gepubliceerd op 20 augustus 2002
Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid (1)
17 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid (PC 118) (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 61, § 1, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991;
Gelet op het voorstel van het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat er, omwille van sociale redenen, aanleiding toe bestaat zonder uitstel de opzeggingstermijnen te wijzigen in het belang van de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid en die een belangrijke anciënniteit tellen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid.
Art. 2.Met werklieden worden de mannelijke en vrouwelijke werklieden bedoeld. HOOFDSTUK II. - Definitie van « kleine bakkerijen en banketbakkerijen »
Art. 3.Onder « kleine bakkerijen en banketbakkerijen » wordt verstaan de bakkerijen, de banketbakkerijen die verse producten vervaardigen voor onmiddellijke consumptie met zeer beperkte houdbaarheid en de verbruikszalen bij een banketbakkerij, die niet gelijktijdig aan de drie volgende voorwaarden voldoen : 1° het aantal tewerkgestelde personen (voltijdse en deeltijdse werknemers, in hoofden uitgedrukt) is hoger dan 20 op het ogenblik van de betekening van de opzegging of de verbreking van de arbeidsovereenkomst; 2° het zakencijfer tijdens het voorgaande boekjaar bedraagt meer dan 1.859.200 EUR; 3° er wordt gebruik gemaakt van een tunneloven. Voor de rekeningen die nog in Belgische frank werden opgesteld, bedraagt het in het voorgaande lid, 2°, vermelde zakencijfer 75 miljoen BEF. HOOFDSTUK III. - Algemene regeling
Art. 4.De regeling in dit hoofdstuk is van toepassing op de werkgevers en de werklieden die ressorteren onder het paritair comité voor de voedingsnijverheid, met uitzondering van de « kleine bakkerijen en banketbakkerijen » bedoeld in artikel 3.
Art. 5.Ingeval van ontslag gegeven door de werkgever bedraagt de opzeggingstermijn vijf weken, verhoogd met één week per volledig jaar anciënniteit.
Art. 6.Ingeval van ontslag gegeven door de werkman bedraagt de opzeggingstermijn de helft van de opzeggingstermijn die door de werkgever moet worden nageleefd, met een maximum van 8 weken. Indien het resultaat van deze deling niet in volledige weken kan worden uitgedrukt, dient de opzeggingstermijn naar beneden te worden afgerond. HOOFDSTUK IV. - Regeling van toepassing op de « kleine bakkerijen en banketbakkerijen »
Art. 7.De regeling in dit hoofdstuk is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de « kleine bakkerijen en banketbakkerijen » bedoeld in artikel 3, die ressorteren onder het paritair comité voor de voedingsnijverheid.
Art. 8.Wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat, wordt, in afwijking van de bepalingen van artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, de bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor werklieden na te leven opzeggingstermijn vastgesteld op : - vijfendertig dagen wat de werklieden betreft die tussen zes maanden en minder dan vijf jaren anciënniteit in de onderneming tellen; - tweeënveertig dagen wat de werklieden betreft die tussen vijf en minder dan tien jaren anciënniteit in de onderneming tellen; - zesenvijftig dagen wat de werklieden betreft die tussen tien en minder dan vijftien jaren anciënniteit in de onderneming tellen; - vierentachtig dagen wat de werklieden betreft die tussen vijftien en minder dan twintig jaren anciënniteit in de onderneming tellen; - honderdentwaalf dagen wat de werklieden betreft die twintig of meer jaren anciënniteit in de onderneming tellen.
Art. 9.Ingeval van ontslag gegeven door de werkman zijn de opzeggingstermijnen bepaald in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing. HOOFDSTUK V. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 10.Ingeval het ontslag wordt gegeven met het oog op het brugpensioen of het wettelijk pensioen, wordt de opzeggingstermijn herleid tot de regeling bepaald in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 11.De regelingen bepaald in hoofdstuk III en IV doen geen afbreuk aan de wettelijke regels inzake de proefperiode en de verkorte opzeggingstermijnen tijdens de eerste zes maanden van de dienstbetrekking. HOOFDSTUK VI. - Geldigheid
Art. 12.De opzeggingen betekend voor de inwerkingtreding van dit besluit blijven al hun gevolgen behouden.
Art. 13.Het koninklijk besluit van 14 december 2001 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor de voedingsnijverheid wordt opgeheven.
Art. 14.Dit besluit treedt in werking de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad .
Art. 15.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 juli 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978. Wet van 20 juli 1991, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1991.