gepubliceerd op 07 november 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 1 juli 1998 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 17 juli 1998 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen
17 JULI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 1 juli 1998 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 17 juli 1998 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 1 juli 1998 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 17 juli 1998 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 juli 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 1 juli 1998 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 17 juli 1998 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen Statuut van de syndicale afvaardigingen (Overeenkomst geregistreerd op 14 september 1998 onder het nummer 49148/CO/319.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.
Onder "werknemers" wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendenpersoneel. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen
Art. 2.Onverminderd de beschikkingen van de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 24 mei 1971 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen, aangevuld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1971, verklaren de werkgevers- en werknemersorganisaties welke zijn vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap dat de essentiële beginselen betreffende de bevoegdheid en de werkingsmodaliteiten van de syndicale afvaardigingen van het personeel worden bepaald door deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 3.De werknemers erkennen de noodzakelijkheid van een wettig gezag van de werkgevers en zij maken er een erepunt van hun werk plichtsgetrouw uit te voeren.
De werkgevers eerbiedigen de waardigheid van de werknemers en zij maken er een erepunt van hen met rechtvaardigheid te behandelen. Zij verbinden er zich toe hun vrijheid van vereniging en de vrije ontplooiing van hun organisatie in de inrichting direct noch indirect te hinderen.
Art. 4.De werkgeversorganisaties verbinden er zich toe aan hun aangeslotenen aan te bevelen, op het personeel geen enkele druk uit te oefenen om hen te beletten zich bij een vakbond aan te sluiten.
De werknemersorganisaties verbinden er zich toe onder eerbiediging van de vrijheid van vereniging, aan hun organisaties waaruit zij zijn samengesteld, aan te bevelen in de instellingen de praktijken van paritaire verhoudingen welke met de geest van de collectieve arbeidsovereenkomst stroken, na te leven.
Art. 5.De organisaties verbinden er zich toe hun aangesloten organisaties aan te bevelen : - respectievelijk de werkgevers en de syndicale afgevaardigden te verzoeken in alle omstandigheden blijk te geven van zin voor rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening welke bepalend zijn voor de goede sociale verhoudingen in de instelling; - er over te waken dat dezelfde personen de sociale wetgeving, de collectieve arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement naleven en hun inspanningen bundelen ten einde de naleving ervan te verzekeren.
Art. 6.De werknemersorganisaties verbinden er zich toe aan hun aangesloten organisaties aan te bevelen zich onderling akkoord te stellen en daartoe eventueel een beroep te doen op het verzoeningsinitiatief van de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap voor het aanwijzen of het verkiezen van een gemeenschappelijke syndicale afvaardiging in de instellingen, rekening houdend met het aantal leden waaruit zij moet samengesteld zijn en met het getal dat aan iedere vertegenwoordigde organisatie toekomt, en er voor zorgen dat de aangewezen afgevaardigden of voor verkiezing voorgedragen kandidaten worden gekozen op grond van hun gezag, waarover zij in het uitvoeren van hun functies moeten beschikken, evenals voor hun bevoegdheid. HOOFDSTUK III. - Oprichting en samenstelling van de syndicale afvaardiging
Art. 7.Alleen de erkende werknemersorganisaties vermeld in artikel 2 hebben het recht kandidaten voor te dragen voor de aanduiding of de verkiezing van de syndicale afvaardiging.
Art. 8.Een syndicale afvaardiging moet in elke zetel worden opgericht : a) welk gedurende de zes maanden vóór de aanvraag tot oprichting van een syndicale afvaardiging, ten minste over een gemiddelde bezetting van tien tewerkgestelde personen beschikt (onder tewerkgesteld personeel wordt verstaan al de personeelsleden onderworpen aan de wetten op de sociale zekerheid van de werknemers);b) wanneer de helft of meer van het in deze zetel tewerkgesteld personeel hierom verzoekt (het directiepersoneel, begrepen in de zin van de wettelijke beschikkingen inzake sociale verkiezingen voor de samenstelling van de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming van de werkplaatsen komen niet in aanmerking om deze meerderheid te bepalen).
Art. 9.Een syndicale afvaardiging moet eveneens worden opgericht wanneer een juridische "entiteit" met meerdere zetels in al deze zetels samen minstens tien personen tewerkstelt, en dat de helft of meer ervan - directiepersoneel niet medegerekend - hierom verzoekt.
Een syndicale afvaardiging kan eveneens worden opgericht wanneer meerdere juridische entiteiten < 10 werknemers, hiertoe een samenwerkingsakkoord sluiten als "groepering van ondernemingen" en aldus minstens 10 personen tewerkstellen die aan de wetten op de sociale zekerheid van de werknemers zijn onderworpen.
Art. 10.1. Wanneer één of meerdere werknemersorganisaties menen dat de voorwaarden voorzien onder artikelen 8 en 9 vervuld zijn, kunnen zij een aanvraag tot oprichting van een syndicale afvaardiging per aangetekend schrijven aan de werkgever richten. In geval slechts één werknemersorganisatie deze aanvraag indient, verwittigt zij ervan gelijktijdig de anderen. In deze brief moeten de werknemersorganisaties naar de beschikkingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst verwijzen. 2. Bij ontstentenis van enig antwoord van de werkgever binnen de dertig dagen, mag een vakbondsafvaardiging ambtshalve opgericht worden.3. Binnen dezelfde termijn mag de werkgever evenwel beslissen een beroep te doen op een geheim referendum, in samenwerking met de betrokken werknemersorganisatie(s) in te richten ten einde de vervulling te toetsen van de voorwaarden voorzien in artikel 8 b) . Hij bericht hierover per aangetekend schrijven de betrokken werknemersorganisatie(s). Een dergelijk referendum mag niet meer dan één keer per jaar ingericht worden, behalve indien de partijen er anders over beslissen. 4. In geval van geheim referendum, zullen de modaliteiten van de organisatie ervan, evenals de stemoptelling in gemeen overleg tussen de werkgever en de betrokken werknemersorganisatie(s) beslist worden. Deze modaliteiten kunnen zich laten leiden door de modellen die door het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap zullen worden uitgewerkt. Bij gebrek aan een akkoord over bedoelde modaliteiten zal op het verzoeningsbureau een beroep gedaan worden om een oplossing te zoeken. 5. Indien het resultaat van het referendum niet uitwijst dat de helft of meer van het personeel (directiepersoneel uitgezonderd) om de oprichting van een vakbondsafvaardiging verzoekt, dan zal deze evenwel toch aanvaard moeten worden als minstens 80 pct.van het personeel aan het referendum heeft deelgenomen en dat de helft van de deelnemers zich in de zin van een dergelijke oprichting uitspreekt.
Art. 11.De syndicale afvaardiging wordt samengesteld uit effectieve en plaatsvervangende afgevaardigden, waarvan het aantal als volgt wordt bepaald : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Indien het mandaat van een effectieve of plaatsvervangende afgevaardigde om gelijk welke reden een einde neemt tijdens de uitoefening ervan, heeft de werknemersorganisatie waartoe deze afgevaardigde behoort het recht de persoon aan te duiden die het mandaat zal voleindigen.
Art. 12.Om als afgevaardigde te mogen fungeren, moeten de personeelsleden aan de volgende voorwaarden voldoen op de datum van de aanvraag tot oprichting van de syndicale afvaardiging : 1) tenminste zes maanden "halftime" anciënniteit bezitten in de inrichting;2) niet zijn opgezegd;3) de pensioenleeftijd niet bereikt hebben;4) minstens 19 uur/week in de inrichting zijn tewerkgesteld;5) in de inrichting niet met een functie zijn belast welke met deze van syndicale afgevaardigde onverenigbaar is.
Art. 13.Het plaatsvervangend lid wordt geroepen om te zetelen in vervanging van een effectief lid : a) wanneer het effectief lid belet is om aan de vergadering deel te nemen;b) wanneer het mandaat van het effectief lid ten einde loopt in uitvoering van artikel 14 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 14.Het mandaat van de afgevaardigde loopt ten einde : 1. bij het verstrijken van de termijn;2. ingevolge schriftelijke ontslagneming aan de werkgever betekend;3. ingeval de afgevaardigde ophoudt tot het personeel te behoren;4. ingeval hij in de inrichting met een functie wordt belast welke onverenigbaar is met deze van syndicale afgevaardigde;5. zodra hij ophoudt te behoren tot de categorie van werknemers waarvoor hij werd afgevaardigd of gekozen.De werknemersorganisatie welke de afgevaardigde heeft voorgesteld, mag het voortlopen van het mandaat aanvragen bij aangetekende brief gericht tot de werkgever; 6. in geval van overlijden;7. in geval van terugtrekking van mandaat door de werknemersorganisatie waarvan de afgevaardigde lid is.
Art. 15.Het mandaat van afgevaardigde duurt vier jaar en is hernieuwbaar per aangetekend schrijven door de organisaties bepaald in artikel 7. Het aantal afgevaardigden mag gedurende de normale mandaattermijn niet worden gewijzigd.
Art. 16.§ 1. De betrokken werknemersorganisaties komen onderling overeen, gebeurlijk door zich te beroepen op de bemiddelende tussenkomst van de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap, om de effectieve en plaatsvervangende afgevaardigden van de syndicale afvaardiging aan te duiden.
De syndicale afgevaardigden worden aangesteld op basis van het gezag waarover ze moeten beschikken bij de vervulling van hun opdracht en ook van hun bekwaamheid welke een goede kennis van de inrichting en van de bedrijfstak vereist.
De werknemersorganisaties delen aan de werkgever de lijst van de effectieve en plaatsvervangende leden mede ten laatste binnen de zestig dagen welke volgen op het stilzwijgend of uidrukkelijk akkoord over de oprichting van een syndicale afvaardiging. § 2. Ingeval geen akkoord tot stand komt tussen de werknemersorganisaties, zal binnen de twee maand welke volgen op de notulen van niet-verzoening opgemaakt door de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap, worden overgegaan tot de verkiezing van de effectieve en plaatsvervangende afgevaardigden, volgens de procedure voorzien voor de comités voor preventie en bescherming. § 3. De syndicale afvaardiging treedt in werking vanaf de eerste dag van de maand volgend ofwel op de mededeling van de lijst van afgevaardigden voorzien in § 1 ofwel op de uitslag van de verkiezingen voorzien in § 2 van dit artikel. HOOFDSTUK IV. - Bevoegdheid van de syndicale afvaardiging
Art. 17.Deze heeft betrekking op : 1. de arbeidsverhoudingen;2. de onderhandelingen met het oog op het sluiten van collectieve overeenkomsten of akkoorden in de inrichting;3. het waken op de toepassing van de sociale wetgeving, van de collectieve arbeidsovereenkomsten, van het arbeidsreglement en de individuele arbeidsovereenkomsten;4. de naleving van de algemene beginselen bepaald bij artikelen 3 tot 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 18.Om de informatie aan de syndicale afvaardiging over de financiële situatie van de inrichting te verzekeren, verbindt de werkgever er zich toe de begroting en de jaarrekening mede te delen, opgesteld op basis van het door de subsidiërende overheid opgelegd boekhoudkundig plan. HOOFDSTUK V. - Werking
Art. 19.De syndicale afvaardiging mag na raadpleging van de directie mondeling of schriftelijk overgaan tot alle mededelingen welke nuttig zijn voor het personeel zonder dat zulks de organisatie van het werk mag verstoren. Deze mededelingen moeten van professionele of van syndicale aard zijn.
Art. 20.De informatie en de raadpleging van de personeelsleden door de syndicale afvaardiging kan eventueel gebeuren op algemene personeelsvergaderingen tijdens de diensturen, mits akkoord van de werkgever. Deze laatste mag dit akkoord niet om willekeurige redenen weigeren. Plaats en tijd van samenkomen worden met de directie minstens vierentwintig uren vooraf afgesproken. Gedurende deze vergaderingen moeten de diensten in alle afdelingen en leefgroepen van de inrichting voldoende worden verzekerd.
Art. 21.Ten einde de bijeenkomsten met de directie voor te bereiden kan de syndicale afvaardiging eveneens vergaderen tijdens de diensturen, volgens praktische schikkingen welke bij onderling akkoord worden vastgesteld tussen de directie en de syndicale afvaardiging. De syndicale afvaardiging beschikt over een krediet van twee uren per maand voor deze voorbereidende vergaderingen.
Art. 22.De directie van een instelling raadpleegt de syndicale afvaardiging wanneer belangrijke wijzigingen worden overwogen welke rechtstreeks de personeelsproblematiek beïnvloeden.
Art. 23.De directie en de syndicale afvaardigingen gaan de verbintenis aan met elkaar overleg te plegen telkens één van de partijen om een onderhoud verzoekt. Dit onderhoud moet binnen de acht dagen na de aanvraag plaatsvinden. De uren aan deze vergaderingen besteed worden als normale arbeidsuren beschouwd.
Art. 24.De syndicale afgevaardigden kunnen steeds beroep doen op de bijstand van vertegenwoordigers van hun werknemersorganisaties.
De directie kan zich laten bijstaan door vertegenwoordigers van haar werkgeversorganisatie.
Indien geen oplossing wordt gevonden kan de directie of syndicale afvaardiging beroep doen op de verzoeningsprocedure.
Art. 25.De tussen de syndicale afvaardiging en de directie gesloten schriftelijke akkoorden worden door de directie van de inrichting ter kennis gebracht van het personeel door aanplakking in de lokalen van de inrichting, behoudens wanneer het gaat om individuele gevallen.
Art. 26.De mogelijkheid voor de coördinatie tussen de syndicale afvaardigingen van verschillende zetels afhangende van een zelfde inrichtend bestuur wordt verzekerd voor het onderzoek van specifieke kwesties van gemeenschappelijk belang. HOOFDSTUK VI. - Statuut en rol van de afgevaardigde
Art. 27.Het mandaat van de syndicale afgevaardigde mag geen aanleiding geven tot enig nadeel of speciale voordelen voor diegene die het uitoefent. Dit betekent dat de afgevaardigden recht hebben op de normale promoties van de werknemersgroep waartoe zij behoren.
Art. 28.Bewust van de medeverantwoordelijkheid inzake personeelsproblematiek bekijkt en behandelt de afgevaardigde de gestelde problemen met de nodige objectiviteit.
Art. 29.Een afgevaardigde kan in alle omstandigheden met de directie spreken.
Art. 30.De afgevaardigde mag niet worden afgedankt om redenen welke eigen zijn aan de uitoefening van zijn mandaat.
De werkgever die voornemens is een syndicale afgevaardigde om gelijk welke reden, met uitzondering van dringende reden, te ontslaan, verwittigt voorafgaandelijk de syndicale afvaardiging evenals de werknemersorganisatie welke de kandidatuur van deze afgevaardigde heeft voorgedragen.
Deze verwittiging gebeurt bij aangetekend schrijven dat uitwerking heeft op de derde dag volgend op de datum van de verzending.
De betrokken werknemersorganisatie beschikt over een termijn van zeven dagen om mee te delen dat zij de geldigheid van de voorgenomen afdanking weigert te aanvaarden. Deze mededeling gebeurt bij aangetekend schrijven; de periode van zeven dagen neemt een aanvang op de dag waarop het door de werkgever toegezonden schrijven uitwerking heeft.
Het uitblijven van reactie van de werknemersorganisatie moet worden beschoud als een aanvaarding van de geldigheid van het voorgenomen ontslag.
Art. 31.Indien de werknemersorganisatie weigert de geldigheid van de voorgenomen afdanking te aanvaarden, heeft de meest gerede partij de mogelijkheid het geval aan het oordeel van het verzoeningsbureau van het Paritair Subcomité van de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap voor te leggen; de maatregel tot afdanking mag niet worden uitgevoerd tijdens de duur van de procedure.
Indien het verzoeningsbureau tot geen eenparige beslissing is kunnen komen binnen de dertig dagen van de aanvraag tot tussenkomst, wordt het geschil betreffende de geldigheid van de redenen welke door de werkgever werden ingeroepen om de afdanking te verantwoorden, aan de arbeidsrechtbank voorgelegd.
Art. 32.In geval van ontslag van een afgevaardigde wegens dringende reden, moet de syndicale afvaardiging daarvan onmiddellijk op de hoogte worden gebracht.
Art. 33.Een forfaitaire vergoeding is door de werkgever verschuldigd in navolgende gevallen : 1. indien hij een syndicale afgevaardigde ontslaat, zonder de in de artikelen 30 en 31 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde procedure na te leven;2. indien op het einde van deze procedure, de geldigheid van de redenen van afdanking, rekening houdend met de bepaling van voornoemd artikel 30, eerste lid, door het verzoeningsbureau of door de arbeidsrechtbank niet wordt erkend;3. indien de werkgever een afgevaardigde heeft ontslagen wegens dringende reden en de arbeidsrechtbank het ontslag ongegrond heeft verklaard;4. indien de arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens zware fout van de werkgever welke voor de afgevaardigde een reden is tot onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst. De forfaitaire vergoeding is gelijk aan het brutoloon van een jaar, onverminderd de toepassing van de artikelen 39 en 82 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Deze vergoeding is niet verschuldigd wanneer de syndicale afgevaardigde de vergoeding ontvangt bepaald in de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden, in de comités voor preventie en bescherming alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. HOOFDSTUK VII. - Procedure voor het regelen van de sociale geschillen, verplichtingen van de partijen in geval van geschil
Art. 34.De partijen erkennen dat de sociale conflicten een onmiddellijke terugslag kunnen hebben op de minderjarigen of de gehandicapte personen die door de voorzieningen worden opgevangen.
De partijen geven bijgevolg toe dat zij alles in het werk moeten stellen om elke voorbarige verklaring inzake staking of lock-out te vermijden.
Art. 35.In de veronderstelling dat er een probleem oprijst in de betrekkingen tussen de werkgevers en werknemers, moet in eerste instantie in de voorziening tussen de directie en de syndicale afvaardiging naar een oplossing worden gezocht.
Art. 36.Ingeval de onderhandelingen bedoeld in artikel 35 in de voorziening mislukken, heeft de meest gerede partij de mogelijkheid het geval aan het oordeel van het verzoeningsbureau van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap voor te leggen.
Art. 37.Wanneer al deze verschillende pogingen tot onderhandelingen zijn uitgeput en wanneer de werknemersorganisaties overwegen hun toevlucht tot staking te nemen, moeten deze laatsten een stakingsaanzegging van veertien (kalender)dagen indienen bij de voorzitter van het paritair subcomité en bij de werkgever.
Art. 38.Ondertekenende partijen nemen binnen het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap een beslissing in uitvoering van de wet van 19 augustus 1948 inzake vitale behoeften en de minimumprestaties waarvoor tot de algemeen verbindend verklaring zal verzocht worden bij de bevoegde overheid. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 39.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt vanaf de ingangsdatum de verdere toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op 30 november 1976, 30 september 1977, 29 september 1982 en 8 februari 1988, uitsluitend voor wat betreft de toepassing ervan op het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.
De syndicale afvaardigingen die overeenkomstig voormelde collectieve arbeidsovereenkomsten reeds zijn opgericht, blijven onverkort bestaan en vallen vanaf de ingangsdatum van deze overeenkomst onder de integrale toepassing ervan.
De syndicale afvaardigingen die in oprichting zijn op de ingangsdatum van deze overeenkomst worden volgens de bepalingen ervan verdergezet.
Art. 40.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking vanaf 1 juli 1998 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan worden opgezegd door elk van de partijen, mits een opzegging van zes maanden gericht bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.
De organisatie welke daartoe het initiatief neemt, verbindt er zich toe de redenen van haar opzegging bekend te maken en gelijktijdig amendementsvoorstellen in te dienen, waaromtrent de ondertekenende organisaties de verbintenis aangaan deze binnen de maand na ontvangst in de schoot van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap te bespreken.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX