na de inwerkingtreding ervan.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 9.De Minister bevoegd voor Justitie is belast met de tenuitvoerlegging van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 juli 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT